Belgische Revolutie

Gebeurtenis

De Belgische Revolutie is de naam van de opstand van 1830-1831 in de zuidelijke provincies van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden van koning Willem I. De opstand leidde tot de splitsing van het land en het ontstaan van België.

Alternatieve naam
Belgische Omwenteling
Belgische Opstand
Belgische Onafhankelijkheid
Periode
25 augustus 1830 -
21 juli 1831
Leestijd: 17 minuten

De Belgische Revolutie is de naam van de opstand van 1830-1831 in de zuidelijke provincies van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (VKN). Het VKN bestond uit twee landsdelen met eigen sociaaleconomische kenmerken, instellingen, tradities en politieke cultuur. Ook waren er verschillen op het vlak van taal, religie en economie. Koning Willem I nam maatregelen en voerde beleid om de constructie te doen slagen en bijvoorbeeld op economisch en educatief vlak waren er zeker verwezenlijkingen. Dit belette niet dat er in het Zuiden sprake was van ideologisch verzet tegen de uniformisatiepolitiek. In het bredere Europese en economische klimaat kwam het in de zomer van 1830 tot een revolutie. De revolutionaire beweging bestond uit goed opgeleide liberalen en liberaal-katholieke en republikeinse radicalen. Er kwam een hardhandige machtswissel die werd geconsolideerd in de oprichting van het Nationaal Congres en de grondwet van februari 1831. De Europese mogendheden speelden een beslissende rol in het succes van de revolutie.

De Belgische Revolutie van 1830-1831 was de opstand in de zuidelijke provincies van het Koninkrijk der Nederlanden van koning Willem I der Nederlanden der Nederlanden, Willem I
Willem I (1772-1843) was koning der Nederlanden van 1815 tot 1840, en dus ook tussen 1815 en 1830 (de jure tot 1839) van het zuidelijke deel daarvan. Zijn beleid inzake de nationale taal ... Lees meer
, ook bekend als het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (VKN). De revolutie resulteerde in de splitsing van het land en het ontstaan van een onafhankelijk België.

Hoewel de Belgische revolutie  in de historiografie steeds als een nationale opstand weergegeven wordt, is het toch interessant om in haar geschiedenis rekening te houden met het Vlaams-Waals-Brussels perspectief, gezien deze gebieden ook toen al op economisch en taal-cultureel vlak van elkaar verschilden en ook anders reageerden op de regeringspolitiek, op de oppositie en op de revolutionaire en postrevolutionaire processen.

Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en de zuidelijke oppositie

Na de nederlaag van Napoleon (1815) herstelden de mogendheden de oude monarchieën en wilden ze vooral vrede en stabiliteit in Europa brengen. In Nederland kon koning Willem I van Oranje-Nassau de Zuidelijke Nederlanden onderbrengen in het VKN. Het werd geen gemakkelijke hereniging. Sinds de Opstand van de 16de-17de eeuw hadden zich twee landsdelen met eigen sociaaleconomische kenmerken, eigen instellingen, eigen tradities en een eigen politieke cultuur ontwikkeld, die het eenmakingsproces geenszins vergemakkelijkten. De tegenstellingen situeerden zich op terreinen die juist krachtige instrumenten voor staats- en natievorming moesten zijn en er volgde ideologisch en sociaal verzet tegen de uniformisatiepolitiek. Zo was er de taal. Nog veel meer dan in het Noorden was het Frans in het Zuiden van het VKN de cultuurtaal geworden, niet enkel in de Waalse provincies, maar ook van de Vlaamse elite. Dat het Nederlands de officiële taal van het VKN werd, beviel enkel maar een kleine groep Nederlandstaligen uit Vlaamse steden. In kringen van de balie, de magistratuur, het middelbaar onderwijs en de culturele instellingen zaaide de taaldwang heel wat protest. Er heerste ontevredenheid omdat Franstaligen niet gemakkelijk konden doorbreken in de centrale administraties en in het leger. Zowel in Vlaamse als in Waalse provincies en al zeker in Brussel werd er verzet tegen aangetekend.

Op religieus vlak heerste er tussen het protestantse Noorden en het katholieke Zuiden heel wat wantrouwen. In het Zuiden was dat diepgeworteld en werkte de aanwezigheid van protestanten – ook al waren ze niet erg talrijk – polariserend. Hoewel Wallonië ook dergelijke oppositionele centra kende, waren ze in Vlaanderen toch talrijker en trof men ze onder meer aan in Antwerpen, Gent, Brugge, Leuven en zeker ook in kleinere gemeenten en bij de plattelandsclerus. Dat kerkelijke genootschappen voor Willem I zoveel mogelijk moesten fungeren als instrumenten van de overheidspolitiek werd door deze ultramontanen niet aanvaard. Zij wilden de bevoorrechte positie van de katholieken in het Zuiden hersteld zien en aanvaardden geenszins dat kerk en godsdienst onder toezicht van de overheid werden geplaatst. Liberalere katholieken kwamen op voor de vrijheid van godsdienst en onderwijs en wilden zich zo aan overheidscontrole onttrekken.

Het VKN kende bovendien gewesten met verschillende economische belangen. In het Noorden domineerde de handel en wilde men lage uitvoerrechten en in het Zuiden was de industrialisatie al op gang getrokken, waardoor het meer baat had bij protectie en douanerechten die rekening hielden met jonge industrieën. Het Zuiden had bovendien af te rekenen met een als bijzonder zwaar ervaren fiscaliteit. Vooral het maal- en slachtrecht, die voedsel en drank belastten, waren er erg impopulair, evenals de als zeer brutaal ervaren controlediensten. Wallonië verzette zich er evenzeer tegen, maar toch ging Vlaanderen er met zijn noodlijdende plattelandsgebieden kennelijk nog meer onder gebukt.

Ondanks deze tegenstellingen zette Willem I zich er alleszins voor in om zijn constructie te doen slagen. Hij zorgde ook in het Zuiden voor een draagvlak binnen de elite en voor verwezenlijkingen die een blijvende invloed uitoefenden. Voor de zuidelijke industrialisatie, de nijverheid, de handel, de scheepvaart en de financiële wereld was Willems interventiepolitiek zonder meer van belang. Hij zorgde namelijk voor instellingen die kapitaal vrijmaakten voor de mechanisatie en voor het bereiken van afzetmarkten via infrastructuur en transport. Tussen Vlaanderen en Wallonië was er een zeker evenwicht. De zuidelijke ondernemers waardeerden de inspanningen voor de Vlaamse textielnijverheid en de Antwerpse havenactiviteiten. In Wallonië kreeg dan weer de zware nijverheid vooral steun. In Brussel zag de Société Générale als financieel centrum het licht, zij het met bijkantoren zowel in Vlaamse als Waalse industriesteden. Deze steun ging echter grotendeels ten koste van de traditionele en niet-gemechaniseerde sectoren. Wie van de landbouw en aanverwante producten leefde, zag met ongenoegen alle kredieten naar de moderne industrie gaan. In Vlaanderen had de linnennijverheid al ernstig te lijden van de gemechaniseerde textielindustrie en dat arme platteland moest het zonder regeringshulp stellen.

Onderwijs, wetenschap en cultuur werden wel goed gestimuleerd. In het Zuiden werd overal voorzien in rijkslagere scholen, kweek- en methodenscholen, onderwijsgenootschappen, diploma-vereisten, inspecties en verbeterde leerinhouden. In Vlaanderen zorgde het Nederlands niet voor echte problemen en kon er zelfs een inhaalbeweging ingezet worden. In Wallonië rees er wel verzet tegen het Nederlands, ook al waren er leraren en professoren die er zich voor inzetten. De universiteiten ontvingen eveneens belangrijke impulsen. In Vlaanderen kregen Gent en Leuven hun universiteit en in Wallonië was dat Luik. Brussel werd gecompenseerd door het herstel van de Academie en door de oprichting van meerdere wetenschappelijke instellingen. Literaire genootschappen en ook Franstalige publicisten kregen volop ondersteuning om de Nederlandse taal en literatuur te promoten.

Het regime van Willem I was echter ook een typisch restauratieregime, waarin oude en nieuwe politieke stromingen werden samengebracht. Vroegliberale krachten vielen de conservatieve concepten aan (een sterke monarchie die zich boven de grondwet en het parlement stelde, beperkte politieke inspraak en parlementaire controle, een adel met belangrijke posities, etc.). In het Zuiden was die liberale stroming al in sterkere mate doorgedrongen dan in het Noorden. Op dit vlak zien we wel grotere verschillen tussen de zuidelijke landstreken. Luik en Brussel waren stuwende krachten voor het liberalisme, terwijl Leuven en Gent wel een aantal spilfiguren leverden, wat ook voor een paar West-Vlaamse centra gold, maar in Vlaanderen overheerst zeker niet het vroege liberalisme. Aan de linkerzijde van deze groep bevonden zich ook republikeinse radicale opposanten, die bij het jakobijnse denken aanleunden. Ook zij waren in meerderheid uit Brussel en Waalse steden afkomstig. De katholieke republikeinen, die na 1830 het gedachtegoed van Lamennais opzochten, kwamen wel in hoofdzaak uit de Vlaamse provincies. Gent was zowel voor de radicale als voor de katholieke democraten een belangrijk centrum.

Deze jonge generatie goed opgeleide liberalen, liberaal-katholieke en republikeinse radicalen, zochten toenadering tot elkaar en maakten gebruik van de pers en van succesvolle grootschalige petitie-acties om heftig oppositie te voeren. En ook op dit terrein lieten de Vlaamse provincies zich goed gelden, niet zozeer in de grote steden, maar wel op het platteland. De Waalse provincies kenden globaal gezien alleszins veel lagere cijfers. De regering en vooral minister van Justitie Cornelis van Maanen Van Maanen, Cornelis
Cornelis van Maanen (1769-1849) was vele jaren minister van Justitie onder Willem I en architect van diens taalbeleid. Lees meer
, beantwoordden deze oppositie met harde repressie en bliezen op die wijze de bruggen met deze opposanten op. De zuidelijke ministers zagen dat met ongenoegen gebeuren. Vreedzaam overleg ligt nu niet meer voor de hand. Er ontstond ruimte voor extremisme dat zich in 1830 in een revolutionaire beweging ontlaadt.

De revolutionaire gebeurtenissen van 1830-31

De harde kern van deze oppositiebeweging radicaliseerde in de zomer van 1830. Ze zocht een bredere achterban bij ambachtslui, dienstpersoneel, arbeiders, dagloners en vooral werklozen. De economische crisis die in datzelfde jaar heerste, deed het sociale protest in deze kringen toenemen. De regering en de ondernemers werden er verantwoordelijk voor gesteld. De revolutionairen konden dit protest bovendien aangrijpen om gewelddadige acties los te maken voor hun eigen politieke doelstellingen: de scheiding tussen Noord en Zuid. In Parijs hadden revolutionairen het restauratieregime in juli 1830 omvergegooid. Deze gebeurtenissen stimuleerden ontegenzeggelijk de Belgen. Ze kregen trouwens hulp van Franse oud-militairen die in Brussel als echte geweldentrepreneurs optraden. De voorstelling van de vrijheidsstimulerende opera De Stomme van Portici werd eind augustus het sein voor de eerste rellen in de hoofdstad. De krachten van de Belgische revolutionairen werden door de koning en de regering ernstig onderschat. Verkeerde inschattingen hadden tot gevolg dat men veeleer achter de gebeurtenissen aanholde. Zo trad het leger eind augustus 1830 nauwelijks op en haalde de koning de gematigde oppositie naar de Staten Generaal in Den Haag, zodat die de radicalen in Brussel nog moeilijk kon intomen. Door het leger werden vervolgens een paar tactische fouten gemaakt. De jonge bevelhebber, prins Frederik, stelde na vier dagen en talrijke doden en gewonden een einde aan de Brusselse Septembergevechten. Het werd het begin van de terugtocht van het leger van Willem I uit het Zuiden. De Belgen hadden ondertussen vrijwilligerskorpsen tot stand gebracht om de gevechten buiten Brussel aan te binden. Daar waar die korpsen voorheen voor bijna 90% samengesteld waren uit Brusselaars, rekruteerde men nu ook in andere streken, zowel onder Vlaamse als onder Waalse lagere sociale groepen. De Antwerpse citadel en de Maastrichtse vestingstad bleven in handen van het Noorden en ook de grenzen van het oude Nederland worden met succes beschermd, maar de andere zuidelijke gebieden kwamen in handen van de Belgische revolutionairen.

Op een hardhandige wijze voltrokken de Belgen nu de machtswissel. Afzettingen en epuraties vonden systematisch plaats. Wie aangevallen werd of zich bedreigd voelde, vluchtte. Bestuurders, burgemeesters, magistraten, journalisten, professoren en vooral belastingambtenaren zochten het Noorden op, of Aken of Rijsel. Ballingengemeenschappen ontstonden op die manier. Noord-Nederlanders die zich in het Zuiden hadden gevestigd, waren niet langer welkom en verlieten hals over kop het land. In Brussel werden overheidsgebouwen en woningen van gekende koningsgezinden geplunderd en vernield. Vooral radicale republikeinen, met de West-Vlaming Constantin Rodenbach op kop, slaagden er vervolgens in om in november 1830 de voor de koning vernederende uitsluiting van de Nassaus van de Belgische troon aanvaard te krijgen.

Die stemming vond plaats in het Nationaal Congres, de constituante die ondertussen door cijnskiezers was verkozen en begin februari 1831 klaar was met de nieuwe grondwet. In vergelijking met de grondwet van 1815 was die heel wat moderner. De adellijke posities werden teruggedrongen, het representatieve systeem sloot wat dichter aan bij de samenleving, het monarchale karakter werd behoorlijk afgezwakt in het voordeel van het parlement, en de pers en de publieke opinie werden beter beschermd. Het pragmatische conservatisme had echter ook voor een aantal behoudende elementen gezorgd: de keuze voor de monarchie, adelverheffingen door de vorst, de senaat die langs een omweg adel en grootgrondbezit bevoordeligde, en de hoge kiescijns die de Kamer van Volksvertegenwoordigers een elitair karakter liet behouden. De katholieken boekten ook heel wat successen. Het seculiere model van 1815 werd afgezwakt en de katholieken slaagden erin heel wat beschermende maatregelen af te dwingen. Welke politieke verhoudingen lagen aan de basis van deze compromistekst? Als we naar de globale samenstelling van de constituante kijken, dan waren de verschillende politieke stromingen in alle provincies aanwezig. Maar er waren wel accentverschillen, zeker tussen stad en platteland, maar ook tussen de Vlaamse en de Waalse provincies. Wallonië en Franstalig Brussel telden meer Fransgezinden, meer radicalen en meer gematigde en antiklerikale liberalen. Vlaanderen had dan weer meer katholieke conservatieven, democratische katholieken en priesters verkozen. Dit is bovendien een verhouding die we nog in sterkere mate aantreffen als we de veel kleinere groep bijzonder actieve grondwetgevers in ogenschouw nemen.

Van bij de aanvang van de revolutie in september 1830 ontstond er met het orangisme Orangisme
Het orangisme is de verzamelterm voor het verzet tegen de Belgische afsplitsing van het Koninkrijk der Nederland onder leiding van Willem I van Oranje. Lees meer
echter een tegenbeweging die gedragen werd door de meerderheid van de zuidelijke elite. Zij wilden van geen scheiding weten. Maar om een contrarevolutie te doen slagen had men het Nederlandse leger nodig en dat bleek een zwak punt. Zo werd in de lente van 1831 geen gebruik gemaakt van de crisisperiode waarin de Belgische revolutionairen zich bevonden nadat hun voorstel om de zoon van de Franse koning als monarch te verkiezen werd afgewezen. De voorbereide orangistische coups slaagden niet en het gezag kon de revolutionairen niet ontnomen worden. Vooral de radicalen redden de revolutie.

Deze ontwikkeling had ook veel te maken met de opstelling van de Europese mogendheden. In Nederland wordt zoals verwacht met grote verontwaardiging op de Belgische opstand gereageerd. De nationalistische opstoot tijdens de Tiendaagse Veldtocht van begin augustus 1831 was er bijzonder heftig en het leger onder leiding van de kroonprins viel aan en behaalde verschillende overwinningen. De Franse militaire interventie, met goedkeuring van Engeland, belette echter dat het succes kon worden verzilverd. Tot de lente van 1831 had Engeland een scheiding van Noord en Zuid met de prins van Oranje op de troon de beste oplossing gevonden. Het wilde Frankrijk immers in de hand houden door ermee samen te werken. Een Europese oorlog moest te allen tijde vermeden worden. Maar als de orangistische coups mislukten dan opteerde Engeland voor zijn andere kandidaat, prins Leopold van Saksen-Coburg van Saksen-Coburg, Leopold I
Leopold I (1790-1865) was de eerste koning der Belgen. Hij werd als prins uit het hertogelijk huis van Saksen-Coburg-Gotha in 1831 vanwege zijn uitgebreid Europees netwerk tot de Belgisch... Lees meer
, en op 21 juli 1831 legde hij als koning der Belgen de eed aan de grondwet af. De voorstanders van een onafhankelijk België kregen dus de steun van de Europese mogendheden tijdens de lange periode (1831-1838) dat Willem I tevergeefs volhardde in zijn poging om, samen met de Belgische orangisten, het Zuiden terug te winnen.

Maar ondertussen waren de revolutionairen al volop actief als Belgische natiebouwers.. De voorstanders van het Frans waren nu aan de macht. Ze hadden een heel sterk geloof in de unificerende rol van het Frans, de taal van de overwinnaar en van de vrijheid en de onafhankelijkheid, de taal van de beschaving, de vooruitgang en de moderniteit en die voor de eenheid van heel België kan zorgen. Franstalige Walen, Brusselse Franstaligen, Vlamingen uit Franstalige kringen die zich in het VKN benadeeld hadden gevoeld, maakten nu van het Frans de taal van de centrale administratie, het gerecht, het middelbaar en het hoger onderwijs, en het leger. Hun taalpolitiek kan dus ook in termen van revanche worden gezien. Het Nederlands was zo zijn dominante status kwijt en in Wallonië verdween de behoefte om de taal te leren.

Toch kwam er al vrij snel verzet tegen deze taalpolitiek die met het Nederlands in Vlaanderen nog weinig rekening wil houden. Ondanks de verfransende politiek van het nieuwe regime was er in Vlaanderen nog steeds sprake van een bepaalde aanhang, die tijdens het VKN overigens een boost had gekregen. In de administratie van kleine steden en op het platteland bleef de taal gehandhaafd, honderden ambtenaren bedienden er zich dus nog van, en ook in het lager onderwijs werd ze gebruikt. Er waren trouwens ook nog andere sectoren gevoelig voor het Nederlands: literaire genootschappen, de pers, drukkerijen, uitgeverijen, boekhandels, bibliotheken, en toneel, terwijl het Nederlands de taal was gebleven van de middenklasse en de lagere sociale groepen. Kwantitatief moet de achterban dus niet onderschat worden, terwijl er een activistische groep ontstond die weerwerk ging bieden aan het oprukkende Frans binnen de elite en de strijd voor het Nederlands aanbond. Ze behoorden vooral tot literaire en andere intellectuele kringen.

In die ontwakende Vlaamse beweging kunnen er tweegroepen worden onderscheiden. De meerderheid was aanvankelijk orangistisch, met het zwaartepunt in Gent en Antwerpen. Zij wilden de banden met de Nederlandse taal en cultuur van het Noorden behouden, maar naarmate België geconsolideerd raakte en de repressie tegen het orangisme toenam, bekeerden ze zich tot het binnenkamers orangisme of zochten ze zelfs de samenwerking met de regering op, in ruil voor steun aan hun literaire activiteiten. Deze strategie stelde hen tevens in de staat contacten uit te bouwen met een deel van de katholieke Vlaamsgezinden uit Leuvense universitaire en Mechelse opgeleide kringen, die weliswaar patriotten waren maar in hun strijd tegen het Frans in Vlaanderen de taal-culturele steun uit het Noorden wel zagen zitten. Zij wilden geen België dat gevaar liep opgeslorpt te worden door alles wat Frans was. Dat ze toegang hadden tot de Belgische machtscentra werkte eveneens in hun voordeel. Traditionalistisch gezinde patriotten, die tevens sterk anti-Hollands waren en veel geestelijken in hun rangen telden, vormden aanvankelijk echter de meerderheid in de katholieke groep. De revolutie had dus zonder meer verdeeldheid in Vlaamsgezinde kringen gecreëerd. Maar toch zou de samenwerking tussen orangistische compromisbereide flaminganten en de katholieken uit hoger opgeleide kringen het startsein worden voor de vroege Vlaamse beweging waarbinnen vooral de (oud)orangisten ervoor zouden zorgen dat er geen onherstelbare breuk tussen Vlaamse en Noord-Nederlandse letterkundigen zou ontstaan.

Literatuur

- A. Simon, L’Eglise catholique et les débuts de la Belgique indépendante, 1949.
- H. Haag, Les origines dus catholicisme libéral en Belgique, 1789-1839, Leuven, 1950.
- J. Gilissen, La constitution belge de 1830: ses sources, ses influences,in: Res Publica, 1968, pp. 107-141.
- H. Coppejans De Gentse vlasindustrie vanaf het einde van de XVIIIe eeuw tot de oprichting van de grote mechanische bedrijven (1838), 1969.
- A. Deprez, De jonge Snellaert (1809-1838), 1970.
- A. Vermeersch, Vereniging en revolutie. De Nederlanden, 1814-1830, 1970.
- H. Elias, Geschiedenis van de Vlaamse gedachte, 1971, dl 4.
- E. Lamberts, Kerk en liberalisme in het bisdom Gent, 1821-1857. 1972.
- E. Witte, Politieke machtsstrijd in en om de voornaamste Belgische steden, 1830-1848, 1973.
- M. Magits, De Volksraad en de opstelling van de Belgische grondwet van 7 februari 1831, Vrije Universiteit Brussel, onuitgegeven proefschrift, 1977.
- A. Cordewiener, Organisations  politiques et milieux de presse en régime censitaire. L’expérience liégeoise de 1830 à 1848, 1978.
- P. Lefèvre, La révolution de 1830 à Mons (1er août - 1er octobre 1830), 1979.
- J. Logie, 1830 : de la régionalisation à l'indépendance, 1980.
- Themanummer over 1830 van het Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, jg. 12, 1981, nr. 3.
- A. Vermeersch, Ontstaan, personele en structurele ontwikkeling van de Brusselse opiniepers, 1814-1830, Universiteit Gent, onuitgegeven proefschrift, 1981.
- Acta: Colloquium over de Belgisch-Nederlandse betrekkingen tussen 1815 en 1945, 1982.
- J.W. Rooney, Revolt in the Netherlands. Brussels 1830, 1982.
- A. Smits, 1830. Scheuring in de Nederlanden, 1983 en 1999.
- D.P. Blok, W. Prevenier en D.J. Roorda (ed.), Algemene Geschiedenis der Nederlanden, 1983.
- J. Gilissen, De eerste administratieve organisatie van de Tijdelijke regering (september 1830- februari 1831), in: Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis, 1984, nr. 4., pp. 301-342.
- E.H. Kossmann, De Lage Landen, 1780-1980. Twee eeuwen Nederland en België, 1986.
- L. François, Elite en gezag : analyse van de Belgische elite in haar relatie tot de politieke regimewisselingen, 1785-1835, Universiteit Gent, onuitgegeven proefschrift, 1987.
- J.S. Fishman The London Conference of 1830 and the Belgian Revolt, 1988.
- C. Tamse en E. Witte (red.), Staats- en natievorming in Willems I’s koninkrijk, 1814-1830, 1992.
- J.P.Nandrin, La justice de paix à l'aube de l'indépendance de la Belgique (1832-1848): la professionnalisation d'une fonction judiciaire, 1998.
- H. Van Goethem, De taaltoestanden in het Vlaams-Belgisch gerecht, 1795-1935, 1990.
- M. De Vroede Van schoolmeester tot onderwijzer, 1999.
- A. Deprez e.a. (red.), Hoofdstukken uit de geschiedenis van de Vlaamse letterkunde in de negentiende eeuw, 2003.
- J. van Zanten, Schielijk, winzucht, zwaarhoofd en bedaard. Politieke discussie en oppositievorming, 1813-1840, 2004.
- R. Falter, 1830: de scheiding van Nederland, België en Luxemburg, 2005.
- P. van Velzen, De ongekende ministeriële verantwoordelijkheid : theorie en praktijk 1813-1840, 2005.
- N. van Sas , De metamorfose van Nederland, 1750-1900, 2005.
- J. Janssens, De helden van 1830: alle feiten en mythes, 2005.
- P. Rietbergen en T. Verschaffel (red.), De erfenis van 1830, 2006.
- E. Witte, De constructie van België (1828-1847), 2006.
- F. Judo en S. van de Perre, De prijs van de scheiding. Het uiteenvallen van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, 1830-1839, 2007.
- G. Janssens en K. Steyaert, Het onderwijs van het Nederlands in de Waalse provincies en Luxemburg onder koning Willem I, 1814-1830, 2008.
- M.R. Thielemans Goswin, baron de Stassart 1780-1854 : Politique et franc-maçonnerie, 2008.
- G.Deneckere, Leopold I : de eerste koning van Europa, 2011.
- R. Vosters en J. Weijermars, Taal, cultuur en natievorming onder Willem I, 2011.
- J. Weijermars, Stiefbroeders. De Zuid-Nederlandse literatuur en het literaire bedrijf in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, 1814-1834, 2012.
- L. Stynen, Jan Frans Willems: vader van de Vlaamse beweging, 2012.
- E. Witte: De Brusselse voorgeschiedenis van de Vlaamse Academie te Gent: compromisvorming tussen flaminganten en unionisten (1836-1946), in: Verkenningen in de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 2013, nr.2.
- E. Witte, Het verloren koninkrijk. Het harde verzet van de Belgische orangisten tegen de revolutie, 1828-1850, 2014.
- E. Witte, Hoe oranjegezind waren de taalminnaren?, in: Wt. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 73, 2014, nr. 2, pp. 105-129.
- R. Aerts en G.Deneckere, Het (on)verenigd koninkrijk 1815-1830-2015, 2015.
- F .Judo en S. van de Perre (red.), Belg en Bataaf. De wording van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, 2015.
- A. Alen e.a. (red.), De Grondwet van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden van 1815, 2016.
- S. Marteel, The intellectual origins of the Belgian Revolution: political thought and disunity in the Kingdom of the Netherlands, 1815-1830, 2018.
- J. Tollebeek e.a. (red.), De wereld van de Zuidelijke geleerden. De Académie royale des Sciences et Belles-Lettres de Bruxelles onder Willem I, 2018.
- E. Witte De Belgische republikeinen. Radicalen tussen twee revoluties,1830-1850, 2020.
- B. Deseure e.a. (red), Sovereignty, Civic Participation and Constitutional Law. The People versus the Nation in Belgium, 2021.
- M. Meirlaen e.a. (red.), Een wereld van verschil? De zuidelijke rijksuniversiteiten in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, 2021.

Suggestie doorgeven

1973: Mark D'hoker (pdf)

1998: Luc François (pdf)

2023: Els Witte

Databanken

Inhoudstafel