van Saksen-Coburg, Leopold II

Persoon
Stefaan Marteel (2023)

Leopold II (1865-1909) is vooral bekend gebleven voor zijn bewind over het Congogebied. In de Belgische politiek stond hij neutraal in de levensbeschouwelijke kwesties maar ijverde voor de invoering van de algemene dienstplicht. Sociaal conservatief zocht hij de opkomst van de christendemocratie te fnuiken.

Alternatieve naam
Leopold II van België
Geboorte
Brussel, 9 april 1835
Overlijden
Laken, 17 december 1909
Leestijd: 22 minuten

Opvoeding, prinsenjaren en gezinsleven

Leopold Lodewijk Filips Marie Victor werd geboren op 9 april 1835 in Brussel, als zoon en troonopvolger van Leopold I van Saksen-Coburg, Leopold I
Leopold I (1790-1865) was de eerste koning der Belgen. Hij werd als prins uit het hertogelijk huis van Saksen-Coburg-Gotha in 1831 vanwege zijn uitgebreid Europees netwerk tot de Belgisch... Lees meer
, de eerste koning der Belgen, en koningin Louise-Marie (dochter van de Franse koning Louis-Philippe). Een eerdere zoon van het koningskoppel, Lodewijk Filips, was in 1834 voor zijn eerste verjaardag overleden. Een troonopvolger verzekerde niet alleen het voortbestaan van de dynastie maar was ook belangrijk voor consolidering van de jonge staat België, die op dat ogenblik nog niet door alle Europese machten was erkend. Prins Leopold was in zijn kindertijd een zelfbewuste, sluwe jongen, die door zijn vader soms ‘de kleine tiran’ werd genoemd vanwege zijn talent anderen op stang te jagen (‘de faire aller le monde’). Van kindsbeen af stond hij op zijn waardigheid en titels, en liet zich geen koosnaampjes welgevallen. Hij had echter een delicate gezondheid, hinkte wat door een reumatische aandoening en moest zijn hele leven op een stok steunen. Leopold groeide op tot een bleke, opgeschoten tiener met een ietwat vreemd uiterlijk. Koning Louise schreef aan haar moeder: ‘Leopold wordt ontsierd door een ontzaglijke neus. Hij lijkt wel een vogel.’

Prins Leopold bleef niet het enige kind van het vorstelijk koppel. In 1837 werd prins Filips geboren, wiens zoon Leopold II in 1908 zou opvolgen als Albert I van Saksen-Coburg, Albert I
Koning Albert I (1875-1934) werd aan de vooravond van en tijdens de Eerste Wereldoorlog geconfronteerd met een radicaliserende Vlaamse beweging. De communautaire kwestie groeide daardoor ... Lees meer
, en in 1840 volgde prinses Charlotte, de latere noodlottige keizerin van Mexico (zie Leopold I). In 1840 kreeg Leopold de titel ‘hertog van Brabant’ en zijn broer Filips die van ‘graaf van Vlaanderen’ toegekend. De bedoeling hiervan was een brug te slaan tussen het nieuwe koningshuis en het de vorstelijke geschiedenis van het land, en zo een Belgische dynastieke traditie in het leven te roepen. De koningskinderen werden vaak in de openbaarheid meegetroond; de koninklijke familie droeg een beeld uit van zichzelf dat appelleerde aan de burgerlijke waarden en zeer patriarchaal was (Charlotte was tot een statische en passieve rol veroordeeld). Leopold volgde een militaire opleiding maar voelde zich weinig aangetrokken tot militaire aangelegenheden. De scholing van de prins liep moeizaam en zijn ouders klaagden steen en been over zijn vooruitgang. Leopold kreeg ook lessen Nederlands, onder meer van Hendrik Conscience Conscience, Hendrik
Hendrik Conscience (1812-1883) was de eerste auteur die het in België aandurfde een roman in het Nederlands te schrijven en te publiceren. Zijn oeuvre van zo’n 65 romans, dat ook een bred... Lees meer
, maar zou de taal (op wellicht een beperkte passieve kennis na) nooit meester worden. Op vijftienjarige leeftijd werd Leopold diep geraakt door het overlijden van zijn moeder; koningin Louise-Marie stierf in oktober 1850 aan een longaandoening.

In 1853 nam koning Leopold I de prins mee op een ‘tour’ langs de belangrijkste vorstenhuizen van Midden-Europa. Het hoogtepunt was het bezoek aan het Oostenrijkse hof van keizer Frans Jozef in Wenen, waar prins Leopold gekoppeld werd aan de zestienjarige prinses Marie-Henriette, dochter van aartshertog Jozef van Oostenrijk en achterkleindochter van Maria Theresia (die tevens Leopolds overgrootmoeder was; de paus moest dan ook zijn dispensatie verlenen). Koning Leopold I hechtte groot belang aan het huwelijk in het licht van de expansionistische drang van de Franse keizer Napoleon III, waartegen België beschermd moest worden. De prins schreef aan zijn broer en zus dat hij zich had neergelegd bij ‘la volonté suprême’.

Leopold werd op achttienjarige leeftijd de eerste senator van rechtswege, en meer dan zijn opvolgers zou hij het spreekgestoelte van de Hoge Vergadering bestijgen om zijn opinies kenbaar te maken. Zijn toespraken draaiden steevast om de thema’s waar zijn aandacht als koning naar toe zou gaan: de uitbreiding van de handel naar buitenlandse markten, de uitbreiding van de handelsvloot, het verwerven van kolonies en bouwkundige projecten voor de grote steden. Ondertussen kreeg Leopold ook de reislust te pakken. In 1854-1855 trok hij samen met Marie-Henriette incognito doorheen het Middellandse Zeegebied en de Ottomaanse gebieden in het Midden-Oosten. In Egypte was Leopold gefascineerd door de plannen voor het Suezkanaal, en toetste de mogelijkheden van scheepvaart tussen Alexandrië en Antwerpen af. In het Heilige Land wenste hij een historische claim te leggen op het erfgoed van de kruisvaders. Hij vroeg toestemming om een krans neer te leggen op de graven van Godfried van Bouillon en Boudewijn van Constantinopel, en wilde de graven zelfs laten restaureren (beide werden hem geweigerd). In het licht van een door velen verwachte verbrokkeling van het Ottomaanse Rijk hoopte Leopold om een concessie te verwerven op een eiland in de Egeïsche Zee of een vazalkoninkrijk in de Balkan te creëren.

Rond dezelfde periode broedde Leopold op een plan voor een verrassingsaanval tegen Nederland, met het oog op het terug aanhechten bij België van Nederlands-Limburg en Luxemburg, eventueel uitgebreid met het hele katholieke Nederlandse gebied en een deel van haar kolonies. Daarvan zag hij rond 1860 af, maar zijn koloniale ambities werden in de daaropvolgende jaren steeds groter en globaler. Zo schreef hij in 1861 in zijn dagboek: ‘De Belgische vlag moet op een dag wapperen over de vijf werelddelen. België moet de hoofdstad worden van het Belgisch Imperium dat, met Gods hulp, zal bestaan uit de eilanden van de Stille Oceaan, Borneo, een of ander punt in Afrika en Amerika, en tot slot stukken van China en Japan.’ Daarbij waren mercantilisme en winstbejag belangrijke drijfveren, maar de prins geloofde ook dat het koloniale avontuur een morele opkikker voor de Belgische natie kon betekenen, het land kon genezen van ‘le cancer du clérical et du libéral’ en bovendien de sociale spanningen kon doen verminderen.

Leopold ging in het najagen van koloniale ambities steeds grondiger en systematisch te werk; zo deed hij in 1862 onderzoek in de Spaanse koloniale archieven in Sevilla naar de winstgevendheid van de Spaanse kolonies. In 1864-1865 maakte hij een reis door het Verre Oosten (Ceylon, Indië en China) en bestudeerde daar van nabij het Britse en Nederlandse koloniale bestuur.

Leopolds huwelijk met Marie-Henriette bewees zich als uiterst ongelukkig; zoals de Britse koningin Victoria (een volle nicht van Leopold) reeds vroeg opmerkte: ‘Jammer genoeg hebben Leo en Marie-Henriette geen enkele gezamenlijke interesse of geen enkel idee gemeen’. Marie-Henriette was volgens Victoria, in tegenstelling tot ‘Leo’, liberaal en tolerant in haar opvattingen. Op 12 juni 1859 werd niettemin een eerste kind, prins ‘Elias’, geboren. Zijn overlijden op negenjarige leeftijd aan de gevolgen van een longontsteking in 1869 werd de grootste tragedie uit Leopolds leven, een die hij nooit te boven zou zijn gekomen. Uit het huwelijk volgden nog drie dochters; Leopold zou met hen echter nauwelijks een band opbouwen en hen uiteindelijk zelfs trachten te onterven. De koning begon in 1900 op vierenzestigjarige leeftijd een relatie met de zestienjarige prostituee Blanche Delacroix, die hij de titel van barones de Vaughan verleende en die hem twee zonen schonk. Net voor zijn overlijden, in december 1909, trad hij met haar in het huwelijk (koningin Marie-Henriette overleed reeds in 1902).

Koning der Belgen

De eerste jaren van het koningschap van Leopold II stonden in de schaduw van de toenemende spanningen tussen het Franse keizerrijk van Napoleon III en het koninkrijk Pruisen onder leiding van kanselier Otto von Bismarck. In België gonsde het van geruchten over een mogelijk akkoord tussen de twee staten, waarbij in ruil voor een door Frankrijk gedoogde Pruisische machtsuitbreiding in Centraal-Europa Pruisen akkoord zou gaan met een Franse annexatie van België. Franse annexatieplannen werden inderdaad nadat Napoleon op 15 juli 1870 de oorlog aan Pruisen had verklaard door Bismarck wereldkundig gemaakt. Groot-Brittannië sloot daaropvolgend in augustus 1870 op aandringen van de Belgische koning met zowel Frankrijk als Pruisen een akkoord dat de neutraliteit en onafhankelijkheid van België herbevestigde. Frankrijk ging echter roemloos in de oorlog ten onder, waarop het Duitse keizerrijk werd geproclameerd en het Franse keizerrijk plaats ruimde voor de Derde Republiek.

Algemene dienstplicht

Leopold, die in de voetsporen van zijn vader ten allen prijze de Belgische neutraliteit in stand wilde houden, zou zich doorheen zijn hele koningschap inzetten voor de versterking van het Belgische leger. Zijn belangrijkste doestelling was daarbij het lotingsysteem te vervangen door de militaire dienstplicht. Het lotingsysteem bestond er immers in dat legerdienst voorbehouden was aan jonge mannen die een dienstplichtig nummer trokken, waarbij vaak vrijgestelden uit de lagere klasse afgekocht werden om hun nummer te ruilden met ‘erin gelote’ kapitaalkrachtigen. Het systeem was uiteraard sociaal onrechtvaardig maar zorgde ook voor een leger dat hoofdzakelijk uit ongemotiveerde, haveloze soldaten bestond. Conservatieve liberalen en katholieken waren echter niet geneigd het systeem, dat hun kinderen de kans gaf aan de legerdienst te ontkomen, af te schaffen. Bij het uitbreken van de Frans-Duitse oorlog kwam het over de kwestie van de dienstplicht tot een clash tussen de koning en de katholieke regering van Jules-Joseph d’Anethan, met de onverzettelijke antimilitarist Victor Jacobs als minister van Financiën. De koning maakte sluw gebruik van een financieel schandaal om de regering in 1871 te laten vallen, en de liberalen aan boord te halen.

Op de achtergrond van dit conflict tussen de koning en de regering speelde mee dat de katholieken in het voorbije decennium, sinds de aanhechting van het grootste deel van de Pauselijke Staten bij het Italiaanse koninkrijk in 1860, toenemend een antiliberale en ultramontaanse richting waren uitgegaan (wat niet belet dat de katholieke politieke elite grotendeels gehecht bleef aan de Belgische politieke instellingen). Daarbij nam ook hun antimilitarisme in hevigheid toe. Het leger werd immers beschouwd als een staatsinstelling die jongelingen weghaalde van onder de kerktoren en een nefaste (seculariserende) invloed op hen kon hebben. In de levensbeschouwelijke polarisatie die in de jaren 1870 verder toenam, werd Leopold in de katholieke pers afgeschilderd als een speelbal van zijn liberale entourage en een sympathisant van Bismarck. Via de nuntius vond die negatieve beeldvorming zelfs weerklank in Rome, zoals bleek uit een pauselijke brief uit 1871 waarin de koning herinnerd werd aan zijn ‘plichten als katholieke vorst in deze moeilijke tijden’. Omgekeerd geraakte ook de koning ontgoocheld in de katholieken. Hij zag een ‘parti catholique universel’ ontstaan, niet de ‘parti conservateur national’ die hem voor ogen stond. De ultramontaanse aanvallen op de liberale grondwet dreigden bovendien zijn troon te ondermijnen, en dat België een draaischijf werd voor internationale agitatie voor de paus kon de neutraliteit van het land in gevaar brengen. Leopold weigerde, nadat Rome in 1870 door Italië was ingenomen, dan ook op te treden als pleitbezorger voor de paus.

Dat Leopold de band met de liberalen aanhaalde rond de legerkwestie, lag in het verlengde van het aan de macht brengen in 1857 van de liberale regering van Charles Rogier Rogier, Charles
Charles Rogier (1800-1885) was een liberale politicus die meermaals een functie als minister of regeringsleider bekleedde. In zijn streven naar een sterke, geünificeerde en op termijn een... Lees meer
door Leopold I met het oog op de uitbreiding van verdedigingsgordel rond Antwerpen. Volgens historicus Lode Wils Wils, Lode
Lode Wils (1929) is een emeritus hoogleraar eigentijdse geschiedenis. Hij publiceerde voornamelijk over het katholieke flamingantisme en is een van de belangrijkste geschiedschrijvers van... Lees meer
vond in die zin van Leopold I tot Leopold II een ‘wisseling der bondgenootschappen’ plaats in de relatie tussen het koningshuis en de twee grote politieke families. Nochtans maakten ook de liberalen geen aanstalten de dienstplicht in te voeren. De latere liberale regeringsleider Walthère Frère-Orban Frère-Orban, Hubert
H. J., Walthère Frère-Orban (1812-1896) was een liberaal politicus en voormalig regeringsleider, die onder meer een hoofdrol opeiste in de eerste schoolstrijd en zich gedurende zijn polit... Lees meer
zou bovendien meermaals de stelling verdedigen dat militaire aangelegenheden niet als exclusieve verantwoordelijkheden van de vorst beschouwd konden worden (zoals onder Leopold I wel duidelijk het geval was geweest), maar evengoed als andere domeinen aan de ministeriële verantwoordelijkheid onderworpen moesten zijn.

Levensbeschouwelijke conflicten en sociale strijd

Als gevolg van de toenemende partijstrijd tussen katholieken en liberalen, en het naar zich toetrekken van de politieke besluitvorming door beter georganiseerde partijen, beschikte Leopold II niet meer over dezelfde machtspositie als die van zijn vader, zeker in vergelijking met de eerste helft van diens koningschap. In de levensbeschouwelijke conflicten tussen de twee groepen, zoals de eerste schoolstrijd van 1878 tot 1884 (die onder meer draaide rond godsdienstonderricht op de gemeentescholen van het lager onderwijs), hield de koning zich dan ook op de vlakte; door een standpunt in te nemen kon hij enkel ‘de kroon ontbloten’ en gezagsverlies leiden.

Na de verkiezing van paus Leo XIII in 1878 werden de banden met Rome opnieuw aangehaald. De nieuwe paus stelde zich tot doel om ‘de moderniteit met de Kerk te verzoenen’ en beschouwde België als een testcase. Met Leopold II ging hij akkoord om bij het benoemen van nieuwe bisschoppen te kiezen voor meer toeschietelijke, ‘verlichte’ kandidaten die in de eerste plaats uit waren op ‘vrede en eendracht’. Dat zou tot een afkoeling in de schoolstrijd leiden.

De nieuwe ‘speciale relatie’ tussen de paus en de koning kwam echter opnieuw onder druk te staan met de opkomst van de christendemocratie. In de jaren 1880, met de stichting van de Belgische Werkliedenpartij Belgische Werkliedenpartij
Lees meer
in 1884 en de sociale onlusten in Luik en in het bekken van Charleroi in 1886, trad de sociale kwestie immers op de voorgrond. Om het socialisme af te remmen werden de christendemocraten binnen de katholieke partij tot op zekere hoogte gedoogd, maar in Aalst kwam het door de onverzettelijkheid van de conservatieve katholieken rond Charles Woeste Woeste, Charles
Charles Woeste (1837-1922) was een conservatief politicus. Hij was voorstander van de fundamentele vrijheden, wars van staatsinterventie in maatschappelijke aangelegenheden en kantte zich... Lees meer
tot een schisma, met de oprichting van de Christene Volkspartij Christene Volkspartij
De Christene Volkspartij (1893-1919) was de eerste daensistische politieke partij. Lees meer
door priester Adolf Daens Daens, Adolf
Priester Adolf Daens (1839-1907) was de grondlegger en het boegbeeld van de daensistische beweging en van de Christene Volkspartij. Lees meer
en zijn broer Pieter Daens, Pieter
Drukker Pieter Daens (1842-1918) was als broer van Adolf Daens nauw betrokken bij de daensistische beweging. Als kamerlid steunde hij de vernederlandsing van de Gentse universiteit. ... Lees meer
in 1893. Op aandringen van de koning en de katholieke regering werd Daens in 1895 in Rome ontboden en op de vingers getikt, maar Leopold drong in de daaropvolgende jaren erop aan, in persoonlijke missieven gericht aan de paus, dat het Vaticaan uitdrukkelijker op de rem zou gaan staan tegen de christendemocratie. De koning waarschuwde dat de christendemocraten het bed spreidden voor de socialisten, maar vooral vreesde hij dat door de christendemocratie de katholieken ‘afhankelijk van de antiroyalistische, antimilitaristische en antikoloniale democraten’ zouden worden. Paus Leo XIII sputterde echter tegen en weigerde openlijk tussenbeide te komen.

De vooruitstrevende stromingen bleken hoe dan ook niet tegen te houden. Socialisten, progressieve liberalen en christendemocraten schaarden zich achter de eis tot democratisering van het stemrecht, het enige wat zou toelaten op termijn de sociale wantoestanden te verhelpen. Uiteindelijk kwam in 1893 het algemeen meervoudig stemrecht uit de bus, wat de gegoede burgerij alsnog in staat stelde haar machtspositie min of meer te behouden. Leopold II vreesde niettemin dat de uitvoerende macht, en dus ook zijn persoonlijke invloed, hierdoor aanzienlijk zou worden verzwakt, en de regering- Beernaert Beernaert, August
Auguste Beernaert (1829-1912) was een vooraanstaand katholiek politicus, die tweemaal minister van Openbare Werken was en als kabinetsleider in de jaren 1880-1890 mee de eerste voorzichti... Lees meer
wilde hem tegemoet komen met een nieuw koninklijk prerogatief om in hangende kwesties een referendum te laten plaatsvinden. Het voorstel werd echter, na door zowel links als rechts te zijn afgedaan als caesarisme, door het parlement verworpen, en de afwijzing zou de koning tijdelijk aan aftreden hebben doen denken. Op de troonrede van 1894 bij de opening van het parlementaire jaar kwam bovendien kritiek van de voor het eerst in het parlement verkozen socialisten, wat de koning deed besluiten er voortaan vanaf te zien. Ook zijn opvolgers zouden alleen nog bij de eedaflegging de Verenigde Kamers toespreken.

Paradoxaal genoeg maakte de democratisering van het parlement het Leopold II alsnog mogelijk de algemene dienstplicht te laten invoeren. In de eerste jaren van de twintigste eeuw namen de internationale spanningen opnieuw toe, wat Leopold er in 1908 toe aanzette opnieuw op de invoering van de dienstplicht aan te dringen. De regering- Schollaert Schollaert, Franz
De Franstalige katholieke politicus Franz Schollaert (1851-1917) engageerde zich niet rechtstreeks in de Vlaamse beweging, maar als kamervoorzitter en eerste minister effende hij wel het... Lees meer
werkte daarop een voorstel uit dat neerkwam op legerdienst voor één man per gezin. De conservatieve katholieken en liberalen strubbelden tegen, maar het ontwerp werd uiteindelijk goedgekeurd met de steun van progressieve liberalen, socialisten én christendemocraten. Die laatsten namen immers afscheid van het ideaal van een minimale staat die weinig van haar burgers kon eisen en waarbij religie angstvallig buiten de politieke sfeer werd gehouden. Zij geloofden veeleer in een stelsel van liberté subsidiée, waarbij levensbeschouwelijke groepen de ziel uitmaakten van de natie maar waarbij katholieken ook verplicht konden worden het vaderland met de wapens te dienen. Leopold II tekende de nieuwe militiewet enkele dagen voor zijn overlijden.

Vlaamse beweging

Over de houding van Leopold II tegenover de Vlaamse beweging en de verschillende taalwetten Taalpolitiek en -wetgeving
Situaties van taalonderdrukking vindt men wereldwijd. Daarom besteedt deze bijdrage eerst aandacht aan gehanteerde taalpolitieke strategieën. Ook in België verzette een gedomineerde taalg... Lees meer
die vanaf 1870 werden afgekondigd (zie ook het stuk over de monarchie) is zo goed als niets bekend. Een markant moment in de relatie van de monarchie tot de Vlaamse beweging vormde de aanwezigheid van de koning bij de groots opgezette herdenking van de Guldensporenslag Guldensporenslag
De Guldensporenslag was een veldslag op de Groeningekouter nabij Kortrijk op 11 juli 1302. Hierbij werd het Franse ridderleger verslagen. De slag kreeg in de Vlaamse beweging een symbolis... Lees meer
in Brugge in augustus 1887 (naar aanleiding waarvan op het marktplein het standbeeld van Jan Breydel Breidel, Jan
Lees meer
en Pieter de Coninck De Coninck, Pieter
Lees meer
werd onthuld). Leopold hield een Franstalige redevoering die door het publiek uitbundig onthaald werd met ‘Vive le roi!’, maar die aan de belangrijkste Brugse krant Het Volksbelang de reactie ontlokte dat de Vlamingen de koning instinctmatig zo verwelkomden ‘daar zij wel gevoelen, dat hun vorst geen Vlaamsche koning is’. Een aantal Vlaamsgezinde liberalen verspreidden een pamflet waarin ze Leopolds houding omschreven als typerend voor de zoon van een Franse prinses, die zich reeds lange tijd gedroeg als de koning van de Walen en de ‘chef’ van de Franstaligen.

Vermoed kan worden dat de koning de Vlaamse beweging negeerde of zelfs afremde. Mogelijk maakte de vorst zich zorgen dat de taalkwestie op termijn de eenheid van het land kon bedreigen. Er tekende zich immers met de democratisering van het kiesrecht in toenemende mate een breuklijn af tussen een katholiek Vlaanderen en een liberaal of socialistisch Wallonië. Wat mogelijk ook tot een negatieve houding van Leopold II tegenover de Vlaamse beweging heeft bijgedragen, waren de spanningen met de katholieken over de landsverdediging. Deze laatste vonden in hun antimilitaristische stellingname immers in de Vlaamse beweging een bondgenoot – zeker in Antwerpen, waar in verzet tegen de ‘embastillering’ van de havenstad in 1862 de Meetingpartij Meetingpartij
De Meeting (1862-1914) was een Antwerpse politieke formatie die ontstond uit een coalitie van flaminganten, progressieve liberalen en katholieken. Ze liet zich kenmerken door een uitgespr... Lees meer
was opgericht.

Vorst van Congo-Vrijstaat

Eenmaal koning geworden verschoof, in de interesse van Leopold voor kolonisatie, de aandacht van het studiegebied naar het praktische terrein. Hij dacht nu in de eerste plaats aan het ontsluiten van grote gebieden door middel van lange handelsroutes en kleine operatiebasissen (‘wetenschappelijke’ stations), vergelijkbaar met de commerciële routes in China. Vanaf midden jaren 1870 richtte Leopold zijn aandacht op Afrika. Hij moest en zou een stuk krijgen uit ‘ce magnifique gâteau africain’. De koning geraakte in de ban van de reisverslagen van ontdekkingsreizigers over het immense en onontgonnen Congobekken, strategisch gelegen in het hart van Centraal-Afrika. Voor de Belgische staat zag Leopold in zijn plannen geen grote rol meer weggelegd, ontgoocheld als hij was in de steeds terugkerende lauwe reacties vanwege de Belgische politieke klasse voor zijn projecten.

Conferenties

In 1876 organiseerde de vorst in Brussel een Internationale Aardrijkskundige Conferentie, officieel rond de vraag hoe de Afro-Arabische slavenhandel gestopt kon worden en om de wetenschap te bevorderen. Daarop werd besloten de Association Internationale Africaine (AIA) op te richten, met de bedoeling het Congogebied wetenschappelijk te ontsluiten. In 1878 engageerde Leopold de Britse journalist Richard Morton Stanley, die net terug was van een ontdekkingsreis doorheen het gebied. Stanley zou tussen 1879 en 1884 opnieuw door het gebied trekken, deze keer stroomopwaarts langs de Congorivier, en daarbij her en der posten stichtten. Daarbij drong Leopold er vanaf 1882 bij Stanley en zijn agenten op aan om van de lokale stamhoofden grote concessies te verkrijgen (ook al konden die onmogelijk de betekenis van de akkoorden die ze afsloten begrijpen). Hij wilde niets minder dan dat de rechten over de grond hem volledig zouden toekomen.

De initiatieven van Leopold II gericht op het verkrijgen van controle in het Congogebied situeerden zich in wat een ware goldrush op Centraal-Afrika was, met ook Frankrijk en Portugal als kapers op de kust. Omdat de groeiende concurrentie van Europese mogendheden in Afrika om duidelijke spelregels vroeg, werd van november 1884 tot februari 1885 op initiatief van Bismarck de zogenaamde Conferentie van Berlijn belegd. Daar erkenden uiteindelijk alle deelnemende landen het gebied waar de Association Internationale du Congo (AIC), de nieuwste vereniging van Leopold II, een claim oplegde (wat geenszins overeenstemde met het gebied daadwerkelijk onder haar controle) als de nieuwe, soevereine Congostaat. De Britten en de Duitsers kreeg Leopold over de brug met de belofte van vrijhandel, terwijl Frankrijk akkoord ging in ruil voor de toezegging dat het als eerste de kans zou krijgen het gebied over te nemen in geval van een mislukking. Op de slotsessie van de Conferentie sprak de Duitse kanselier zijn wensen uit voor de ‘voorspoedige ontwikkeling’ van de nieuwe staat, en voor ‘de verwezenlijking van de nobele verzuchtingen van zijn illustere stichter’. Hoewel het formeel de AIC was die op 1 juni 1885 erkend werd als soevereine instantie in het Congobekken, een gebied vijfenzeventig keer zo groot als België, was het de facto Leopold II die ‘Congo-Vrijstaat’ als een absolute vorst zou gaan besturen. In vergelijking met de kolonies van andere Europese landen was dit zeer ongebruikelijk.

Hoewel Congo geen Belgische staatsaangelegenheid was (en formeel gesproken zelfs geen kolonie), stak in België, onder officieren, diplomaten, juristen en journalisten, toch een zeker enthousiasme de kop op, en zouden in de stations langs de Congorivier en in de expedities de Britten, aangesteld door Stanley, langzamerhand plaatsmaken voor Belgen. Ook vond een instroom plaats van katholieke missionarissen, zeker nadat de koning en paus Leo XIII akkoord waren gegaan om van Congo een Belgisch missiegebied te maken. Om macht uit te oefenen over een territorium zo groot als West-Europa, met een enorme politieke, economische en culturele diversiteit, had men echter geen andere keus dan te rekenen op de lokale heersers en hiërarchieën, die voortaan hun territorium en onderdanen in naam van Leopold II bestuurden. Daaraan ontleenden deze soms voordelen, maar ze hadden uiteraard ook weinig keus: door een nieuw opgericht leger, de Force Publique (met hoofdzakelijk blanke officieren en Afrikaanse soldaten), werden ze gedwongen in de pas te lopen. Aanvankelijk regeerden ook de Arabo-Swahilische krijgsheren en handelaars in het oosten van Congo in Leopolds naam maar geleidelijk aan ontstonden er spanningen, wat vanaf 1892 resulteerde in een tweejarig conflict met duizenden slachtoffers en de uiteindelijke onderwerping van het gebied – wat in de leopoldistische propaganda werd voorgesteld als een strijd tegen de Arabische slavenhandelaars.

Economische exploitatie

Leopolds beleid in Congo-Vrijstaat was in de eerste plaats economisch gemotiveerd, hoewel hij ook hoopte dat het België een nieuw elan zou verschaffen. Het was in elk geval niet gericht op de ontwikkeling van de Vrijstaat zelf. Het plan om het Congogebied tot een gemakkelijk economisch wingewest te maken draaide echter helemaal anders uit. De onmetelijkheid en ondoordringbaarheid van het gebied maakte dat Leopold fors moest investeren in het organiseren van expedities, de uitbouw van een ambtenarenapparaat en leger en de aanleg van posten, havens, wegen en spoorwegen. Daaraan ging heel zijn persoonlijk fortuin in rook op en tegen 1890 was hij zo goed als bankroet. De koning nam op dat ogenblik twee radicale besluiten. Ten eerste vroeg hij, in tegenstelling tot wat hij eerder plechtig beloofd had, de Belgische regering om financiële ondersteuning. Deze voorzag hem van fondsen ter waarde van vijfentwintig miljoen frank, later nog eens aangevuld met zeven miljoen frank, maar ook werd afgesproken dat als er geen financieel-economische beterschap kwam Congo aan de Belgische staat zou worden overgedragen. Ten tweede duwde Leopold op drastische wijze de beslissing door dat alle grond en bijhorende natuurlijke rijkdommen die niet verbouwd of bewoond werden voortaan toebehoorden aan de Congostaat. De facto maakte hij zo een einde aan de vrijhandel en nationaliseerde in één klap negenennegentig procent van het grondgebied.

Net in dezelfde periode nam wereldwijd de vraag naar rubber toe, vooral vanwege de intrede op de markt van rubberen auto- en fietsbanden. Aangezien de Congolese bossen enorme rubberreserves bevatten, betekende dit de redding voor Leopold II. De rubberexploitatie nam in de jaren 1890 exponentieel toe, de begroting van Congo-Vrijstaat kwam op orde en de koning kon zijn schulden beginnen afbetalen. Ook vatte hij met de opbrengsten grote bouwprojecten aan in België: het Jubelparkmuseum in Brussel, een immens koloniaal museum en park in Tervuren, de Venetiaanse gaanderijen in Oostende.

Voor de plaatselijke bevolking waren de gevolgen echter dramatisch. Er werden afhankelijk per streek quota opgelegd van aan te leveren rubber, die (net als voordien met het innen van ivoor) golden als een vorm van belasting in natura. Daarbij moesten inlanders het oerwoud intrekken om rubber aan de rubberlianen te onttrekken – een bijzonder zware karwei. Omdat de staat onmogelijk de exploitatie over het hele Congolese gebied zelf kon organiseren, werden grote delen van het territorium in concessie aan grote commerciële bedrijven geschonken, waarbij de overheid, Leopold dus, niettemin als belangrijkste aandeelhouder in de winsten deelde. De misstanden waren echter in het kroondomein en in de concessiegebieden dezelfde. Er werd massaal geweld ingezet tegen de bevolking om de vooropgezette quota te halen: platgebrande dorpen, verminkingen, verkrachtingen, ontvoeringen, moordpartijen en razzia’s. Het gevolg waren ontwrichte en getraumatiseerde samenlevingen, en een demografische crisis (tussen 1885 en 1930 zou een bevolkingsdaling van 1 tot 5 miljoen mensen hebben plaatsgevonden). Toen Leopold van de wantoestanden hoorde, zou hij zich er verontwaardigd over hebben uitgelaten, maar aan het systeem dat het geweld in de hand werkte veranderde niets.

Kritiek op het beleid en Belgische overname

De kritiek kon niet uitblijven, en kwam in de eerste plaats uit de Angelsaksische wereld. Een medewerker van de Britse rederij, Edmund Morel, stelde luidop de vraag hoe het kon dat schepen die in Antwerpen aankwamen steeds volgeladen waren met rubber, terwijl de schepen richting Congo beladen waren met hooguit wapens en munitie. In 1903 schreef de Britse consul in Boma Roger Casement, een gerespecteerd diplomaat, een vernietigend rapport over de situatie in Congo. Ook heel wat schrijvers, zoals de Pools-Britse Joseph Conrad en de Amerikaanse Mark Twain, lieten hun ongenoegen blijken. De koning reageerde door de Belgische pers op te roepen, en met smeergeld te motiveren, om de Britse aanvallen als kwaadwillig en geïnspireerd door eigenbelang af te doen. Ook trachtte hij via paus Pius X de internationale katholieke opinie in beweging te zetten, waarop de paus inderdaad een aantal inspanningen deed om het moreel krediet van de koning recht te houden, onder meer door de katholieke pers in Duitsland, de Verenigde Staten en Groot-Brittannië een aantal duidelijke vingerwijzingen te geven. Het keerpunt kwam echter met de onderzoekscommissie die de koning in 1904 onder nationale en internationale druk naar Congo stuurde, en die ondanks de inmenging van de koning terugkwam met een rapport dat de wantoestanden bevestigde.

Rond dezelfde tijd botste het exploitatiesysteem ook op haar grenzen. Het lokale verzet nam toe – bijvoorbeeld via het vernietigen van de rubberlianen – en door overexploitatie geraakten de rubberreserves uitgeput. In 1906 volgde de onvermijdelijke beslissing dat België Congo zou overnemen als kolonie. Ook Rome, die haar moreel prestige vanwege het lange stilzwijgen in het gedrang zag komen, keerde haar kar en zou actief betrokken zijn bij de voorbereiding van de overdracht. Niettemin slaagde Leopold II er in de daaropvolgende onderhandelingen in het onderste uit de kan te halen. Zo zou de regering in ruil voor de kolonie de schuld van Leopold ten belope van 110 miljoen Belgische frank overnemen, nog eens 45,5 miljoen uittrekken voor de voltooiing van de bouwprojecten van de koning, en ten slotte 50 miljoen eenvoudigweg aan de koning schenken ‘ten teken van erkentelijkheid voor de grote offers die hij zich getroost heeft voor Congo’. Op 15 november 1908 werd Congo-Vrijstaat officieel Belgisch-Congo. Een jaar later stierf de koning.

Herinnering

Na de dood van Leopold II werd er over zijn figuur door de Belgische overheid enige tijd het zwijgen toegedaan, maar na de Eerste Wereldoorlog Eerste Wereldoorlog
De Vlaamse beweging is fundamenteel getekend door de Eerste Wereldoorlog. De oorlog maakte een verregaande democratisering onafwendbaar, met wezenlijke gevolgen voor het politieke draagv... Lees meer
, die een opstoot in de populariteit van het koningshuis teweegbracht, werd zijn nagedachtenis gerehabiliteerd en zijn bewind in Congo ingepast in de Belgische beschavingsmythe. Leopold had het rijke maar primitieve Congo in kaart gebracht, de inwoners bevrijd van de Arabische slavendrijvers en beschaving gebracht. De visionaire vorst had op het einde van zijn leven zijn staat aan België overgedragen, en die zette nu zijn civilisatiewerk door. De eerste barsten in dit koloniale discours kwamen er vanaf de jaren 1960, na de dekolonisatie van Congo. Maar een keerpunt kwam er pas met de publicatie van het boek van Adam Hochschild, King Leopold’s Ghost: A Story of Greed, Terror and Heroism in Colonial Africa uit 1998 en de documentaire Congo: White King, Red Rubber, Black Death van Peter Bate uit 2003. Sindsdien is het beeld van Leopold II helemaal beginnen kantelen, wat in België onvermijdelijk tot irritatie en polemieken heeft geleid, en is het aantal studies over de periode enorm toegenomen. Door de Black Lives Matter-beweging is Leopold II in de voorbije jaren verder uitgegroeid tot een symbool van racisme en discriminatie, met onder meer met rode verf bekladde standbeelden tot gevolg. De eerste wetenschappelijke biografie over Leopold II laat vreemd genoeg nog steeds op zich wachten.

Literatuur

– J. Stengers, De koningen der Belgen. Van Leopold I tot Albert II, 1997.
– N. Ascherson, De biografie van Leopold II. De koning nv, 2002.
– H. van Goethem, De monarchie en “het einde van België”. Een communautaire geschiedenis van Leopold I tot Albert II, 2008.
– V. Dujardin, Leopold vóór Leopold II: de Hertog van Brabant (1835-1865), in: V. Dujardin e.a. (red.), Leopold II: ongegeneerd genie? Buitenlandse politiek en kolonisatie, 2009, pp. 57-72.
– J. Vandersmissen, Leopold II en zijn koloniale doctrine: van de hertog van Brabant tot 1885, in: V. Dujardin e.a. (red.), Leopold II: ongegeneerd genie? Buitenlandse politiek en kolonisatie, 2009, pp. 73-89.
– V. Viaene, De religie van de prins. Leopold II, de Heilige Stoel, België en Congo (1855-1909), in: V. Dujardin e.a. (red.), Leopold II: ongegeneerd genie? Buitenlandse politiek en kolonisatie, 2009, pp. 143-164.
– L. Wils, De ideologische barst van België. Van Leopold I tot Albert II, in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 68, 2009, nr. 1, pp. 7-27.
– D. Van Reybrouck, Congo. Een geschiedenis, 2010.
– G. Deneckere, Leopold I. De eerste koning van Europa, 2011.
– B. De Roo, ‘De Onafhankelijke Congostaat: plundermachine in dienst van een meedogenloze Leopold II’, in: I. Goddeeris, A. Lauro en Guy Vanthemsche (red.), Koloniaal Congo. Een geschiedenis in vragen, 2020, pp. 31-46.
– M. Van den Wijngaert, België en zijn koningen. Van macht naar invloed, 2021.

Suggestie doorgeven

1973: Mark D'hoker (pdf)

1998: Nico Wouters

2023: Stefaan Marteel

Databanken

Inhoudstafel