Overmaas

Gebied
Redactie (2023, tekstredactie), Jan Goossens (1998)

De Overmaas is een historische regio tussen de Maas, de Belgisch-Nederlandse en Belgisch-Duitse grens.

Leestijd: 5 minuten

De Overmaas is het deel van België tussen de Maas, de Belgisch-Nederlandse grens, de Belgisch-Duitse grens en het Hertogenwald. Het omvat de grens tussen de Germaanse en de Romaanse dialecten.

Historisch slaat de term Overmaas op het geheel dat wordt gevormd door drie kleine territoria ten oosten van de Maas: de graafschappen Dalhem en Valkenburg en de heerlijkheid 's-Hertogenrade. De statenvergaderingen van deze territoria confedereerden zich in 1473 met die van het hertogdom Limburg tot de Staten van Limburg en de Landen van Overmaas. Deze bond gold als gewest als een van de zeventien Nederlandse Provinciën, hoewel hij geen eigen stadhouder had en een vrije federatie was. De naam Overmaas is blijven leven na 1661, toen delen van Dalhem, Valkenburg en 's-Hertogenrade Staats (Staats-Overmaze) en andere, samen met het gehele hertogdom Limburg, Spaans (Province de Limbourg et des Pays d'Outre-Meuse) werden.

Verhoogduitsings- en verfransingsproces

In Overmaas is tijdens het ancien régime het Nederlands de taal van school en administratie geweest, hoewel er ook teksten met een sterke oostelijke inslag bekend zijn. Er heeft de laatste eeuwen een verhoogduitsings- en een verfransingsproces plaatsgehad. Het eerste dateert van het begin van de 19de eeuw. Het werd grondig doorgevoerd in het deel dat in 1814 bij Pruisen gevoegd werd (Eupen en omgeving), maar zette over de toenmalige Pruisische grens geleidelijk verder naar het westen door, zoals blijkt uit de resultaten van de volkstellingen van 1846 tot 1890. De grens tussen de Nederlandse en de Duitse cultuurtaal stabiliseerde zich tussen enerzijds de Voerstreek Voeren
Lees meer
met Teuven, Remersdaal en Aubel-centrum (Nederlands) en anderzijds de Platdietse streek Platdietse streek
De Platdietse streek ligt in het noordoostelijke deel van de provincie Luik. De streek onderging achtereenvolgens een verhoogduitsings- en verfransingsproces. Lees meer
met Sippenaken, Homburg en Aubel-De Kluis (Duits). Het verhoogduitsingsproces is te beschouwen als de vervanging van een de dialecten overkoepelende verwante cultuurtaal door een andere, eveneens verwante cultuurtaal. Daarbij is de rol van een cultuurtaal in de 19de eeuw, door de uitbreiding van haar functies in school en administratie, veel belangrijker geworden dan in het ancien régime.

Op de verhoogduitsing in een deel van het gebied is een verfransingsproces in het gehele gebied gevolgd. Maar al tijdens het ancien régime was de grens tussen de Germaanse en de Romaanse dialecten in noordelijke richting verschoven. Van de 17de tot de 19de eeuw werden geromaniseerd: Saint-Jean-Sart (Sint-Jans-Raat, wijk van Aubel), Warsage (Weerst), Bombaye (Bolbeek) en Berneau, alle gelegen ten zuiden van de Voerstreek. De romanisering versnelde na de twee wereldoorlogen, hoofdzakelijk via de school en door het invoeren van het Frans als huistaal. Ze is het verst gevorderd in de zogenaamde Platdietse streek en in Aubel, die sinds de werking van de taalgrenswet van 1962 officieel tot Wallonië behoren. Hier spreekt de jongere generatie meestal geen Germaans dialect meer. Het verfransingsproces is in zijn tweede fase de vervanging van een Germaans dialect door de Franse cultuurtaal.

Wet op de taalgrens en de taalstatuten

Door de wet van 8 november 1962, in toepassing sinds 1 september 1963, werden de zes meest westelijke gemeenten - Moelingen, 's-Gravenvoeren, Sint-Martens-Voeren, Sint-Pieters-Voeren, Teuven en Remersdaal - bij de provincie Limburg gevoegd; de andere (in de Platdietse streek en het kanton Eupen, dat na de twee wereldoorlogen telkens bij België werd gevoegd) behoren tot de provincie Luik. Door de wet van 30 december 1975, in toepassing sinds 1 januari 1977, werd het aantal gemeenten in de Voerstreek tot één herleid, en in de Platdietse streek evenals in het kanton Eupen telkens tot drie.

Naar gelang van het taalstatuut kan men onderscheiden:

  1. de Voerstreek (gemeente Voeren): Nederlandstalig, met faciliteiten voor Franstaligen; 2. Aubel: Franstalig (sinds 1920); 3. Platdietse streek (gemeenten Baelen, Plombières en Welkenraedt): Franstalig, met de mogelijkheid om faciliteiten te verlenen aan anderstaligen. De gemeentebesturen maken hiervan echter geen gebruik; 4. het kanton Eupen (gemeenten Eupen, Kelmis en Raeren): Duitstalig, met faciliteiten voor Franstaligen.

De dialecten van Overmaas behoren tot het overgangsgebied tussen het Limburgs en het Ripuarisch. Dat van Moelingen is nog Centraal-Limburgs, dat van Hauset, Eynatten en Raeren al Ripuarisch. De belangrijkste dialectgrenzen zijn de zeggen/sagen-lijn (ten westen van Sint-Martens- en Sint-Pieters-Voeren) en de maken/machen- of Benrather-lijn (ten westen van Hauset, Eynatten en Raeren). De dialecten en de plaatsnamen van Overmaas behoren tot de best onderzochte van het Nederlandse en Duitse taalgebied.

Literatuur

- J. Langohr, Taaltoestanden in de gemeente Aubel, in: Verslagen en Mededeelingen der KVATL, 1914, pp. 98-108.
- W. Welter, Studien zur Dialektgeographie des Kreises Eupen, 1929.
- H. Bischoff, Die deutsche Sprache in Belgien. Ihre Geschichte und ihre Rechte, 1931.
- W. Welter, Zum Sprachenstreit im Nordosten der Provinz Lüttich, in: Rheinische Vierteljahrsblätter, jg. 1, 1931, pp. 157-175.
- J. Langohr, Le nord-est de la province de Liège et le canton d'Eupen, 1933.
- W. Welter, Die niederfränkischen Mundarten im Nordosten der Provinz Lüttich, 1933.
- E. Legros, La frontière des dialectes romans en Belgique, 1948.
- A. Boileau, Enquête dialectale sur la toponymie germanique du nord-est de la province de Liège, 1954.
- D. Magenau, Die Besonderheiten der deutschen Schriftsprache in Luxemburg und in den deutschsprachigen Teilen Belgiens, 1964.
- A. Verdoodt, Zweisprachige Nachbarn. Die deutschen Hochsprach- und Mundartgruppen in Ostbelgien, dem Elsass, Ost-Lothringen und Luxemburg, 1968.
- A. Boileau, Toponymie dialectale germano-romane du nord-est de la province de Liège, 1971.
- W. Jappe Albers, Geschiedenis van de beide Limburgen, 1972-1974.
- J. Cajot en H. Beckers, Zur Diatopie der deutschen Dialekte in Belgien, in: P.H. Nelde (ed.), Deutsch als Muttersprache in Belgien, 1979, pp. 151-218.
- A. Wynants, Taalovergang en taaltrouw in de Voerstreek sinds de aansluiting bij de provincie Limburg, in P.H. Nelde (ed.), Sprachkontakt und Sprachkonflikt, 1980, pp. 467-473.
- J. Cajot, Neue Sprachschranken im 'Land ohne Grenzen'? Zum Einfluss politischer Grenzen auf die germanischen Mundarten in der belgisch-niederländisch-deutsch-luxemburgischen Euregio, 1989.
- S. Vandermeeren, Spracheinstellungen links und rechts der Sprachgrenze. Eine kontaktlinguistische Umfrage im Vurgebiet und in Altbelgien Nord, 1993.

Suggestie doorgeven

1975: Jan Goossens (pdf)

1998: Jan Goossens

2023: Redactie

Inhoudstafel