Doutreloux, Victor-Joseph

Persoon
Oliver Bogaerts (2023, herwerking), Hendrik Defoort (2023, ongewijzigd)

Victor-Joseph Doutreloux (1837-1901) was de 86ste bisschop van de industriestad Luik en stond bekend om zijn sociale en pragmatische beleid, dat voornamelijk inzake het arbeidersvraagstuk bijzonder progressief was.

Geboorte
Chênée, 18 mei 1837
Overlijden
Luik, 24 augustus 1901
Leestijd: 3 minuten

Opleiding en vroege carrière

Victor-Joseph Doutreloux werd na het vroegtijdige overlijden van zijn ouders op zevenjarige leeftijd onder voogdij van zijn oom-priester geplaatst. Hij studeerde achtereenvolgens aan het ‘Collège Marie-Thérèse de Herve’, het Klein Seminarie van Sint-Truiden en het Groot Seminarie te Luik. Daarna trok hij naar de Gregoriaanse Universiteit te Rome om zich te verdiepen in de theologie. Aldaar werd hij op 23 februari 1861 tot priester gewijd.

Meteen daarna begon Victor-Joseph Doutreloux zijn professionele loopbaan met een positie als onderdirecteur van het college Saint-Quirin van Hoei. Het duurde vervolgens niet lang voordat hij gepromoveerd werd tot directeur van het Klein Seminarie van Sint-Truiden Klein Seminarie van Sint-Truiden
Lees meer
(1865) en later zelfs tot directeur van het Groot Seminarie in Luik (1871). Na een periode van drie jaar verliet hij het seminarie en trad hij in dienst als vicaris-generaal van bisschop Théodore de Montpeillier (1874). Nadat hij na een jaar aangeduid werd als hulpbisschop-coadjutor, werd hij in 1879 benoemd tot bisschop van Luik.

Pragmatisch en progressief beleid

Als lid van het Belgisch episcopaat ontwikkelde Doutreloux een progressief sociaal profiel (zie Kerk Kerk
De verhouding tussen Kerk en Vlaamse beweging vertoont historisch een tweevoudig beeld. Enerzijds waren de godsdienstige en de Vlaamsgezinde overtuiging innig verstrengeld en vormde de cl... Lees meer
). Zijn functie als bisschop van het sterk geïndustrialiseerde Luik zorgde ervoor dat hij gevoelig was voor de sociale situatie van de arbeidersklasse en dat hij openstond voor de democratisering van het katholicisme in België België
Geen Vlaamse beweging zonder België. Het is ook onmogelijk om België te begrijpen zonder de geschiedenis van de Vlaamse beweging erbij te betrekken. Tussen het ontstaan van een culturele ... Lees meer
. Doutreloux’s engagement voor het arbeidersmilieu bleek vooral uit de talrijke initiatieven waar hij zijn schouders onder zette, waaronder de congregatie van de ‘Aalmoezeniers van de Arbeid’ en het eerste Salesianenhuis in Luik. De Luikse bisschop maakte er in de eerste plaats een erezaak van om de katholieke elite aan te zetten tot sociale actie en om verbetering aan te brengen in de morele, religieuze en materiële situatie van de arbeidersklasse. Hij hoopte op die manier het katholieke geloof in de arbeiderscultuur te restaureren. Onder meer zijn interpretatie van het Rerum Novarum van Leo XIII, die hij neerschreef in een herderlijke brief, bleek zeer invloedrijk.

Wat de Vlaamse kwestie betreft, ging Doutreloux bijzonder pragmatisch tewerk. Zo ging hij bijvoorbeeld aan de ene kant akkoord met kardinaal Petrus L. Goossens Goossens, Petrus
Petrus Goossens (1827-1906) was aartsbisschop van Mechelen. In 1891-92 nam hij maatregelen tegen de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging. Hij vaardigde tegelijk richtlijnen uit voor een g... Lees meer
’ schrijven van april 1892, waarbij scholieren verboden werd om meetings bij te wonen of lid te worden van verenigingen buiten de colleges en om propaganda voor gezagsondermijnende Vlaamsgezinde publicaties te lezen. Zijn vicaris-generaal, de uitgesproken Vlaamsgezinde Martinus-Hubertus Rutten Rutten, Martinus-Hubertus
Martinus-Hubertus Rutten (1841-1927) was een Vlaamsgezinde bisschop in Luik, die zich hoofdzakelijk bezighield met het vernederlandsen van het arbeidersmilieu en het onderwijs. Hij stond ... Lees meer
, mocht om die reden ook niet ondervoorzitter worden van het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond
Lees meer
(KVHV). Doutreloux vreesde namelijk voor de tweedracht die een goed georganiseerde Vlaamsgezinde scholierenwerking zou kunnen veroorzaken in het bisdom Luik. Aan de andere kant achtte hij het niet noodzakelijk om de richtlijnen van de kardinaal tot op de letter op te volgen. Zo kregen de directies en de leerkrachten binnen zijn bisdom alle vrijheid inzake hun houding tegenover de volkstaal, die binnen het Klein Seminarie extra aandacht moest krijgen in functie van de priesteropleiding.

Literatuur

– R. Boudens, Kardinaal Goossens en de Vlaamse Beweging, in: De Maand, 1970, pp. 231-241.
– A. Deblon, P. Gérin en L. Plymers, Les archives Diocésaines de Liège, 1978.
– E. Lamberts, De Kruistocht tegen het Liberalisme, 1984.
– L. Gevers, Bewogen Jeugd. Ontstaan en ontwikkeling van de katholieke Vlaamse studentenbeweging (1830-1894), 1987.
– P. Gérin, Sociaal-Katholicisme en Christen-Democratie (1884-1904), in: E. Gerard, De Christelijke Arbeidersbeweging in België, 1991, dl. I, pp. 56-113.
– J. Lamberts, Dom Lambert Beauduin en het begin van de liturgische beweging, in: Yearbook for Ritual and Liturgical Studies, 1992, dl. 8, pp. 235-271.
– U. Altermatt, J. de Maeyer en F. Metzger, Religious Institutes and Catholic Culture in 19th- and 20th-Century Europe, 2014.
– Victor Doutreloux, 16 januari 2019, geraadplaagd op: 16 september 2022, op: https://www.odis.be/hercules/search2.php?searchMethod=simple&search=dou…

Suggestie doorgeven

1998: Hendrik Defoort (pdf)

2023: Hendrik Defoort

2023: Oliver Bogaerts

Databanken

Inhoudstafel