Marck, Hendrik

Persoon
Herman Van Goethem (1998)
Volledige voornaam
Hendrik Frans Clément
Geboorte
Mechelen, 1 oktober 1883
Overlijden
Berchem (Antwerpen), 11 april 1957
Leestijd: 3 minuten

Behaalde in 1907 te Leuven het doctoraat in de rechten en vestigde zich te Antwerpen als advocaat. Reeds als student was Marck actief in Antwerpse sociale verenigingen van christen-democratische signatuur. In 1907 werd hij voorzitter van de toen opgerichte Federatie van Christelijke Dokwerkersbonden. In die leidende positie binnen de christelijke arbeidersbeweging ondertekende hij vaak flamingantische open brieven en petities. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was Marck vrijwilliger in het Belgisch leger. Vanaf december 1918 tot aan zijn dood in 1957 zetelde hij als volksvertegenwoordiger in de Kamer. Marck werd als parlementslid expert in sociale aangelegenheden (statuut van zeelieden, onderwijzers, bedienden) en inzake het leger. Hij trad vaak op als verslaggever voor militaire aangelegenheden en was nauw betrokken bij de landsverdediging als lid van de Gemengde Militaire Commissies in 1924, 1927, 1936 en 1946. In januari 1919 onthield hij zich samen met zes andere katholieke Vlamingen bij de stemming over een legerlichting, omwille van de taaltoestanden in het leger.

Marck ontpopte zich in de politiek onmiddellijk als strijdbaar flamingant. In de Katholieke Vlaamsche Kamergroep verdedigde hij bij de taalwetgeving de meest radicale standpunten, zowel inzake inhoud (algehele eentaligheid) als strategie (desnoods een regeringscrisis als breekijzer). Zijn standpunten ketsten er vaak af op een meer gematigde meerderheid. Ook in de plenaire vergaderingen viel zijn groot radicalisme op. Vaak klaagde hij van op het sprekersgestoelte de taaltoestanden aan, vooral in het leger en het gerecht. Hij nam ook initiatieven. Zo diende hij in 1921 samen met Alfons van Hoeck een amendement in op de legerwet om de gewestelijke rekrutering door te voren. Zelfs de Katholieke Vlaamsche Kamergroep volgde toen niet. In 1924 was hij medeondertekenaar van een wetsvoorstel waardoor wegens activisme geschorste ambtenaren door de gemeenteraden opnieuw in dienst konden worden genomen. Anderzijds keerde hij zich in de Katholieke Vlaamsche Kamergroep in 1926 tegen amnestie voor August Borms, omdat verklikkers volgens hem daarvoor niet in aanmerking mochten komen.

In 1926-1928 was Marck een drijvende kracht in de totstandkoming van de taalwet op het leger (7 november 1928). In deze jaren engageerde hij zich ook in de Berchemse gemeentepolitiek, onder meer als eerste schepen (1927-1937) belast met onderwijs.

Marck verbond zijn naam vooral aan de wet op het taalgebruik in rechtszaken, de zogenaamde wet-Marck van 15 juni 1935. Hij was de leidende kracht, als verslaggever in de Kamercommissie waar hijzelf de teksten uitwerkte, en als pleitbezorger in het parlement en er buiten. Op het congres van het Algemeen Christelijk Werk(nem)ersverbond te Luik in november 1935 sprak Marck zich kordaat uit tegen federalisme. Wel was hij, waar mogelijk, voorstander van een administratieve scheiding in de centrale diensten en besturen.

In 1936 werd Marck ondervoorzitter van de Kamer en in november 1937 minister van verkeerswezen (vanaf mei 1938 verruimd met post telegraaf telefoon-PTT en het Nationaal Instituut voor Radio-omroep-NIR). In deze hoedanigheid droeg hij bij tot de vernederlandsing van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen. In februari 1939 werd hij minister van openbare werken, en in april 1939 opnieuw minister van verkeerswezen, PTT en NIR. In december nam hij ontslag als minister na een financieel schandaal, ofschoon hemzelf geen enkele persoonlijke schuld trof.

Na de oorlog trad Marck minder op de voorgrond in de nationale politiek, maar vaak werd wel een beroep gedaan op zijn expertise. Als Kamerlid was hij nog nauw betrokken bij de totstandkoming van de wet van 30 juli 1955 die de taalexamens in het leger versterkte.

Literatuur

– M. Basse, De Vlaamsche Beweging van 1905 tot 1930, II, 1933.
– 'H. Marck', in Pourquoi Pas? (17 november 1933).
– H. Höjer, Le régime parlementaire belge de 1918 à 1940, 1946.
– E. Gerard, De Katholieke Partij in crisis. Partijpolitiek leven in België (1918- 1940), 1985.
– H. van Goethem, 'De Bond der Vlaamse rechtsgeleerden (1885-1964)', in H. van Goethem (ed.), Honderd jaar Vlaams rechtsleven, 1985, p. 13-199.
– id., De taaltoestanden in het Vlaams-Belgisch gerecht 1795- 1935 (Verhandelingen van de KAWLSKB, Klasse der letteren, jg. 52, nr. 134, 1990).
– R. Boijen, De taalwetgeving in het Belgisch leger (1830-1940), 1992.

Suggestie doorgeven

1975: Wim Van den Steene (pdf)

1998: Herman Van Goethem

Databanken

Inhoudstafel