Unie van Hand- en Geestesarbeiders

Organisatie
Wouter Steenhaut (2023, ongewijzigd), Wouter Steenhaut (1998)

Tijdens de Duitse bezetting in 1940-1945 probeerden Belgische vakbonden, zoals het Christelijk Vakverbond (ACV) en het Belgisch Vakverbond (BVV), hun positie te behouden. Onder druk van Duits gezag ontstond de Unie van Hand- en Geestesarbeiders (UHGA) in 1941, met steun van het Vlaams Nationaal Verbond (VNV). Ondanks claims van 250.000 leden, slaagde de UHGA er niet in vakbondsleden te mobiliseren, en haar invloed bleef beperkt, mede door interne spanningen en veranderende loyaliteiten. In 1943 daalde het ledenaantal aanzienlijk.

Afkorting
UHGA
Alternatieve naam
Union des Travailleurs manuels et intellectuels (UTMI)
Oprichting
1940
Stopzetting
1944
Leestijd: 5 minuten

Overeenkomstig de vooroorlogse statutair genomen beslissingen vluchtten de meeste vooraanstaande leiders van het socialistische Belgisch Vakverbond (BVV) en van het Algemeen Christelijk Vakverbond Algemeen Christelijk Vakverbond
Het Algemeen Christelijk Vakverbond (1912) is de overkoepelende organisatie van het christelijk syndicalisme in België. Lees meer
(ACV) na de Duitse inval op 10 mei 1940 naar Frankrijk. In strijd met deze beslissingen hernamen sommige achtergebleven leiders de vakbondsactiviteit.

Langs katholieke zijde werd op 24 juni 1940 met instemming van kardinaal Ernest-Joseph van Roey Van Roey, Ernest-Joseph
Ernest-Joseph van Roey (1926-1961) was Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen. Hij aanvaardde geleidelijk de onvermijdelijkheid van een eentalig Vlaanderen en bestreed het Vlaams-nationalis... Lees meer
en van Mgr. Belpaire, proost van de Katholieke Arbeiders Vrouwengilde Katholieke Arbeiders Vrouwengilde
Lees meer
, het ACV onder de benaming Christelijke Beroepsorganisaties van België heropgericht. Hendrik de Man De Man, Hendrik
Lees meer
, voorzitter van de door hemzelf ontbonden Belgische Werkliedenpartij Belgische Werkliedenpartij
Lees meer
, en F.V. Grauls, toegevoegd secretaris bij de Belgische Transportarbeidersbond, richtten op 19 augustus 1940 het Nieuwe BVV op. Op advies van graaf Maurice Lippens Lippens, Maurice
Graaf Maurice Lippens (1875-1956) was een Belgisch liberaal politicus, senator voor het arrondissement Gent-Eeklo en minister van onderwijs. Lees meer
herdoopte Alfons Colle zijn Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België in Algemene Centrale der Beroepsverenigingen van België.

Deze actieve syndicale leiders hoopten met hun nieuwe organisaties en antidemocratische principes het latere autoritaire corporatieve en soevereine België rond koning Leopold III van Saksen-Coburg, Leopold III
Leopold III (1901-1983) werd aan de vooravond van en tijdens de Tweede Wereldoorlog het boegbeeld van een autoritaire stroming in de Belgische politiek. Zijn controversiële houding en mee... Lees meer
te schragen. Deze politieke factor was de stuwende motor achter de vele syndicale initiatieven en zal het sterkst geponeerd worden in de gezamenlijke federatieve Syndicale Unie der Belgische Arbeiders die, onder druk van hofkringen, in oktober 1940 gesticht werd door de christelijke, liberale en socialistische (strekking De Man) vakbonden. Begin november 1940 stelden de Duitsers hun veto tegen deze royalistische en belgicistische federatie. In deze politieke context woedde tussen het ACV, met August Cool Cool, August
August Cool (1903-1983) was een syndicalist. Van 1946 tot 1964 was hij voorzitter van het Algemeen Christelijk Vakverbond. Lees meer
, Paul-Willem Segers Segers, Paul-Willem
Paul-Willem Segers (1900-1983) was secretaris van het ACW en achtereenvolgens KVV- en CVP-politicus, die na de Tweede Wereldoorlog verschillende ministerposities bekleedde. Hij was betrok... Lees meer
en kardinaal Van Roey en het Nieuwe BVV een hevige concurrentiestrijd in de hoop op een syndicaal monopolie in Vlaanderen. Beide bonden zagen in een samenwerking met het Verdinaso Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen
Het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen (Verdinaso) (1931-1941) was een fascistisch geïnspireerde beweging onder leiding van Joris van Severen, die een staats- en maatschappijherv... Lees meer
en het bij het Vlaamsch Nationaal Verbond Vlaamsch Nationaal Verbond
Het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) (1933-1945) was een rechts-radicale Vlaams-nationalistische partij die tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreerde met de Duitse nationaalsocialistis... Lees meer
(VNV) aanleunende Arbeidsorde Vlaamsche Arbeidsorde
Vlaamsche Arbeidsorde (1936-1941) werd opgericht onder de leiding van Victor Leemans als een corporatistische organisatie die in theorie de rexistische vakbonden en het Vlaamsch Nationaal... Lees meer
een versterking van de eigen positie, en vice versa een verzwakking van de concurrerende vakbond. In dit kader situeerden zich tevens de gesprekken tussen De Man en Victor Leemans Leemans, Victor
Victor Leemans (1901-1971) was een politiek en sociaaleconomisch theoreticus, die het gedachtegoed van de revolutie van rechts introduceerde in de Vlaamse beweging. Tijdens de Tweede Were... Lees meer
, die mislukten door hun verschillende visie op de Belgische staat en de daarmee verbonden syndicale structuur alsmede door het feit dat Arbeidsorde een verlengstuk was van het VNV dat zelf de totalitaire macht nastreefde als nationaal-socialistische eenheidsformatie.

Het machtsstreven zette elke vakbond aan tot deelname aan de Unie van Hand- en Geestesarbeiders (22 november 1940). Arbeidsorde vormde de vierde pijler van deze latere eenheidsvakbond. De Duitse inmenging en supervisie aanvaardden ze blijkbaar met instemming van de hoogste kringen, die zegden namens de koning en de kardinaal te spreken.

De UHGA zou opgebouwd worden op basis van de gefusioneerde centrales van de verschillende vakbonden. Hoewel er aan de gemeenschappen meer zelfstandigheid werd verleend, bleef de nationale eenheidsstructuur bewaard. De leiding werd toevertrouwd aan het Comité van Acht, onder leiding van Victor Grauls. Toen het duidelijk werd dat een snelle vastlegging van het politiek statuut van België en de respectievelijke machtsaspiraties niet tot de onmiddellijke mogelijkheden behoorden, de kansen op een Duitse zege onzeker werden en de Duitse controle op de vakbonden alsmaar scherper werd, trokken het ACV en enkele socialistische vakbonden zich in de eerste helft van 1941 terug uit het UHGA-avontuur. Toen de zelfstandigheid van de respectievelijke centrales nog meer werd beperkt door de fusies van de centrales en door het reorganisatieplan van 18 oktober 1941 nam de meerderheid van de aangesloten socialistische syndicale leiders ontslag. Per gemeenschap werden 15 machteloze beroepscentrales opgericht die volledig afhankelijk waren van de pas opgerichte gewestelijke interprofessionele bureaus en van de respectievelijke Vlaamse en Waalse secretarissen-generaal ( Marcel de Ridder De Ridder, Marcel
Marcel de Ridder (1902-1986) was actief bij de Frontpartij en zorgde in 1929 voor de fusie van de Vlaams-nationale vakbonden. Hij werd schepen voor het VNV te Aalst en verkozen in de prov... Lees meer
en Paul Garain). Door dit reorganisatieplan hielden de vier oude vakbonden op te bestaan en was de UHGA een feit geworden. Intern sprak de leiding van de UHGA – het Directorium – eind 1941 zich uit voor de uiteindelijke Duitse overwinning. De invloed van Arbeidsorde en dus van het VNV was hier niet vreemd aan. Het VNV beschouwde de UHGA als een instrument om de monopoliepositie op vakbondsgebied te verwerven. Toen op 1 april 1942 de top-VNV'er Edgard Delvo Delvo, Edgard
Edgard Delvo (1905-1999) was een, socialistisch kaderlid en volgeling van Hendrik de Man. Hij trad toe tot de VNV-leiding in 1940 en werd in 1942 leider van de Unie van Hand- en Geestesar... Lees meer
tot nieuwe leider van de UHGA werd aangesteld waren de verwachtingen hooggespannen. Onder Delvo steunde de UHGA openlijk de Duitse nationaal-socialistische politiek, maar Delvo evolueerde weg van het VNV. Hij aanvaardde dat de Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap
De Duitsch-Vlaamsche Arbeidersgemeenschap (DeVlag) (1935-1945) was vóór de Tweede Wereldoorlog een organisatie van Vlaamse en Duitse studenten. Tijdens de oorlog ontpopte de DeVlag zich ... Lees meer
(DeVlag) de enig erkende nationaal-socialistische partij in Vlaanderen zou worden en hij zag de UHGA er als sociale organisatie van.

Van bij haar stichting was de Unie een mislukking. Met haar zogezegde 250.000 leden verenigde ze slechts 24,24% van het vooroorlogse aantal vakbondsleden. Na het ontslag van het Vlaams ACV en van enkele socialistische centraleleiders was het ledeneffectief meer dan gehalveerd. In april 1942 telde de UHGA nog circa 112.000 leden van wie 95.478 in Vlaanderen en 16.232 in Wallonië. Dankzij het individueel sociaal dienstbetoon steeg dit aantal terug tot zijn maximum van 164.061 in april 1943. De permanente sociaal-politieke onmacht van de UHGA was frappant. Het was hoofdzakelijk de zorg om het dagelijks materiële belang en het ongeloof in de mogelijkheden op een succesvolle vakbondsactie onder een totalitair regime, die de arbeiders het nutteloze deed inzien van een massale aansluiting bij de UHGA.

Literatuur

– W. Steenhaut, De Unie van Hand- en Geestesarbeiders. Een onderzoek naar het optreden van de vakbonden in de bezettingsjaren 1940-1944, RUG, onuitgegeven doctoraatsverhandeling, 1983.

Suggestie doorgeven

1975: Mieke Van Haegendoren (pdf)

1998: Wouter Steenhaut

2023: Wouter Steenhaut

Databanken

Inhoudstafel