van Saksen-Coburg, Leopold I

Persoon
Stefaan Marteel (2023)

Leopold I (1790-1865) was de eerste koning der Belgen. Hij werd als prins uit het hertogelijk huis van Saksen-Coburg-Gotha in 1831 vanwege zijn uitgebreid Europees netwerk tot de Belgische troon geroepen. Ondanks zijn conservatieve overtuiging maakte hij zich de rol van constitutioneel monarch succesvol eigen.

Alternatieve naam
Leopold I van België
Geboorte
Coburg, 16 december 1790
Overlijden
Laken, 10 december 1865
Leestijd: 18 minuten

Prins van Saksen-Coburg-Saalfeld/Gotha

Prins Leopold, de latere eerste koning van België, werd op 16 december 1790 geboren als achtste kind, en derde zoon, van Frans van Saksen-Coburg-Saalfeld en Augusta van Reuss-Ebersdorf en Lobenstein. Zijn vader was de zoon en erfopvolger van de hertog van het kleine Duitse staatje Saksen-Coburg-Saalfeld (vanaf 1826 Saksen-Coburg-Gotha). Leopold werd op streng Lutherse wijze opgevoed binnen de Coburgse hertogenfamilie in het kasteel Ehrenburg en zou tot zijn dood het protestantisme trouw blijven. Na het huwelijk van zijn zus Juliana met de broer van de Russische tsaar Constantijn werd de vijfjarige Leopold officier, en enkele jaren later generaal, in het Russische leger. In die hoedanigheid verzocht hij in 1805 tevergeefs zich bij het Russische leger aan te sluiten in de derde coalitieoorlog tegen Napoleon. In 1807 verbleef Leopold met zijn broer, hertog Ernst I, in Parijs om de zaak van het door de oorlog zwaar beproefde Saksen-Coburg-Saalfeld te bepleiten. Hij maakte indruk op keizerin Joséphine, en op de keizer zelf, die hem in zijn mémoires omschreef als ‘de mooiste prins die hij ooit gezien had in de Tuilerieën’. In de jaren nadien deed hij ook andere Europese staten aan en bekwaamde zich in de diplomatie.

Bevrijdingsoorlogen en Congres van Wenen

Toen na Napoleons fatale veldtocht tegen Rusland in 1812 de Europese mogendheden opnieuw tegen Frankrijk mobiliseerden, sloot Leopold zich aan bij het Russische hoofdkwartier in Polen en was daarmee de eerste prins uit de Rijnbond (de confederatie van Duitse staten in 1806 opgericht door Napoleon) die de wapens opnam tegen de keizer. Tijdens de ‘bevrijdingsoorlogen’ van 1813 maakte hij zich bij gevechten rond Kulm verdienstelijk als hoofd van een regiment en werd hiervoor door de tsaar onderscheiden. Later ontving hij ook een Oostenrijkse onderscheiding en uit de handen van de Pruisische koning het Kulmer kruis. Op zijn nochtans beperkte wapenfeiten in de strijd tegen Napoleon zou Leopold zich zijn hele leven laten voorstaan. Hij geraakte ook helemaal in de ban van het groeiende Duitse nationalisme, dat zich niet alleen tegen de napoleontische overheersing, maar toenemend ook tegen de ideeën van de Franse Revolutie kantte.

Op 31 maart 1814 trok Leopold met het Russische leger Parijs binnen. Vanaf eind september 1814 woonde hij het Congres van Wenen bij om zijn broer, hertog Ernst, ondersteuning te verlenen. Hij benaderde hoofdrolspelers als Klemens von Metternich en Charles-Maurice de Talleyrand om de belangen van het hertogdom te verdedigen, weliswaar zonder veel succes, en maakte voorts op de vele feesten indruk met zijn elegantie en charme.

Engelse jaren

In juni 1814 reisde hij in het kielzog van de tsaar naar Groot-Brittannië, waar hij kroonprinses Charlotte, dochter van de prins-regent (de latere George IV die sinds 1811 regeerde in plaats van zijn geesteszieke vader George III), het hof maakte. Ondanks eerdere plannen voor een verbinding van Charlotte met de erfprins van Oranje, viel de prinses voor Leopolds charmes en trouwde met hem op 2 mei 1816. Het echtpaar installeerde zich in Claremont House nabij Esher in Surrey en Leopold ging zich voorbereiden voor een toekomstige rol als prince-consort, de belangrijkste steunpilaar en raadgever van de Britse koningin.

Charlotte stierf echter eind 1817 in het kraambed, nadat eerder hun enige kind dood was geboren. Leopold ging door een intense rouwperiode. Hij bleef echter in Engeland en regelde in 1818 een huwelijk tussen zijn zus Victoire en de broer van de prins-regent, prins Edward. Uit dit huwelijk werd in 1819 de latere koningin Victoria geboren, over wie Leopold zich na het overlijden van haar vader in 1820 ontfermde. Zijn hele leven zou hij met haar een hechte band onderhouden – die nog zou worden versterkt door Victoria’s huwelijk met haar neef Albert van Saksen-Coburg-Gotha, de zoon van de Leopolds broer hertog Ernst I.

In de daaropvolgende jaren zwierf Leopold doorheen heel Europa of vulde zijn dagen in Engeland met diners, theevisites, opera of theater. Vanaf het midden van de jaren 1820 kwam hij in beeld om het koningschap op te nemen van Griekenland, dat sinds 1821 verwikkeld was in een onafhankelijkheidsoorlog tegen de Ottomaanse sultan. Leopold was aanvankelijk razend enthousiast, in de hoop op te kunnen treden als redder van een eeuwenlang onderdrukt, christelijk volk. De pro-Griekse romantische poëzie van Lord Byron en Percy Bysshe Shelley liet hem daarbij niet koud. Leopold aanvaardde in februari 1830 de Griekse troon, maar kwam vervolgens gekneld te zitten tussen de Griekse politieke klasse die zich door het internationale protocol dat de Griekse onafhankelijkheid vastlegde benadeeld voelde, en de Europese mogendheden die hem de troon hadden aangeboden. Hij krabbelde terug en deed op 31 mei 1830 formeel afstand van het koningschap. Later zou hij als koning der Belgen meermaals zijn spijt uitdrukken geen vorst te zijn geworden van het warme, mediterrane land met haar volgzame volk, en bij gelegenheid zich zelfs de illusie maken alsnog te kunnen ‘ruilen’ met de man die de Griekse troon uiteindelijk heeft aanvaard, Otto I uit het huis van Beieren.

Met de Belgische Revolutie Belgische Revolutie
De Belgische Revolutie is de naam van de opstand van 1830-1831 in de zuidelijke provincies van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden van koning Willem I. De opstand leidde tot de splits... Lees meer
die eind augustus 1830 uitbrak had Leopold aanvankelijk niets te maken. In de herfst van 1830 ging zijn aandacht naar de sociale onrusten die zich in Engeland voordeden, met de vele betogingen tegen de regering van de Duke of Wellington. Leopold sympathiseerde volmondig met de Reform Movement die aanstuurde op een democratisering van het kiesstelsel en die in november 1830 uitmondde in de val van de Tory-regering en het aan de macht komen van de Whigs onder leiding van Lord Grey; hij had zelfs gemeend dat het zijn opdracht was ‘to facilitate a junction at this important moment’ en in september het initiatief genomen om een aantal vooraanstaande Whigs op Claremont samen te brengen. Zoals historica Gita Deneckere heeft opgemerkt, speelde hij zo ‘onrechtstreeks ook een rol in de liberale houding van Groot-Brittannië tegenover het ontstaan van België’. De Whigs brachtten immers veel meer begrip op dan de Tories voor de Belgische vrijheidsstrijd tegen de autoritaire koning der Nederlanden.

Belgische troon

Op 4 november stelden de grote Europese mogendheden, op aansturen van de nieuwe Britse en Franse regeringen (in Frankrijk was in juli de constitutionele Orléans-monarchie geïnstalleerd), een wapenstilstand voor in het conflict om België, en het terugtrekken van de Nederlandse troepen achter een bestandslijn. Het was het begin van de Conferentie van Londen die in juni 1831 uitmondde in een voorstel tot de formele opdeling van het Koninkrijk der Nederlanden. Het heeft er alle schijn van dat Leopold zelf vanaf november 1830 diplomatiek initiatief heeft genomen om als kandidaat voor de Belgische troon in aanmerking te komen. Op een door Leopold belegde bijeenkomst in Malborough House in Londen, waarop alle ministers van de nieuwe Whig-regering waren uitgenodigd, vormde dit wellicht hét te bespreken onderwerp.

Voor het Belgische Nationaal Congres, dat op 22 november de ‘constitutionele representatieve monarchie’ als staatsvorm vastlegde, lijkt de keuze van de nieuwe vorst geen zaak van groot belang geweest te zijn. Het oogpunt was om zo snel mogelijk een geschikte kandidaat te vinden die, louter door zijn aanwezigheid, een einde zou maken aan de onrust in België en die de grootmachten met de nieuwe staat zou verzoenen. Nadat de piste van de hertog van Nemours, zoon van koning Louis-Philippe van Frankrijk, in februari 1831 doodliep, werd voluit de kaart van Leopold getrokken. Op 18 april 1831 stuurde het Nationaal Congres een delegatie naar Londen, bestaande uit Félix de Merode, Charles Vilain XIIII, Henri de Brouckère, Leo de Foere De Foere, Leo
De Brugse priester Leo de Foere (1787-1851) was leraar en vanaf 1815 de drijvende kracht achter het traditionalistische opinieblad Le Spectateur Belge. Hij was lid van het Nationaal Congr... Lees meer
en Jules van Praet, om Leopold de troon aan te bieden. Leopold maakte duidelijk dat hij die slechts zou aanvaarden nadat er een akkoord was gesloten tussen de grote mogendheden en België over de grenzen van het grondgebied, en suggereerde verder dat de ‘erg democratische’ Belgische grondwet misschien op enkele punten aangepast zou moeten worden. Op dit laatste punt diende de delegatie hem meteen van antwoord; de grondwet was algemeen aanvaard en kon slecht via de vastgelegde herzieningsprocedure gewijzigd worden.

Op 26 juni 1831 aanvaardde Leopold formeel het Belgische koningschap, nadat diezelfde dag de preliminairen van het Verdrag der XVIII Artikelen op de Conferentie van Londen ondertekend waren. Net zoals toen hij kandidaat was geweest voor de Griekse troon, zag hij het als zijn missie om de onafhankelijkheid van een nieuwe natie te vrijwaren en te consolideren, en zo de vrede in Europa te helpen handhaven. Ook was hij gevleid door het klaarblijkelijke enthousiasme onder de Belgische bevolking, die weliswaar in de hand was gewerkt door een intensieve perscampagne. Een week nadat op 9 juli het Nationaal Congres de Artikelen had aanvaard, stak hij het kanaal over om koning te worden van een land waar hij voordien slechts tweemaal op doorreis was geweest. Hij kwam op 17 juli per koets vanuit Calais aan in De Panne, waar een delegatie van het Nationaal Congres en een honderdtal vissers en boeren hem opwachtten. Vandaar ging de reis naar Brussel, met tussenstops in Veurne, Oostende, Brugge, Gent en Aalst. Op 21 juli 1831 legde Leopold van Saksen-Coburg-Gotha in Brussel de eed af als koning der Belgen voor de kerk van Sint-Jacob-op-de-Koudenberg op het Koningsplein. Hij werd zo het symbool van de eenheid en de onafhankelijkheid van België. In de woorden van Deneckere: ‘Hoewel hij zelf geen aandeel in de Belgische Revolutie had gehad, was het alsof de Belgische Revolutie in hem gestalte kreeg.’

Het prille koningschap werd meteen verstoord door de Tiendaagse Veldtocht van begin augustus 1831, waarbij een onverwachte Nederlandse inval slechts dankzij een Franse interventie afgeslagen kon worden. Het hele gebeuren gaf aanleiding tot een gunstigere territoriale regeling voor Nederland, met het verlies van grote delen van Limburg en Luxemburg, en de verplichting voor België om aan Nederland tol te betalen op de Schelde (het Verdrag der XXIV Artikelen). Het was echter pas na de aanvaarding door Willem I der Nederlanden, Willem I
Willem I (1772-1843) was koning der Nederlanden van 1815 tot 1840, en dus ook tussen 1815 en 1830 (de jure tot 1839) van het zuidelijke deel daarvan. Zijn beleid inzake de nationale taal ... Lees meer
van de Belgische onafhankelijkheid in 1839 dat uitvoering werd gegeven aan het nieuwe verdrag. Leopold zou, na de onmogelijkheid te hebben vastgesteld om toch nog gunstigere voorwaarden te bekomen, druk uitoefenen op de regering om, tegen de publieke opinie in, de uitvoering van het verdrag te accepteren – uiteindelijk zonder al te veel prestigeverlies.

Huwelijk en gezin

De militaire zwakte van België die de Tiendaagse Veldtocht op pijnlijke wijze had aangetoond, droeg ook bij tot de beslissing van Leopold om in 1832 de hand te vragen van de Franse prinses Louise-Marie d’Orléans, een huwelijksalliantie met het Franse koningshuis die zowel door de Fransen als de Engelsen reeds in 1831 als wenselijk was beschouwd. Leopold stemde erin toe katholiek te trouwen en dat de prinskinderen uit het huwelijk katholiek zouden worden opgevoed. Ook werd het Frans vanaf toen de hoftaal. In de zomer van 1833 werd een eerste zoon, Lodewijk Filips, geboren. Hij stierf echter binnen het jaar, alweer een persoonlijke tragedie voor Leopold (‘Al zijn vroegere droefheid is weer naar boven gekomen’, schreef koningin Louise-Marie aan haar moeder). Op 9 april 1835 werd prins Leopold geboren, de latere koning Leopold II van Saksen-Coburg, Leopold II
Leopold II (1865-1909) is vooral bekend gebleven voor zijn bewind over het Congogebied. In de Belgische politiek stond hij neutraal in de levensbeschouwelijke kwesties maar ijverde voor d... Lees meer
. Twee jaar later volgde prins Filips, wiens zoon in 1908 Leopold II zou opvolgen als Albert I van Saksen-Coburg, Albert I
Koning Albert I (1875-1934) werd aan de vooravond van en tijdens de Eerste Wereldoorlog geconfronteerd met een radicaliserende Vlaamse beweging. De communautaire kwestie groeide daardoor ... Lees meer
, en in 1840 prinses Charlotte, de latere noodlottige keizerin van Mexico. De zonen kregen respectievelijk de titel van ‘hertog van Brabant’ en ‘graaf van Vlaanderen’ met de bedoeling een brug te slaan tussen het nieuwe koningshuis en het de vorstelijke geschiedenis van het land, en zo een Belgische dynastieke traditie in het leven te roepen. De koning zou weinig tijd hebben voor zijn familie en begon bovendien rond zijn vijftigste een liefdesrelatie met de piepjonge Arcadie Claret (later ‘barones van Eppinghove’), met wie hij twee onwettige zonen kreeg. Louise-Marie zou in 1850 op achtendertigjarige leeftijd overlijden aan een longaandoening.

Koning der Belgen

De Belgische grondwet van 1831 hield bewust een breuk in met het monarchale stelstel van het koninkrijk der Nederlanden, waarvan de Belgen zich hadden afgescheurd. Artikel 25 maakte duidelijk dat alle macht uitging van de natie, terwijl artikel 78 voorschreef dat de koning over geen andere macht beschikte ‘dan die welke de Grondwet en de bijzondere krachtens de Grondwet uitgevaardigde wetten hem uitdrukkelijk toekennen’. Binnen het nieuwe constitutionele stelsel dat de grondwetsvaders uitdachten, stond de vorst niettemin nog steeds aan het hoofd van de uitvoerende macht en deelde hij met de Kamer en de Senaat de wetgevende macht. Tezelfdertijd was verzekerd dat de koning nooit zaken kon doorduwen zonder het parlement. Alle wetten en besluiten dienden steeds medeondertekend te worden door een minister, die door het parlement ter verantwoording kon worden geroepen.

Leopold zelf maakte er in zijn correspondentie geen geheim van dat volgens hem het land zich ‘in een koortsaanval’ een ‘absurde’ democratische grondwet had gegeven, de uitvinding van ‘enkele onbesuisde lieden’. Niettemin was het motto van de koning, in de woorden van Deneckere, ‘veeleer il faut faire avec dan er korte metten mee te willen maken’. Leopold beschikte, op basis van zijn levenservaring, over een sterk bewustzijn van vergankelijkheid en begreep dat in de politiek de toekomst niet bij de dynastieën lag. De vorst had een conservatieve inborst maar was geen reactionair. De legitimisten in Frankrijk, die bleven streven naar een herstel van het vorstelijk absolutisme, vond hij ‘uiterst absurd’. Hij zou in zijn brieven aan Victoria wel uit ten treuren blijven herhalen hoe de stabiliteit en welvarendheid van het koninkrijk volledig aan hem en zijn opofferingen te danken waren, in weerwil van de door de politieke klasse gecreëerde ‘absurditeit’ en ‘kinderachtigheid’.

Unionistische periode

In de eerste helft van zijn koningschap slaagde Leopold er prima in een grote politieke invloed uit te oefenen en zijn stempel te drukken op het beleid. Dat was in de eerste plaats te danken aan de unionistische regeringen, samengesteld uit gematigde katholieken en liberalen die in de eerste plaats de orde en stabiliteit nastreefden. Ook werd de macht van de koning in de hand gewerkt door de aanwezigheid van een groot aantal ambtenaren in het parlement, die zich in een totaal ondergeschikte positie ten aanzien van de regering bevonden – een toestand waaraan in 1848 een einde kwam, toen bepaald werd dat een politiek mandaat en een openbaar ambt niet langer verenigbaar waren. Leopold I, die aan de basis lag van de traditie waarbij na de verkiezingen de koning een formateur benoemt, zou ook steeds vasthouden aan zijn grondwettelijk prerogatief om de ministers te benoemen en te ontslaan. Zijn voorkeur ging daarbij uit naar gematigde katholieken, die in zijn ogen de beste garantie vormden voor het behoud van zijn machtspositie en het volgen van een conservatieve koers. Leopold had ook een hand in de gemeentewet van 1836 die de koning het recht gaf de burgemeesters en schepenen uit de verkozen leden van de gemeenteraad te benoemen.

De koning keek met afgrijzen toe hoe, nadat voor het eerst een homogeen-katholieke regering was aangetreden, in mei-juni 1846 in Brussel het Liberaal Congres plaatsvond waar de liberale partij werd opgericht. Daaropvolgend wonnen de liberalen in juni 1847 ook nog eens met een welomlijnd programma de verkiezingen en vormden de eerste homogeen-liberale regering. Leopold hield de liberalen voor ‘advocaten’ geworteld in de stedelijke clubs en de vrijmetselarij, en vermoedde zelfs dat de Nederlandse koning een hand had in de oprichting van de liberale partij. Toch erkende hij ook de verantwoordelijkheid van de katholieken, waaronder sommigen zich onverzoenlijk opstelden en soms een ‘schreeuwende oppositie’ tegen de regering hadden gevoerd.

In weerwil van hun vroegere wantrouwen tegenover de vorsten Jozef II en Willem I, zo meende Leopold, konden de katholieken maar beter inzien dat de koning nu hun voornaamste steun was. Een van de interessantste aspecten van zijn politieke bestaan, zo schreef hij aan Victoria, was hoe hij, een protestantse prins, die zelfs nooit had toegegeven, zoals Henri IV, ‘to get a kingdom pour une messe’, het vertrouwen had gewonnen van de katholieken. Hij hoopte dan ook in de toekomst blijvend op de katholieken te kunnen steunen als de behoeders van de troon. Om meer controle te krijgen op de clerus, waarvan een deel er, zeker in Vlaanderen, democratische ideeën op nahield (onder invloed van het gedachtegoed van de Franse priester Félicité de Lamennais), bekwam Leopold I reeds in 1835 de aanstelling van een pauselijke nuntius in België.

Toen België in 1848 vrijwel volledig ontsnapte aan de golf van revolutionaire gebeurtenissen die Europa overspoelde, wat in grote mate toegeschreven kon worden aan de maatregelen van de toenmalige liberale regering, zorgde dat voor een verandering in de houding van Leopold. De liberale overwinning in juni 1848 bij een gedemocratiseerd kiesstelsel (het kiescijns was verlaagd tot het grondwettelijke minimum) vormde in zijn ogen een bewijs van de ‘krachtigste politieke gezondheid van België’. Hij ging hij nu in de constitutionele monarchie de meest verkiesbare van alle regeringsvormen zien, zeker na het aan de macht komen in Frankrijk van het ‘arbitraire regime’ van Louis-Napoleon (vanaf 1852 keizer Napoleon III) – na de voor het Belgische koningshuis tragische val van de Orléansmonarchie. Leopold bleef niettemin groot voorstander van een terugkeer naar het unionisme, waar ook de katholieken tot de jaren 1860 op bleven hopen. In 1855 werd nog eenmaal onder de gematigde katholiek Pierre de Decker De Decker, Pierre
Lees meer
een unionistische regering gevormd. De ‘kloosterwet’ uit 1857, een pro-katholieke regeling met betrekking tot de armenzorg en de liefdadigheid, veroorzaakte echter opnieuw grote verdeeldheid en zorgde voor heel wat straatrumoer. Leopold was andermaal furieus op de liberalen, die naar zijn mening de grondwet schonden en (opnieuw) gestuurd werden door de vrijmetselaarsloges. Uiteindelijk sloot hij zich wel aan bij de beslissing van de regering om door het terugtrekken van de wet de gemoederen te bedaren, en ondersteunde die zelfs via een open brief in de Moniteur belge.

Buitenlandse Zaken en Belgische neutraliteit

Terwijl Leopold I allesbehalve een machteloze vorst was in de binnenlandse politiek, trok hij buitenlandse en zaken en diplomatie helemaal naar zich toe. Tijdens de Tiendaagse Veldtocht voerde hij persoonlijk het bevel over het Belgische leger (en gaf zo een letterlijke interpretatie aan het grondwettelijke opperbevelhebberschap), een voorbeeld waarin latere vorsten hem zouden volgen. Vervolgens drukte hij zijn visie door in de discussie rond het Verdrag der XXIV Artikelen. Tijdens het bewind van Leopold I werd de minister van Buitenlandse Zaken niet meer dan een tweederangsrol toebedeeld en was de minister van Oorlog nooit meer dan een ondergeschikte van de vorst.

In het licht van de opdracht die Leopold van de Europese mogendheden had gekregen om de Belgische neutraliteit te waarborgen, zag hij zichzelf als een garant van de vrede in Europa. Daartoe hield hij vele informele ontmoetingen met andere vorsten, waarbij hij ten volle zijn wijdvertakte familiale banden uitspeelde. Na 1848 vond echter een onomkeerbare ‘nationalisering’ van de monarchieën plaats en, als gevolg van de politiek van Napoleon III en Pruisisch kanselier Otto von Bismarck, een desintegratie van de internationale orde. In de jaren 1850 drong de vorst, uit vrees voor mogelijk annexionistische plannen van Napoleon III, aan op de uitbreiding van de verdedigingsgordel van zes forten die rond de stad Antwerpen was aangelegd, tot grote ontevredenheid van de Antwerpenaren. Daartoe schoof Leopold in 1857 de katholieken, die zich toenemend antimilitaristisch opstelden, opzij en ging scheep met de liberaal Charles Rogier Rogier, Charles
Charles Rogier (1800-1885) was een liberale politicus die meermaals een functie als minister of regeringsleider bekleedde. In zijn streven naar een sterke, geünificeerde en op termijn een... Lees meer
. Eind augustus 1859 werd een wet ter uitbreiding van de verdedigingsgordel goedgekeurd.

Vlaamse beweging

Ook de houding van Leopold I tegenover de Vlaamse beweging (die uitgebreider behandeld wordt in het lemma monarchie Monarchie
In deze bijdrage over de Belgische vorsten, van Leopold I tot en met Albert II (1831-2013), wordt gepeild naar hun oordeel over en aandeel in de ontwikkeling van de Belgische taalstrijd e... Lees meer
) werd bepaald door zijn opdracht te waken over de neutraliteit van de Belgische staat. In dat kader beschouwde hij een versteviging van ‘la nationalité belge’ als onontbeerlijk. Leopold hield er een typisch Duits, herderiaans (naar de Duitse filosoof Johann Gottfried Herder) natiebegrip op na, waarbij taal en tradities de essentie van een volk vormden. Deze opvatting had hij meegekregen van zijn moeder, wiens (reis)dagboeken getuigden van haar geloof in het belang van de culturele eigenheid van volkeren. Dat de meerderheid van de Belgen Nederlandstalig was, droeg in het licht van de institutionele verfransing bij tot de eigenheid van de Belgische nationaliteit, en differentieerde het land van het gevreesde Frankrijk. ‘Men maakt geen werk genoeg van de Nederduytsche tael,’ verklaarde Leopold in 1834; ‘al wat nationaal is moet behouden blijven’.

Leopold I zag dus het belang in van de Vlaamse beweging en ondersteunde haar. Toen in 1835 het tijdschrift Magasin Pittoresque, ondanks negatieve reacties, ook in Nederlandse vertaling verscheen, tekende hij persoonlijk in op een abonnement. In de spellingoorlog Spellingoorlog
Spellingoorlog verwijst naar de spellingstrijd van 1839 tot 1844 tussen voor- en tegenstanders van de zogenaamde Commissiespelling, die een aanpassing van het Nederlands in Vlaanderen aan... Lees meer
, die zich tussen 1837 en 1844 ontspon, stond hij aan de kant van de voorstanders van een eengemaakte spelling die was afgestemd op Nederland. De vorst speelde wellicht een rol in het tot stand komen van de zogenaamde ‘ grievencommissie Vlaemsche Commissie
De Vlaemsche Commissie of Grievencommissie inventariseerde op vraag van de regering in 1856-1857 voor de eerste keer de problemen in verband met de positie van het Nederlands in België en... Lees meer
’ op 27 juni 1856 door de regering van Pierre de Decker. Gezien de timing kwam het initiatief er waarschijnlijk ook om bij de viering van de vijfentwintigste verjaardag van de inhuldiging van de vorst wanklanken vanuit flamingantische kringen te vermijden. Enkele Vlaamse verenigingen organiseerden in het kader van die viering een galavoorstelling voor de koninklijke familie in de Gentse Minardschouwburg. Daarop zou de koning verklaard hebben dat hij alles zou doen wat in zijn macht lag opdat alle Belgen, ongeacht hun taal, over dezelfde rechten zouden beschikken. Hoe sterk Leopold zich daadwerkelijk voor het gebruik van het Nederlands heeft geëngageerd blijft echter onduidelijk. Wél is het duidelijk dat de Vlaamse beweging zich onder Leopold I het koninklijk spreken ‘toe-eigende’ en het zo voorstelde dat de vorst een bondgenoot was.

Laatste jaren

In de laatste jaren van zijn leven deed Leopold steeds meer afstand van de Belgische politiek, waarop hij steeds minder vat had, en was hij ook in toenemende mate onderhevig aan somberheid en eenzaamheid. Met zijn twee zonen had hij nauwelijks een band, en vooral zijn opvolger, ondertussen ongelukkig getrouwd met Marie-Henriëtte van Oostenrijk en vader van drie kinderen, vond hij ‘erg ijdel en egoïstisch’ en altijd op weg op ‘eigenaardige expedities’. Zijn oogappel was de ambitieuze prinses Charlotte, die in 1863 samen met haar man Maximiliaan van Oostenrijk (de broer van de Oostenrijkse keizer Frans Jozef) tot de Mexicaanse keizerstroon werd geroepen, in een avontuur dat vooral afhing van de militaire steun van Napoleon III. Leopold zette zich via zijn internationale contacten actief in voor de erkenning van het project. Er werd ook een Belgisch legioen, de ‘Chasseurs de l’Impératrice’, ter ondersteuning naar Mexico gestuurd, bestaande uit 1500 vrijwilligers (voornamelijk arme Vlaamse boerenzonen) gerekruteerd door de koning.

Het keizerrijk was Leopolds laatste project en vormde voor hem wellicht een compensatie voor zijn eerdere gefrustreerde koloniale ambities (in onder meer Abessinië, Guatemala, Nicaragua en ‘Senegambia’). Niettemin bleek uit zijn briefwisseling met Charlotte bij beiden een oprechte ambitie aanwezig om het land te moderniseren en de levensomstandigheden te verbeteren, en een specifieke preoccupatie met het lot van de inheemse bevolking. Leopold heeft het noodlottige einde van het keizerrijk – na de nederlaag tegen de republikeinen van Benito Juaréz stierf keizer Maximiliaan op 19 juni 1867 voor een vuurpeloton, waarna Charlotte, achtervolgd door waanvoorstellingen, tot haar dood in 1927 in België een afgezonderd bestaan leefde – niet meer moeten meemaken. De koning, wiens levensloop de belichaming was geweest van de overgang van het ancien régime naar de moderne tijd, overleed op 10 december 1865 op vierenzeventigjarige leeftijd.

Literatuur

– L. Wils, De monarchie en de landsverdediging onder Leopold I, in: Akten van hst Colloquium over de Belgische Krijgsgeschiedenis (1830-1980), 1981, pp. 207-216.
– J. Stengers, De koningen der Belgen. Van Leopold I tot Albert II, 1997.
– H. van Goethem, ‘De monarchie en “het einde van België”’. Een communautaire geschiedenis van Leopold I tot Albert II, 2008.
– L. Wils, De ideologische barst van België. Van Leopold I tot Albert II, in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 68, 2009, nr. 1, pp. 7-27.
– G. Deneckere, Leopold I. De eerste koning van Europa, 2011.
– G. Deneckere, De taalpolitiek onder Willem I en Leopold I, in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 74, 2015, nr. 1, pp. 199-217.
– M. Van den Wijngaert, België en zijn koningen. Van macht naar invloed, 2021.

Suggestie doorgeven

1973: Pieter Vermeir (pdf)

1998: Nico Wouters

2023: Stefaan Marteel

Databanken

Inhoudstafel