Aerts, José

Persoon

De priester José Aerts (1914-1984), beter bekend onder zijn pseudoniem Albert Westerlinck, was dichter, schrijver en literair criticus. Hij was vanaf 1969 hoofdredacteur van het literair tijdschrift Dietsche Warande en Belfort.

Volledige voornaam
José Joris Maria
Pseudoniem
Albert Westerlinck
Geboorte
Geel, 17 februari 1914
Overlijden
Kasterlee, 30 april 1984
Leestijd: 11 minuten

Biografie

Aerts volgde zijn humaniorastudie aan het Sint-Aloysiuscollege in Geel, waar hij ook in contact kwam met de studentenbond van het Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond (AKVS) Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond
Het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond (1903-1935) was de organisatorische vormgeving van de katholieke Vlaamse studentenbeweging: een jeugdbeweging met plaatselijke bonden van ka... Lees meer
. Na zijn humaniora volgde Aerts de priesteropleiding aan het grootseminarie te Mechelen, waar hij in 1937 tot priester werd gewijd. Van 1937 tot 1941 studeerde hij Wijsbegeerte en Letteren aan de Katholieke Universiteit te Leuven. Hij werd er licentiaat in de Germaanse filologie met een licentiaatsverhandeling over De Psychologie van de Schwermut in de Kunst. Van 1941 tot 1943 was hij leraar aan het Sint-Romboutscollege in Mechelen. In die oorlogsjaren debuteerde hij als dichter met de bundel Bovenzinnelijk verdriet (1938), kort daarna gevolgd door Met zachte stem (1939) en tenslotte Aardsch en hemelsch (1943).

Vanaf 1943 was hij verbonden aan de Katholieke Universiteit te Leuven, eerst als assistent van professor Paul Sobry, vervolgens als lector, docent en vanaf 1954 als hoogleraar, belast met de colleges Nederlandse letterkunde en Europese en vergelijkende letterkunde. In 1952 was hij gepromoveerd tot doctor in de Wijsbegeerte en Letteren op het proefschrift De psychologische figuur van Karel van de Woestijne als dichter. In 1978 werd hij emeritus. De Katholieke Universiteit Nijmegen verleende hem in 1974 een eredoctoraat.

Al kort na zijn aanstelling in Leuven, in 1945, werd Aerts redactiesecretaris en in 1970 hoofredacteur van Dietsche Warande & Belfort Dietsche Warande en Belfort
Dietsche Warande en Belfort was een Vlaams tijdschrift voor literatuur- en geestesleven. Het ontstond in 1900 door de samensmelting van de tijdschriften Dietsche Warande en Het Belfort.... Lees meer
. Hij leidde dat tijdschrift tot zijn dood in 1984. In 1955 werd hij verkozen als lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde
De Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (KANTL, 1886) is een instelling die zich in de loop van haar geschiedenis heeft ingezet zowel voor taalculturele, -wetenschappeli... Lees meer
. Daarnaast was hij betrokken bij talrijke verenigingen en initiatieven. Hij was onder meer actief lid van de Nederlands-Vlaamse Gezelle-Thijmvereniging Gezelle-Thijmvereniging
De Gezelle-Thijmvereniging (1947-1952) was een katholieke culturele Nederlands-Vlaamse vereniging die na een veelbelovende start al vlug wegdeemsterde bij gebrek aan daadwerkelijke trekke... Lees meer
voor culturele uitwisseling en samenwerking (1947-1952), Vlaams voorzitter van de Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren
De Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren was een jaarlijkse conferentie, van 1951 tot 1983 belegd om de culturele contacten tussen Nederland en Vlaanderen te bevorderen. Lees meer
(1967-1982) en bestuurslid van Boekengilde De Clauwaert De Clauwaert
Boekengilde en cultuurvereniging De Clauwaert startte in 1948 met het uitgeven van literair werk van Vlaamse auteurs die met de repressie te maken hadden gekregen. Nadien werd de groep va... Lees meer
.

Voor zijn publicaties werd hij meermaals bekroond. Tweemaal werd hem de premie voor Letterkunde van de Provicie Antwerpen toegekend, namelijk in 1942 voor het manuscript van zijn essay Prosper van Langendonck. Diagnose van een ongeneeslijke ziel en in 1947 voor zijn monografie Het Schoone geheim der poëzie. Voor zijn studie over De psychologische figuur van Karel van de Woestijne kreeg hij zowel de Joris Eeckhoutprijs (1952-53) van de Koninklijke Academie als de Prijs der Scriptores Catholici (1953). Zijn Wereldbeschouwing van August Vermeylen werd bekroond met zowel de vijfjaarlijkse staatsprijs voor kritiek en essay (1956-1960) als de Prijs der Vlaamse Provincies (1960). De innerlijke wereld van Guido Gezelle werd bekroond met de Driejaarlijkse staatsprijs voor Kritiek en essay (1976-1978). In 1965 kreeg hij bovendien de prestigieuze Emile Bernheimprijs voor het tot dan toe verschenen werk. In 1981 ten slotte werd hij bekroond met de Driejaarlijkse staatsprijs ter bekroning van een schrijverscarrière.

Literatuurstudie en essayistiek

Al in zijn eerste literair-kritische publicatie, Luister naar die stem (1942) nam Aerts, onder zijn literaire pseudoniem Albert Westerlinck, duidelijke standpunten in: ‘Kunst moet uit het leven groeien. De poëzie mag niet ontaarden tot een spel met liefderijke vormen (…)’. Maar evengoed kantte hij zich tegen de opvatting die Wies Moens naar voren had geschoven in zijn brochure Nederlandsche Letterkunde van volksch standpunt gezien (1939). De noodzakelijke band tussen literatuur en volkskarakter en het bestaan van zoiets als een onwrikbaar en homogeen volkskarakter verwierp hij als onwetenschappelijk.

De belangstelling voor de menselijke stem, die opklinkt uit het literaire werk, is richtinggevend gebleven voor zijn verdere loopbaan. Ook in de titel van het handboek over poëzie, dat hij enkele jaren later publiceerde, Het schoone geheim der poëzie beluisterd niet ontluisterd (1946) spreekt diezelfde ontvankelijke houding. Maar tegelijk is er ook de aandacht voor het esthetische, niet als een vrijblijvend spel, maar als de manier waarop de menselijke stem zich ten diepste openbaart. Niet toevallig omvat dat handboek twee luiken: ‘Het gedicht als woordkunstwerk’ en ‘Het gedicht als levensboodschap’.

 Die complementaire benadering van het literaire werk komt duidelijk naar voren in zijn studies over twee van de dichters die hem blijvend fascineerden, Karel van de Woestijne Van de Woestijne, Karel
Karel van de Woestijne (1878-1929) was een Gentse dichter, prozaïst, criticus en journalist. Hij engageerde zich als gematigd flamingant binnen de Vlaamse beweging en was tijdens de Eerst... Lees meer
en Guido Gezelle Gezelle, Guido
Guido Gezelle (1830-1899) was een Vlaamse priester die de Vlaamse volkstaal verdedigde binnen het algemeen Nederlands. Hij verwierf grote bekendheid als lyrisch dichter van religieuze nat... Lees meer
. In 1952 verscheen zijn doctoraal proefschrift De psychologische figuur van Karel van de Woestijne als dichter. Een litterair-psychologische studie en vier jaar later Stijlgeheimen van Karel van de Woestijne. Een stijlkundig onderzoek. Op dezelfde manier schreef hij De innerlijke wereld van Guido Gezelle (1977) en anderzijds De taalkunst van Guido Gezelle (1980) en De oude taaltovenaar Guido Gezelle (1981).

In al zijn geschriften toonde Aerts zich een ruimdenkend en erudiet humanist, die zonder dogmatische standpunten in te nemen werkte en schreef vanuit de westerse christelijke traditie. Eenzijdigheid was hem vreemd: hij bestudeerde met een open geest de eigentijdse stromingen van de filosofie, de psychologie en de antropologie en maakte van die kennis gebruik om het literaire werk en de literaire persoonlijkheid te doorgronden. Daarbij verviel hij nooit in een vorm van biografisme met positivistische allures.

Hoeveel inzichten hij ook uit die ruime eruditie in zijn onderzoek integreerde, altijd bleef de literaire tekst zelf het uitgangspunt, niet de anekdotiek van een schrijversleven, niet een vooraf gegeven ideologie of levensbeschouwing en evenmin een strakke methode. Toen in de jaren 60 en 70 achtereenvolgens stromingen als de structuralistische linguïstiek, de literatuursociologie en de receptie-esthetica aanspraak maakten op wetenschappelijkheid, nam hij daar kennis van maar wees hij de dogmatische pretenties ervan af. En, ook al was zijn focus altijd de tekst zelf, ook het dogma van de volstrekte autonomie ervan wees hij af. In en doorheen vorm, stijl, woordkunst was hij op zoek naar de mens, de persoonlijkheid, het wereldbeeld die zich erin openbaren, die erdoor tot stand worden gebracht. Het is ook in die zin dat hij als wetenschapper en hoogleraar altijd geijverd heeft voor de literatuurwetenschap als een zelfstandige geesteswetenschappelijke discipline.

Diezelfde principes hanteerde Aerts, onder zijn literaire pseudoniem Albert Westerlinck, ook in zijn essayistisch en kritisch werk. Zowel in zijn kritische praktijk als in zijn talrijke reflecties daarop heeft hij zich afgezet tegen de eenzijdigheid van recensenten die hun oordeel louter op de literaire vorm of enkel op levensbeschouwing en moraal baseerden. In 1966 schreef hij in Dietsche Warande & Belfort, naar aanleiding van de afschaffing van de Kerkelijke Index van verboden boeken:

'Het kunstwerk is geen louter esthetisch object maar tevens een levensexpressie, die waarde heeft volgens de ruimte, diepte en genuanceerdheid van haar uitdrukkingskracht. […]
Elke gezonde literaire kritiek werkt in de buurt van het middelpunt dat ligt tussen de eenzijdige uitersten van het estheticisme en het louter wereldbeschouwelijke getuigenis.'

Voor Westerlinck zelf was zijn wereldbeschouwelijke ideaal personalistisch en humanistisch, op christelijke grondslag. In het belangrijke opstel, ‘Mijmeringen voor het morgenlicht, dat hij in het eerste naoorlogse nummer van Dietsche Warande & Belfort publiceerde, zijn de kernwoorden ‘tuchtvol’, ‘de volledige persoonlijkheid’, ‘orde’, ‘synthese’, ‘innerlijke cohaesie’, ‘rijpe gezondheid’, ‘beheerst’, ‘voornaam’, ‘verzoend’ en ‘evenwicht’.

In het culturele leven

Wanneer Leo Picard Picard, Leo
De vrijzinnige flamingant en journalist-publicist Leo Picard (1888-1981) engageerde zich in het activisme, maar sloeg al in de nazomer van 1915 een andere weg in en verhuisde naar Nederl... Lees meer
in 1950 in het Nieuw Vlaams Tijdschrift een opstel publiceerde met als titel ‘Het einde van het Vlaamse nationalisme en de bevrijding van de Flamingant’, waarin hij poneerde dat de enige rol van de Vlaamse beweging nog de strijd voor de taal Taal
De ontwikkeling van het Nederlands vormde tot diep in de 20ste eeuw een fundamenteel aandachtspunt in de Vlaamse beweging. De wijze waarop het geschreven en gesproken Nederlands gehanteer... Lees meer
moest zijn, reageerde Aerts met een vurig pleidooi voor een goed begrepen cultuurflamingantisme, ‘Meditatie van een “verouderd” cultuurflamingant’. De oorsprong van zijn Vlaamse bewustzijn legde hij bij de studentenbond van het AKVS, waarmee hij tijdens zijn collegejaren in contact was gekomen:

'Ik behoor tot de Vlaamse schrijvers, die aan het cultuurflamingantisme alles, maar ook alles hebben te danken. Ik ken honderden mensen die, zoals ik, aan het cultureel idealisme der Vlaamse Beweging heel hun opgang tot de wetenschap, tot de kunst, tot hun geestelijke roeping, tot hun maatschappelijke zending, hebben te danken. In een tijd toen het middelbaar onderwijs nog grotendeels franstalig was en van geen ‘cultuurflamingantisme’ mocht worden gerept in de schoollokalen, hebben wij in de Vlaamse studentenbonden leren houden van onze taal..'

Dat cultuurflamingantisme begrijpt hij als een bewustzijn van eigen geest en karakter, eigen waarden en eigen cultuur van een volk, wars van politiek nationalisme, van chauvinisme en valse romantiek. Met een verwijzing naar Vermeylens leuze dat wij moeten ‘Vlamingen zijn om Europeeërs te worden’ bepleit hij een doorleefd en open flamingantisme en ziet hij voor zichzelf en voor intellectuelen en cultuurdragers een taak van volksverheffing. Het is een taak die hij in zijn hele publieke leven een leidraad is gebleven.

In de naoorlogse jaren 1944-52, de gevoelige tijd van repressie en kerkelijk integralisme, kwam Aerts als jong docent en pas aangesteld redactiesecretaris van het katholieke Dietsche Warande & Belfort herhaaldelijk in botsing met de burgerlijke, kerkelijke en academische overheid. Juist zijn open, breeddenkende en tolerante houding tegenover andersdenkende of ‘foute’ schrijvers en kunstenaars noopte hem soms tot vinnige polemieken.

Opmerkelijk was de heftigheid waarmee hij zich in 1946 keerde tegen F.V. Toussaint van Boelare Toussaint, Fernand Victor
Lees meer
, die zich in zijn ogen had ontpopt tot ‘klein-inquisiteur’ en die zowel de Vereniging van Vlaamsche Letterkundigen Vereniging van Vlaamse Letterkundigen
De Vereniging van Vlaamse Letterkundigen (VVL), opgericht in 1907 te Antwerpen, pleitte voor culturele toenadering tussen Noord en Zuid. Tijdens de Eerste Wereldoorlog ontstonden interne... Lees meer
als de PEN-club en de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde  wilde zuiveren van schrijvers die zich tijdens de bezetting met de Duitsers hadden ingelaten. Vooral zijn hetze tegen Felix Timmermans Timmermans, Felix
Felix Timmermans (1886-1947) is de auteur van een omvangrijk en veelgelezen oeuvre. Tot zijn bekendste romans horen Pallieter (1916) en Boerenpsalm (1935). Tijdens de Eerste Wereldoorlog ... Lees meer
was Westerlinck een doorn in het oog: ‘een naargeestige inquisitie-zucht, blinde partijdigheid en giftig-polemisch geschrijf’. Een jaar later reageerde hij tegen de uitgesproken ideologische dimensie die de discussie in zijn ogen had gekregen in ‘Principieele beschouwingen na een polemiek’:

'De epuratie is meer nog dan na den vorigen oorlog tot een bestiaal anti-Vlaamsch pogroom ontaard, waarbij men ditmaal vooral met alle beschikbare middelen de katholieken wilde treffen. Op de gebieden van onderwijs en cultuur heeft men, vaak op de onrechtvaardigste en brutaalste wijze, vooral gepoogd de katholieke krachten neer te sabelen. In cultureele instellingen van den Staat en in officieele onderwijsinstellingen heeft men vooral de katholieken, om lichte fouten ofwel zonder schuld, gebroodroofd en vervolgd. Katholieke letterkundigen ondergingen hetzelfde lot, werden soms op de onrechtvaardigste wijze ontzet, vervolgd en beklad.'

Nog in 1950 noemde hij in een redactioneel standpunt van Dietsche Warande & Belfort Artikel 123 sexies van het Belgisch Strafwetboek ‘geweld tegen de geest’. Dat artikel hield onder meer een levenslang publicatieverbod in aan alle letterkundigen, journalisten en publicisten, die om een politiek delict waren gestraft en hun burgerrechten hadden verloren.

Hoe onverzettelijk hij ook was tegen wat hij de onverdraagzaamheid vond van de vrijzinnigen rond het Nieuw Vlaams Tijdschrift, met evenveel overtuiging verzette hij zich binnen en buiten de redactie van zijn eigen tijdschrift tegen ‘bekrompen clericalisme’. Tekenend voor die openheid was niet enkel zijn vriendschap met Gerard Walschap Walschap, Gerard
Gerard Walschap (1898-1989) was een Vlaamse auteur. Lees meer
maar ook een geruchtmakend incident rond de roman Joachim van Babylon van Marnix Gijsen. In 1951 had een pluralistisch samengestelde jury, waarvan Westerlinck deel uitmaakte, geadviseerd om de roman te bekronen met de literaire prijs van de provincie Antwerpen. Mede onder druk van de klerikale lobby weigerde de katholieke Bestendige Deputatie van de provincie om het advies van de jury op te volgen.

‘Pijnlijk en nefast clericalisme’ noemde Westerlinck het en het was meteen een gelegenheid om zijn literaire credo en dat van DWB bondig te formuleren tegen ‘het dom en nutteloos mierengevecht van clericalisme en anticlericalisme in het Vlaamse gehucht’:

'allen, die deze kleinzielige dorpspolitiek willen voortzetten, 't zij ze komen van links of van rechts, remmen de geestelijke opgang van ons volk naar geestelijke ruimte en grootheid, en het ligt in de traditie van ons tijdschrift dat zij hier worden bestreden.
Dat was voor honderd jaar een der bizonderste taken van Jozef Alberdingk Thijm: de liefde tot de zuivere notie van beschaving en humaniteit, zowel in het katholieke milieu als daarbuiten, te bevorderen.

Die verwijzing naar de Nederlandse katholieke letterkundige Alberdingk Thijm Alberdingk Thijm, Jozef
Jozef Alberdingk Thijm (1820-1889) was voortrekker van de katholieke emancipatie in Nederland en een veelzijdig man: handelaar, uitgever, architectuur- en kunstcriticus, kenner van de mid... Lees meer
, de stichter van Dietsche Warande Dietsche Warande
Dietsche Warande was een Tijdschrift voor Kunst en Zedegeschiedenis, onder redactie van Pieter Paul Alberdingk Thijm. Het was de Vlaamse voortzetting van het Nederlandse tijdschrift De Di... Lees meer
(1855), is niet toevallig. Aerts heeft altijd de noodzaak van een culturele eenheid tussen Noord en Zuid Nederland
Nederland is met Vlaanderen verbonden door de economische infrastructuur, de taal en de geschiedenis. Vanaf eind 18de eeuw kreeg die verbondenheid in taal en cultuur op uiteenlopende mani... Lees meer
bepleit. Hij deed dat door zijn blad open te stellen voor Nederlandse auteurs en redactieleden, in de Gezelle-Thijmvereniging, een contactforum dat met katholieke cultuurverenigingen en intellectuelen uit Noord en Zuid aan cultuurspreiding wilde doen en als Vlaams voorzitter van de Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren.

Werken

Luister naar die stem, 1942.
Het lied van Tantalus, 1944.
Prosper van Langendonck, 1946.
Het schone geheim der poëzie, 1946, 1950.
De psychologische figuur van Karel van de Woestijne als dichter, 1952.
Kan. Prof. Dr. P. Sobry. Twintig jaren hoogleraar te Leuven, 1952.
Stijlgeheimen van Karel van de Woestijne, 1956.
De innerlijke Timmermans, 1957.
Albrecht Rodenbach, 1958.
De wereldbeschouwingen van August Vermeylen, 1958.
Wandelen al peinzend, 1960.
Poëtisch panorama. Bloemlezing uit de dichtkunst van de Zuidelijke Nederlanden, 1830-1890, 1962.
Alleen en van geen mens gestoord, 1964.
Gesprekken met Walschap, 2 dln., 1969-1970.
Mens en grens. Over het mensbeeld in de moderne Europese literatuur, 1972.
Musica humana, 1973.
De innerlijke wereld van G. Gezelle, 1977.
Verwondering en rekenschap, 1978.
Taalkunst van G. Gezelle, 1981.
De oude taaltovenaar G. Gezelle, 1981.
De eerste rijpe jaren van K. van de Woestijne, 1982.
Wie was Hendrik Conscience?, 1983.

Literatuur

– L. Picard, Het einde van het Vlaamse nationalisme en de bevrijding van de Flamingant, in: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jg. 4, 1949-1950, pp. 877-904.
– M. Janssens en H. van Gorp, Prof. José. J. Aerts als hoogleraar en criticus, in: J.J. Aerts, Verwondering en rekenschap. 1978, pp. 7-16.
– Joos Florquin, Albert Westerlinck ‘De Biest’ Tervuursestraat 99’, 3000 Leuven, in: J. Florquin, Ten huize van… 15. 1979, pp. 9-46.
Dietsche Warande & Belfort, 130, 1985. ‘Over Albert Westerlinck’. Met daarin onder meer M.J.G. de Jong, Luister naar die stem. Albert Westerlinck als kritisch essayist, pp. 288-287, R.F. Lissens, Albert Westerlinck als literatuurwetenschapper in de vroege Leuvens context, pp. 312-319.
– R. Laermans, Het moeilijke midden tussen ethiek en esthetiek. Albert Westerlinck en de katholieke literatuur in Vlaanderen, 1945-1965, in: Ons Erfdeel, jg. 34, 1991, nr. 4, pp. 501-510.
– H. van Gorp, Aerts, José, pseud. Albert Westerlinck, in: Nationaal Biografisch Woordenboek, 20, 1193.

Suggestie doorgeven

1975: René F. Lissens (pdf)

1998: René F. Lissens (pdf)

2023: Hugo Brems

Databanken

Inhoudstafel