Sabbe, Julius

Persoon
Ludo Valcke (1998)
Volledige voornaam
Julius Ludovicus Maria
Pseudoniem
Karelszoon
Geboorte
Gent, 14 februari 1846
Overlijden
Brugge, 3 juli 1910
Leestijd: 4 minuten

Was de zoon van een kapper, genoot middelbaar onderwijs aan het Gents atheneum en studeerde van 1865 tot 1869 aan de faculteit van letteren en wijsbegeerte van de Gentse Rijksuniversiteit. Sabbe was van 1869 tot 1905 leraar aan het atheneum te Brugge. Hij was eveneens journalistiek actief en hoorde thuis in de liberaal-Vlaamse familie.

Sabbe stamde uit een bescheiden Vlaams milieu en werd Vlaamsgezind in zijn atheneumtijd, waar hij terechtkwam in de groep rond leraar Jacob F. Heremans. Voor zijn liberaal- Vlaamse en Groot-Nederlandse overtuiging waren vooral zijn universiteitsjaren zeer belangrijk. Hij had contacten met onder meer Heremans, Constant P. Serrure en 't Zal wel gaan. Sabbe werd bestuurslid van het studentengenootschap (1866-1867), leverde bijdragen aan en was redacteur van de Almanak voor 1866 en 1867. Via 't Zal wel gaan werd hij door Julius Vuylsteke gerekruteerd voor de Vlaams-liberale beweging. In 1865 was hij medeoprichter van de eerste volksbibliotheek van het Willemsfonds, die hij samen met andere jongeren zoals Julius de Vigne en A. Hoste hielp uitbaten. Dezelfde jongeren zetten de eerste volksvoordrachten en -lezingen op waarmee het Willemsfonds vanaf 1867 naar buiten trad. Na enkele zijsprongen onder meer met de oprichting van en de werking in het unionistische Het Vlaamsche Volk (1867) met Max Rooses en contacten met de Eerste Internationale greep Vuylsteke in en haalde de Gentse jongerengroep met Sabbe definitief in het Vlaams-liberale kamp. Zo werd Het Volksbelang (opgericht in 1867), waarvan de redactie bij de start bij Sabbe thuis was gevestigd, omgevormd van een niet-partijgebonden krant tot een onderdeel van het Vlaams-liberale en antiklerikale arsenaal. In dezelfde tijd speelde Sabbe ook zijn rol in het ontstaan van een Gentse afdeling van het Willemsfonds (1868). Als aanhanger van de Groot- Nederlandse gedachte organiseerde hij samen met Rooses en zijn mentor Vuylsteke in 1867 het IXde Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres te Gent. Veel later in 1884 deed hij dit over met het XIXde Congres te Brugge. In 1902 zat hij het XXVIIste Congres te Kortrijk voor. Vooraleer een einde kwam aan Sabbes 'wonderjaren' te Gent hielp hij zijn leermeester Vuylsteke nog met de start van een politieke loopbaan.

In 1869 aanvaardde Sabbe, op aandrang van Heremans, een leraarsambt aan het atheneum te Brugge, waar hij, zijn leermeester volgend, een groep Vlaamsgezinde jongeren vormde met onder meer Albert Thooris, F. Retsin, Julius Pée en Maurits en Herman Sabbe. Onder Sabbes impuls ontstond de studentenvereniging de Van Maerlants Zonen.

Van de jaren 1870 af was hij actief op het journalistiek terrein. Na zijn medewerking aan La Plume (1870-1872), een weekblad dat zich inzette voor het behoud van Brugges architectonische identiteit, stichtte Sabbe in 1874 met onder meer Karel de Flou, Leo van Gheluwe en August van der Meersch het maandblad De Halletoren. In 1873 richtte hij te Brugge een afdeling van het Willemsfonds op. Nadat De Halletoren in 1881 was verdwenen, nam Sabbe in 1885 het hoofdredacteurschap op zich van het weekblad de Brugsche Beiaard, waarvan hij ook mede-eigenaar was. Zijn activiteiten bleven gericht op de noodzakelijke herleving van Brugge als Vlaamse stad met een zeer rijk cultureel en economisch verleden. Sabbe stelde als eerste eis daartoe een nieuwe verbinding tussen Brugge en de zee. Bijna dertig jaar lang heeft hij daarvoor intensief geijverd, tot het kanaal Brugge-Zeebrugge in 1907 werd geopend. Ondertussen had hij de leiding van de Breydelcommissie, die op de Grote Markt te Brugge een standbeeld van Jan Breidel en Pieter de Coninck wilde oprichten. Het standbeeld kwam er in 1887. In het kader van zijn werk voor de culturele Vlaamse heropleving had hij een uitermate belangrijk aandeel in de totstandkoming van het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium (1898) te Antwerpen, onder leiding van Peter Benoit, Sabbes grote vriend.

Steeds verdedigde Sabbe zijn Groot-Nederlandse, liberaal- vrijzinnige en Vlaamse overtuiging. Wars van alle onverdraagzaamheid was hij altijd bereid met anderen samen te werken, niettegenstaande de grote tegenkanting die hij ondervond. Als uitstekend redenaar improviseerde hij meestal, zodat slechts weinig van zijn redevoeringen voor ons bewaard zijn gebleven. Zijn gedichten spreken zijn grote liefde voor Brugge uit.

Werken

– Artikelen in Volksalmanak van het Willemsfonds (1866-1867); La Plume (1870-1872); Nederlandsch Museum (1874); Jaarboek van het Willemsfonds (1870, 1876, 1877); De Halletoren (1874- 1880); La Flandre Libérale (1881); De Brugsche Beiaard (1885-1910).
– Breidel en De Coninc, hun gedenkteken en zijn beteekenis, z.j..
– Het nationale beginsel in de Vlaamse schilderkunst, 1874.
– samen met A.Vermast, Grootmoeders vertelboek. Vrij naar het Duitsch, 1885.
– Peter Benoit zijn leven, zijn werken, zijne beteekenis, 1902.
– Mijn Brugge. Gedichten met een inleiding door P. Fredericq, 1911.

Literatuur

– P. Fredericq, Schets eener Geschiedenis der Vlaamse Beweging, II-III, 1906-1908.
– L. Monteyne, De Sabbe's, 1923.
– J. Schepens en L. Maerten, Julius Sabbe, 1932.
– Huldegedenkboek Julius Sabbe, 1946.
– H.J. Elias, Geschiedenis van de Vlaamse Gedachte, III-IV, 1964-1965.
– L. Valcke, 'Sabbe, Julius Ludovicus Maria', in NBW, VIII, 1979.
– J. Verschaeren, Julius Vuylsteke (1836-1903). Klauwaard en Geus, 1984.

Suggestie doorgeven

1975: Ludo Valcke (pdf)

1998: Ludo Valcke

Databanken

Inhoudstafel