Ledeganck, Karel L.

Persoon
Piet Couttenier (2023, herwerking), Ada Deprez (1998)

Karel Lodewijk Ledeganck (1805-1847) was een Vlaams ambtenaar, politicus, jurist en dichter uit Eeklo. Hij was een cultuurflamingant en schreef een dichterlijke trilogie die in de Vlaamse beweging een canon-statuut verkreeg.

Volledige voornaam
Karel Lodewijk
Alternatieve naam
Karel Lodewyck Ledeganck
Geboorte
Eeklo, 9 november 1805
Overlijden
Gent, 19 maart 1847
Leestijd: 11 minuten

Karel Lodewijk Ledeganck (1805-1847) slaagde er in om via zelfstudie een succesrijke carrière op te bouwen als jurist, politicus en ambtenaar. Hij werd vrederechter, provincieraadslid en inspecteur van het lager onderwijs Lager onderwijs
De ‘taalstrijd’ in Vlaanderen is op het niveau van het lager onderwijs minder problematisch verlopen dan op dat van het middelbaar en van het hoger onderwijs. Toch was de verfransing van ... Lees meer
. Hij droeg als cultuurflamingant bij tot de Vlaamse emancipatie in de 19de eeuw. Hij vertaalde de Code civil in het Nederlands. Grote roem verwierf hij als dichter. Hij debuteerde met romantische gevoelspoëzie, maar critici deden hem ombuigen naar een origineel, maar ook volksnationaal dichterschap. De dichterlijke trilogie De drie zustersteden uit 1846 werd door gezagvolle letterheren gecanoniseerd en uitgeroepen tot het ‘dichterlijk Evangelie van de Vlaamse Beweging’.

Carrière

Karel Lodewijk Ledeganck werd op 9 november 1805 in Eeklo geboren tijdens het Franse Bewind, als zesde kind van Jan Ledeganck en Joanna Coddens, die al drie van hun kinderen vroeg verloren. Hij kreeg de voornamen Charles Louis. Zijn ouders hielden in Gent een winkeltje, maar vader Ledeganck was ambitieus en behaalde het getuigschrift van onderwijzer.

Karel L. Ledeganck bouwde zijn loopbaan ook via zelfstudie op, en met groot succes. Hij volgde daarmee het pad dat veel flaminganten van het eerste uur aflegden. Een symbolisch traject: het vangt aan met een armoedige jeugd, als twaalfjarige fabrieksarbeider; hij was spoeler in een weverij. Door toedoen van zijn mentor, de rijksontvanger, dichter en orangist Karel Vervier Vervier, Karel
Lees meer
, kon hij echter al omtrent zijn veertiende jaar klerk worden op het stadhuis van zijn geboortestad Eeklo (1820-1832). Hij werd daarna klerk in Oidenaarde en griffier en plaatsvervangende vrederechter in Kaprijke (1832-1834). Nadat hij zelfstandig oude talen had gestudeerd, kon hij zijn studies rechten aan de Gentse universiteit aanvatten. Daar behaalde hij op 10 augustus 1835 het diploma van doctor in de rechten. Hij klom snel de maatschappelijke ladder op: al in oktober 1836 werd hij vrederechter in Kaprijke, en kort daarna in Zomergem. Hij leerde er dokter-schrijver Judocus F. de Hoon kennen, met wiens dochter Virginie hij in 1840 trouwde. Zo werd hij overigens schoonbroer van Jacob F.J. Heremans Heremans, Jacob
Lees meer
, die in 1849 met Constance de Hoon zou huwen. Heremans zou in 1856 voor het eerst de verzamelde Gedichten van Ledeganck uitgeven en inleiden, waarmee hij een belangrijke rol speelde in de literaire roem van de nationale dichter. 

Van 1837 tot 1845 was Ledeganck ook lid van de provincieraad van Oost-Vlaanderen Oost-Vlaanderen
Dit artikel onderzoekt de vraag of en in welke mate de Vlaamse beweging in Oost-Vlaanderen een specifieke identiteit vertoonde. Lees meer
, waar hij het op 17 juli 1840 aandurfde om als eerste na 1830 de raad in het Nederlands toe te spreken. Zijn voorbeeld werd gevolgd door Pieter Ecrevisse Ecrevisse, Pieter
Pieter Ecrevisse (1804-1879) was een liberale onderwijzer, politicus, jurist en auteur. Lees meer
. Ledeganck pleitte ervoor dat de nationale en provinciale overheden ook de volkstaal zouden gebruiken in hun contacten met lokale besturen en burgers. Gelijkaardige acties in Antwerpen Antwerpen
Lees meer
zorgden voor de eerste successen van het Vlaams petitionnement Petitionnement
Het Vlaams petitionnement (1840) was een politieke actie waarbij taalminnaars uit Antwerpen, Gent en Leuven voor de eerste maal een ‘Vlaams’ eisenprogramma formuleerden. Dit petitionnemen... Lees meer
(1840). Ledeganck was een voorstander van een nauwe taaleenheid met het Noorden. Niet voor niets werd hij lid van de zogenaamde Taelcommissie Spellingcommissie
Lees meer
(ook bekend als spellingcommissie) die op 15 juli 1837 door de Belgische regering werd opgericht om een eind te stellen aan de toen heersende verwarring in de regelgeving van de Nederlandse taal Taal
De ontwikkeling van het Nederlands vormde tot diep in de 20ste eeuw een fundamenteel aandachtspunt in de Vlaamse beweging. De wijze waarop het geschreven en gesproken Nederlands gehanteer... Lees meer
en spelling.

In 1842 werd Ledeganck provinciaal inspecteur voor het lager onderwijs in de Oost-Vlaamse provincie, waardoor het gezin naar Gent verhuisde. Hij zou die taak tot aan zijn overlijden in 1847 vervullen. Dit was geen sinecure. Door de omvangrijke schoolbevolking, de verspreide ligging van de scholen, de grote armoede en de schrijnende schoolbehoeften betekende dit eerder een zware en ondankbare opdracht. Ook het peil van de onderwijzers was laag. Tegenwerking van lokale besturen bleef hem niet bespaard. De liberaal Ledeganck kwam meer dan eens in botsing met de katholieke geestelijkheid en het Gentse bisdom. Met de hulp van de ministers slaagde hij er wel in, onder meer door conferenties voor de onderwijzers te organiseren en adviezen voor een degelijke bouwpolitiek te geven, het peil van de inspecties op te voeren en het aantal leerlingen, vakken en handboeken te doen toenemen.

In november 1840 was Ledeganck, met het oog op de Vlaamse volksontvoogding, ook gestart met de vertaling van de Code civil (Het burgerlyk wetboek), een pionierswerk op rechtsgebied. Het verscheen, met toelichting, eerst in afleveringen en vanaf 1841 in boekvorm in Gent. Het werd herhaaldelijk herdrukt (in 1844, 1849, 1859, 1867 en 1899). Het zou zijn nut en succes meer dan halve eeuw volhouden.

Bij Koninklijk Besluit van 16 oktober 1845 werd Ledeganck door minister van binnenlandse zaken Sylvain van de Weyer Van de Weyer, Sylvain
Sylvain van de Weyer (1802-1874) was een van de leiders van de Belgische revolutie in 1830. Hij was lid van de eerste Belgische regering (1831) en werd in juli 1831 door koning Leopold I ... Lees meer
, samen met Hendrik Conscience Conscience, Hendrik
Hendrik Conscience (1812-1883) was de eerste auteur die het in België aandurfde een roman in het Nederlands te schrijven en te publiceren. Zijn oeuvre van zo’n 65 romans, dat ook een bred... Lees meer
en Jan J. de Laet De Laet, Jan Jacob
Antwerpenaar Jan J. de Laet (1815-1891) was een liberale en flamingantische letterkundige. Ook ijverde hij als Kamerlid van de Meetingpartij voor het stemmen van taalwetten. Lees meer
, nog benoemd tot professeur agrégé aan de Gentse universiteit. Zijn literaire oeuvre had hierbij blijkbaar de doorslag gegeven, want hij werd in de faculteit letteren en wijsbegeerte benoemd. Het betrof een loutere erefunctie die geen werkelijke leeropdracht omvatte. Niet lang echter kon hij daarvan de vruchten plukken want op 19 maart 1847 overleed Ledeganck, amper eenenveertig jaar oud. Hij kampte heel zijn leven met een wankele gezondheid. De eerste klachten zijn te horen in brieven van 1827. De longziekte werd hem uiteindelijk fataal.

Romantisch en nationaal dichter

Ook als dichter maakte Ledeganck in korte tijd een hele evolutie door, met een opvallend keerpunt. Hij debuteerde in een periode waarin jonge dichters via rederijkerswedstrijden naam en faam moesten verwerven. Ledeganck werd met zijn ingezonden gedichten al vóór 1830 herhaaldelijk gelauwerd: Deinze, 1827 (‘Heil en onheil der tooneeloefening’), Brugge, 1828 (‘Lof der schilderkunst’) en Tielt, 1830 (‘De linnenmakery. Vlaenderens welvaren’). Na de Belgische Revolutie Belgische Revolutie
De Belgische Revolutie is de naam van de opstand van 1830-1831 in de zuidelijke provincies van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden van koning Willem I. De opstand leidde tot de splits... Lees meer
brak hij echt door met zijn gedicht ‘Zegeprael van ’s Lands onafhanglykheid of lotsbestemming des vaderlands’ voor de tweetalige nationale wedstrijd, met de gerehabiliteerde Jan Frans Willems Willems, Jan Frans
Jan Frans Willems (1793-1846), de “vader van de Vlaamse beweging”, was dichter, polemist, filoloog, tekstediteur en initiatiefnemer of lid van tal van academies en genootschappen in binne... Lees meer
in de jury, die de Belgische regering in 1834 had uitgeschreven om de onafhankelijkheid te herdenken.

De jonge dichter Ledeganck richtte zich aanvankelijk vooral op voorbeelden uit de Noord-Nederlandse literatuur (Feith, Poot, Bilderdijk Bilderdijk, Willem
De Nederlandse dichter Willem Bilderdijk (1756-1831) genoot in de 19de eeuw een grote populariteit onder Vlaamse dichters als Jan Frans Willems, Prudens van Duyse en Maria Doolaeghe. Zijn... Lees meer
, Tollens e.a.) en bouwde zijn literaire vriendenkring uit, zoals toen gebruikelijk was, via lidmaatschappen van verenigingen en genootschappen (zoals de in Eeklo actieve maatschappij voor Retorica ‘Eikels worden boomen’) en via correspondentie, vooral met Frans J. Blieck Blieck, Frans
Lees meer
en Frans Rens Rens, Frans
De verdienste van de letterkundige Frans Rens (1805-1874) lag niet zozeer in zijn eigen poëtische werk, maar wel in zijn inzet voor verschillende Vlaamsgezinde verenigingen en tijdschrift... Lees meer
. Belangrijk zijn ook zijn contacten met Jan Frans Willems en Ferdinand Snellaert Snellaert, Ferdinand A.
Ferdinand Augustijn Snellaert (1809-1872) was een arts, filoloog, letterkundige en leidende figuur in de Vlaamse beweging. Lees meer
. Hij werkte al vóór 1830 vlijtig mee aan literaire tijdschriften, zoals de Belgische Muzenalmanak Belgische Muzen-Almanak
De Belgische Muzen-Almanak (1826-1830) was een jaarlijkse poëzie-uitgave in de Zuidelijke Nederlanden die werd gerealiseerd op initiatief van Jan Wap. Lees meer
en Almanak voor Blygeestigen. Na 1830 publiceerde hij geregeld in Het Taelverbond Het Taelverbond
Het Taelverbond (1845-1855) was een Antwerps literair maandblad, dat gaandeweg vooral op geschiedenis en taalkunde focuste. Het tijdschrift had een sociaaleconomische inslag en cultiveerd... Lees meer
, De Noordstar De Noordstar
De Noordstar was een Antwerps tijdschrift met bijdragen op het gebied van literatuur, kunst en wetenschap dat onder hoofdredactie stond van Pieter F. van Kerckhoven en dat verschillende l... Lees meer
, de Nederduitsche Letteroefeningen Nederduitsche Letteroefeningen
Nederduitsche Letteroefeningen was het eerste Nederlandstalige literaire tijdschrift dat na de Belgische omwenteling verscheen. Lees meer
, het Nederduitsch Letterkundig Jaerboekje, etc.

Ledegancks debuutbundel, Bloemen myner lente uit 1839, bevat romantische poëzie die in het Nederlandstalige gedeelte van België een nieuw geluid liet horen. Ledeganck kende overigens het puik van de Europese romantiek. Hij vertaalde Hugo, Schiller, Lamartine en Byron (‘De gevangene van Chillon’, 1841). Het is poëzie die ‘vloeit uit de ziel en spreekt tot het hart’. In het voorwoord van de bundel hield hij een pleidooi voor originele gevoelspoëzie, zonder geleerdheid of bombast, lichtvoetig en ver verwijderd van de dagelijkse plichten in de privésfeer of het openbare leven. Critici, zoals Pieter F. van Kerckhoven Van Kerckhoven, Pieter F.
Lees meer
, verweten hem in 1840 al dat hij te weinig oog had voor de profetische nationale zending van de Vlaamse dichter, die in de eerste plaats aan volksverlichting moest doen.

Die kortsluiting herhaalde zich in nog fellere mate bij het verschijnen van Het Burgslot van Zomergem in de zomer van 1840. De romance of dichtverhaal, gesitueerd in de 14de eeuw, roept de barbaarse zeden van de middeleeuwen op, evenwel om, in contrast daarmee, de beschaafde en burgerlijke samenleving van de 19de eeuw te laten oplichten. Gezagvolle critici als Snellaert en David vonden echter dat dit product van de gruwelromantiek teveel deed denken aan de op effect jagende Franse literatuur Literatuur
De literatuur heeft een cruciale rol gespeeld in het ontstaan van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd en ook in de daaropvolgende fasen van de Vlaamse natiewording zijn schrijvers vaak richting... Lees meer
. Ze erkenden wel de originele en keurige vorm, maar dat viel in het niet bij de bezwaren die ze hadden tegen de ‘misselijke’ inhoud van het stuk. Ze vonden niets anders dan afgrijselijke taferelen en personages waarin een idealiserend perspectief ontbrak, onmisbaar voor een zedelijk ‘gezonde’ en didactische literatuur die voor de gemiddelde lezer in Vlaanderen was bestemd. Het miste gewoon een nuttig en stichtend doel.

De kritiek was voor Ledeganck een keerpunt in zijn dichterlijke carrière. Hij herschreef de romance in 1844 waarin hij tegemoet kwam aan de bezwaren van zijn critici. Hij voegde een nieuwe dimensie toe aan het dichtverhaal: het kwaad, de gruwel en de wandaden worden gestraft, er is plaats voor boete en het slot opent een perspectief op vergeving en zingeving.

Ledeganck maakte dus onder zachte dwang een ommekeer en bracht zijn dichtwerk zelf in het gelid van een nationale literatuur die veredelt en idealiseert. Dit had hij overigens al in 1842 gedaan met de publicatie van een andere romance, De Zinnelooze, waarin hij in een voorwoord zelf verklaarde dat hij de dichterlijke verbeelding had ingetoomd om een praktisch en nuttig doel te bereiken: de lezer oproepen tot empathie met het lot van de krankzinnigen. Ledeganck droeg zijn dichtstuk op aan de befaamde geneesheer Jozef Guislain, die hij vooral om zijn zedelijke kwaliteiten loofde en in dat opzicht als een voorbeeld mocht gelden.

Het sluitstuk van die evolutie is de dichterlijke ‘vaderlandsche trilogie’ De drie Zustersteden, die in 1846 verscheen. Het werd tevens zijn zwanenzang. Het imposante werkstuk bestaat uit drie lyrische zangen, waarin de lofprijzing van het roemrijke verleden van de Vlaamse steden Gent, Brugge en Antwerpen afwisselt met elegieën op het hedendaagse verval ervan. De retorisch knap opgebouwde trilogie eindigt met een hartstochtelijke oproep om de oude luister te herstellen en de eigen taal en cultuur aan het hart te drukken.

Net vóór zijn overlijden schreef Ledeganck ook nog enkele in Vlaanderen fel bejubelde hekeldichten op anti-Vlaamse acties in de Belgische politiek. Onvoltooid bleef ‘De Vlaming heeft geen taal’, waarmee hij de Henegouwse volksvertegenwoordiger Joseph-Désiré Sigart Sigart, Joseph-Désiré
Joseph-Désiré Sigart (1798-1869) was arts, amateur-filoloog en van 1839 tot 1848 liberaal Kamerlid voor Bergen. Lees meer
van antwoord diende omdat hij in de Kamer even met de idee had gespeeld dat het door zijn taal geïsoleerde Vlaanderen misschien wel tot een inferieur ras kon behoren.  

Canonisering

Ledeganck legde daarmee als Vlaams dichter een exemplarisch parcours af. Hij manifesteerde zich al in de Hollandse tijd als een beloftevol en begaafd dichter. Na 1830 kon de talentvolle romantische dichter zijn carrière opbouwen in de idealistische en inspirerende context van de nieuwe Vlaamse literatuur in het jonge België België
Geen Vlaamse beweging zonder België. Het is ook onmogelijk om België te begrijpen zonder de geschiedenis van de Vlaamse beweging erbij te betrekken. Tussen het ontstaan van een culturele ... Lees meer
. Hij werd gaandeweg echter ook geconfronteerd met de regels en normen die aan deze literatuur werden gesteld. Het kwam hem op kritiek en terechtwijzingen te staan. In 1834 al rekenden sommige Vlaamse letterheren en collega-dichters als Van Duyse het Ledeganck als een ‘misdaad’ (Jacob Heremans) aan dat hij als Vlaams dichter met zijn bekroond lofdicht in 1834 het Belgische vaderland had verheerlijkt. Vervolgens riepen Vlaamse literaire critici hem vanaf 1840 tot de orde omdat hij zijn taak en zending als dichter-profeet van het Vlaamse volk niet begrepen had. Ledeganck zwichtte voor die kritiek en richtte zich voortaan naar het eisenpakket van de nationale Vlaamse literatuur. Dat zijn poëzie door zijn landgenoten niet om de poëzie zelf werd beoordeeld, moest hij er van lieverlee bij nemen. Daarmee werd hij een prototype van de 19de-eeuwse Vlaamse literaire auteurs die een compromis moesten weten te vinden tussen hun artistieke roeping en hun nationale opdracht. Ze moesten hun dichterlijke ambitie in evenwicht weten te brengen met praktische noden en maatschappelijk belang. Het intomen van het eerstgenoemde garandeerde erkenning en in het beste geval de eeuwige roem. Ledeganck mocht het nog beleven dat zijn in juli 1846 verschenen De drie Zustersteden meteen in Vlaanderen én Nederland als een meesterwerk werd onthaald. Na zijn overlijden steeg zijn ster nog aan het nationale firmament. Aan de trilogie werden in de loop van de 19de eeuw Vlaamse slogans ontleend (‘Geen ryker kroon / Dan eigen schoon!’). In 1874 werd Ledeganck finaal gecanoniseerd door Max Rooses Rooses, Max
Lees meer
. In een rede voor de Gentse maatschappij De Tael is Gansch het Volk De Tael is gansch het Volk
Lees meer
noemde hij Ledeganck de ‘Vlaamse zanger’ bij uitstek die begrepen had dat poëzie een heilige zaak kan dienen. De drie Zustersteden noemde hij onomwonden ‘het dichterlijk Evangelie van de Vlaamse beweging’.

In 1849 werd op het Campo Santo Campo Santo
Campo Santo, de begraafplaats van Sint-Amandsberg, geniet faam als ‘de merkwaardigste van Vlaanderen’, als gevolg van de vele Vlaamsgezinde boegbeelden die er, te beginnen met Jan-Frans W... Lees meer
in Sint-Amandsberg een praalgraf opgericht, dat later werd vervangen door een gedenksteen tegen de muur van de kapel. Tegen het eind van de 19de eeuw werd Ledeganck algemeen gewaardeerd en erkend voor zijn positieve bijdrage tot het cultuurflamingantisme en op ‘drie braakterreinen van de sociale en culturele gelijkberechtiging: onderwijs, bestuur en justitie’ ( Herman Balthazar Balthazar, Herman
Herman Balthazar (1938) was hoogleraar geschiedenis aan de Gentse universiteit en gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen. Hij is een cultuurflamingantische sociaaldemocraat en zette ... Lees meer
). Op 29 augustus 1897 werd voor Ledeganck in Eeklo een standbeeld onthuld, een werk van Jules Lagae Lagae, Juul
Jules Lagae (1862-1931) was een West-Vlaamse beeldhouwer die bustes en standbeelden ontwierp voor verschillende bekende figuren uit de Vlaamse beweging en zelf ijverde voor Nederlandstal... Lees meer
. Op de grootse manifestatie werd door een duizendkoppig koor de Ledeganck-cantate van Peter Benoit Benoit, Peter
Peter Benoit (1834-1901) was een Vlaamsgezinde componist en muziekpedagoog. Lees meer
op tekst van Jan Boucherij Boucherij, Jan
Onderwijzer Jan Boucherij (1846-1911) was medewerker, hoofdredacteur en uitgever van diverse Vlaamsgezinde tijdschriften. Ook was hij actief als letterkundige. Lees meer
uitgevoerd. Kroonprins Albert van Saksen-Coburg, Albert I
Koning Albert I (1875-1934) werd aan de vooravond van en tijdens de Eerste Wereldoorlog geconfronteerd met een radicaliserende Vlaamse beweging. De communautaire kwestie groeide daardoor ... Lees meer
hield er een Nederlandstalige toespraak.

Werken

– Gedichten van K.L. Ledeganck, met eene levensschets des dichters door J.F.J. Heremans, 1856 (18682, volksuitgave: 1872).
– K.L. Ledeganck's Volledige Dichtwerken in chronologische orde verzameld
. H. de Seyn-Verougstraete (ed.), 1886.
– Keurgedichten
. P. de Smaele (ed.), 1942.

Literatuur

M. Rooses, Ledeganck, in: Schetsenboek, 1877, pp. 99-113.
Th. Coopman en V.A. Dela Montagne (red.), Brieven van Ledeganck aan Bliek, in: Nederlandsche Dicht- en Kunsthalle, jg. 17, 1894-1895, pp. 350-361 en pp. 372-388.
F. Houthuys, Karel Lodewijk Ledeganck, Rijksuniversiteit Gent, ongepubliceerde verhandeling, 1967.
B. Dewulf, De briefwisseling van K.L. Ledeganck (1827-1846), Rijksuniversiteit Gent, ongepubliceerde verhandeling, 1975.
A. van Elslander, Ledeganck herdacht, in: Terugblik, 1986, pp. 75-85.
K. Dorleman, De receptie van Karel Lodewijk Ledeganck, Katholieke Universiteit Leuven, ongepubliceerde verhandeling, 1997.
M. van Hulle (ed.), Karel Lodewijk Ledeganck, leven en werk, 1996.
M. de Smedt, Karel Lodewijk Ledeganck (1805-1847), in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 56, 1997, nr. 4, pp. 227-243.
H. Bathazar, Optreden van K.L. Ledeganck in de provincieraad en zijn betekenis als jurist, in: P. van de Woestijne e.a., Heemkundige Bijdragen uit het Meetjesland. Ledegancknummer, jg. 11, 1997, nr. 2, pp. 72-77 (Ook apart: Karel Lodewijk Ledeganck, 1997).
P. van de Woestijne, H. Notteboom, Een dichter bij ons: Karel Lodewijk Ledeganck (1805-1847), 1997.
P. Couttenier, Van Nederlandse naar Vlaamse poëzie. De terechtwijzing van Ledeganck in 1840, in: Nederlandse Letterkunde. Speciaal nummer: Noord-Zuid, jg. 4, 1999, nr. 2, pp. 178-190.
A. Deprez, W. Gobbers, K. Wauters, Hoofdstukken uit de geschiedenis van de Vlaamse literatuur van de negentiende eeuw, 2003, pp. 153-158.
W. van den Berg en P. Couttenier, Alles is taal geworden. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1800-1900, 2009.

Suggestie doorgeven

1973: Ada Deprez (pdf)

1998: Ada Deprez

2023: Piet Couttenier

Databanken

Inhoudstafel