De Blauwvoet (1944)
De Blauwvoet (1944) was het tijdschrift van de Dietsche Blauwvoetvendels en Meisjesscharen, de jeugdbeweging van het collaborerende Vlaamsch Nationaal Verbond.
De Blauwvoet (1944) was het tijdschrift van de Dietsche Blauwvoetvendels en Meisjesscharen, de jeugdbeweging van het collaborerende Vlaamsch Nationaal Verbond.
Leonard-Lodewijk de Bo (1826-1885) was een priester, jarenlang leraar aan het Sint-Lodewijkscollege in Brugge en overleden als pastoor-deken van Poperinge.
François-Marie de Brouwer (1847-1927) nam als superior van het Klein Seminarie van Roeselare een gematigde houding aan tegenover de blauwvoeterij.
Caesar de Bruyker (1878-1924) was een Vlaamsgezinde wetenschapper die na de Eerste Wereldoorlog werd veroordeeld voor activisme.
Arthur de Bruyne (1912-1992) was een Vlaams-nationalistisch geëngageerde kroniekschrijver en historicus van de Vlaamse beweging, die met zijn vele publicaties in belangrijke mate bijdroeg tot de vergoelijkende beeldvorming over de collaboratie.
Pieter de Bruyne (1850-1919) was een jurist die in Gent van 1895 tot 1899 en van 1903 tot 1911 gemeenteraadslid was, tot 1906 namens de Belgische Werkliedenpartij (BWP).
Onderwijzer José de Ceulaer (1926-1992) streefde naar de vorming van een Nederlandstalige sector van het Belgisch onderwijs in Duitsland. Daarvoor richtte hij de Christelijke Unie van Personeelsleden bij het rijksonderwijs in Duitsland op.
Albert de Clerck (1914-1974) behoorde tot de eerste lichting CVP-parlementairen. Als bevoegde minister zette hij zich in het bijzonder in voor de middenstand. Verder was De Clerck een van de grondleggers van de KULAK.
Richard de Cneudt (1877-1959) was een onderwijzer en dichter die tijdens de Eerste Wereldoorlog mee de Raad van Vlaanderen oprichtte en binnen de Raad vooral actief was rond onderwijs.
Alfons de Cock (1850-1921) was een Denderleeuwse onderwijzer, schrijver en folklorist.
Germanist Jozef de Cock (1877-1944) was hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij steunde openlijk de Vlaamse studenten. In 1915 pleitte hij voor administratieve scheiding, waardoor hij moeilijkheden kreeg met de academische overheid.