Taalbeleid en -gebruik in de kolonie

Begrip

De strijd om taalgelijkheid verliep in de kolonie minder snel en met beduidend minder succes dan in België. Hoewel bij de overname van Congo door de Belgische Staat in 1908 werd verklaard dat Frans en Nederlands de officiële talen van Belgisch Congo waren, werd in de praktijk minstens tot 1957 in officiële contexten en documenten enkel het Frans gebruikt. Hiertegen ontstond gaandeweg protest uit Vlaamsgezinde hoek.

Leestijd: 21 minuten

België had in haar kolonie zowel een taalbeleid om richting te geven aan de communicatie tussen Belgen en de gekoloniseerde onderdanen, zoals in het onderwijs Onderwijs
Lees meer
, de administratie en de rechtspraak voor Congolezen, als een taalbeleid om de openbare en officiële communicatie tussen Belgen onderling te regelen. In dit lemma wordt in de eerste plaats het tweede taalbeleid besproken. De strijd om taalgelijkheid verliep in de kolonie minder snel en met beduidend minder succes dan in België. Waar in België reeds in het vierde kwart van de 19de eeuw drie taalwetten waren goedgekeurd, waaronder de belangrijke Gelijkheidswet Gelijkheidswet
De gelijkheidswet van 1898 stelde het Nederlands voor officiële publicaties gelijk aan het Frans. De wet werd vanuit de Vlaamse beweging breed ondersteund, en leidde, na de Waalse afwijzi... Lees meer
, kwam in Congo het onderwerp pas in 1908, bij de overname van Congo door de Belgische Staat, ter sprake. Bij die gelegenheid werd verklaard dat Frans en Nederlands de officiële talen van Belgisch-Congo Belgisch-Congo
Van 1885 tot 1908 was Congo als ‘Onafhankelijke Congostaat’ (OCS) in de handen van de Belgische koning Leopold II, die als een soevereine vorst over het land heerste. Om te vermijden dat... Lees meer
waren. In de praktijk werd minstens tot 1957 in officiële contexten en documenten enkel het Frans gebruikt. De protesten uit Vlaamsgezinde hoek hiertegen zwollen gaandeweg aan. Vanaf 1950 mengden ook Congolese intellectuelen zich in het debat.

Context en begin

Vertegenwoordigers van verenigingen aangestuurd door koning Leopold II van Saksen-Coburg, Leopold II
Leopold II (1865-1909) is vooral bekend gebleven voor zijn bewind over het Congogebied. In de Belgische politiek stond hij neutraal in de levensbeschouwelijke kwesties maar ijverde voor d... Lees meer
, meer bepaald het Comité d’Etudes du Haut-Congo en de Association internationale du Congo, sloten vanaf 1880 in wat later Congo zou worden ‘verdragen’ af met plaatselijke chefs, waardoor die verenigingen gronden verwierven en er posten konden stichten. Dit was het begin van de kolonisatie. Voor, tijdens en na de Conferentie van Berlijn (november 1884 - februari 1885) erkenden andere Westerse landen de Association internationale du Congo en de verworven gebieden als ‘staat’, die kort na de Conferentie de naam ‘Onafhankelijke Congostaat’ meekreeg (ook wel ‘Congo Vrijstaat’ genoemd), met Leopold II als soeverein vorst ervan.

In 1885 verspreidden leden van de Vlaamse beweging naar aanleiding van de oprichting van deze nieuwe staat in Brussel een affiche waarin ze al onmiddellijk de taalkwestie in België verbonden met wat Congolezen en Vlamingen in het overzeese gebied op taalvlak te wachten stond. De tekst luidde:

ZWARTE BROEDERS!

De groote Mogendheden van Europa hebben besloten dat gij voortaan onder den schepter van Leopold II zult leven.
Ziethier, onder andere, wat voor U de gelukkige gevolgen daarvan zullen zijn.
De WETTEN welke men U zal opleggen zult gij niet mogen verstaan: wij ook moeten wetten naleven, welke alleen opgesteld zijn in de taal van onze zoogezegde waalsche broeders.
Het BESTUUR zal toevertrouwd worden aan WALEN, die evenmin uwe taal zullen moeten kennen als de onze.
Om u in dwang te houden, zal men u een LEGER zenden waarin gij, zooals wij hier, het vuil werk zult mogen verrichten, maar waarvan de officieren WALEN zullen zijn, die u IN HET FRANSCH zullen behandelen, zooals het met onze zonen gebeurt.
Men zal u ook GENDARMEN EN RECHTERS sturen, die u niet zullen verstaan en die u zullen aanhouden, beschuldigen en veroordelen, in eene taal welke gij niet kent. Bij ons ook worden dagelijks Vlamingen tot het gevang verwezen, dikwijls reeds worden er tot den dood veroordeeld, zonder één enkel woord van de beschuldiging en van het vonnis verstaan te hebben. 
Aan uwe kinderen zal men eenen schijn van ONDERWIJS geven in eene taal welke zij niet begrijpen; en na eenige jaren van dat verstandig stelsel, zal men misschien bij u ook WAALSCHE gazetschrijvers vinden die u zullen voor BEESTEN en PAARDENKOPPEN uitschelden.
Zietdaar, Zwarte Broeders, het lot dat u te wachten staat onder de regeering van Leopold II; want hij zal u zeker niet beter willen laten behandelen dan ons, Vlamingen, die sedert vier-en-vijftig jaren, meer dan de helft betalen van de millioenen welke hij – en zijn vader voor hem – ons jaarlijks kost!
ZWARTE BROEDERS!
Wij benijden u uwe zwarte kleur en de onbekendheid van uw geslacht.
Op UWE kaken kan men ten minste de schaamte niet lezen, welke ONS doet blozen als wij onze roemrijke voorouders herdenken en ons prachtig verleden vergelijken met den vernederenden toestand, waarin wij ons thans bevinden onder den schepter van LEOPOLD II.

De auteurs van de tekst, van wie de namen helaas niet bekend zijn, hekelden dus voornamelijk de Franse taaldwang die de Congolezen in de nieuwe staat te beurt zou vallen, dezelfde taaldwang als die waaronder de Vlamingen destijds in het door het Frans gedomineerde België gebukt gingen. Maar zij voorspelden dat ook de Vlamingen die naar Congo zouden trekken, er onderworpen zouden worden aan een bestuur van Franstaligen, ‘die evenmin uwe taal zullen moeten kennen als de onze’.

De toon van het protest tegen de kolonisatie als een door het Frans gedomineerd project was gezet. Van bij het begin van de Onafhankelijke Congostaat werd inderdaad Frans en niet Nederlands gebruikt in het bestuur en de administratie van het koloniale apparaat. Dit gebeurde zonder veel bewuste of woordelijke besluitvorming. Een enkele keer kwam er wel een decreet of ordonnantie om de unieke rol van het Frans expliciet te maken. Zo was er het decreet van 4 mei 1891, dat voorschreef dat rechtspleging in het Hof van Beroep in Congo in het Frans diende te gebeuren. Maar voor het overige ging het dus in de eerste plaats om een doorslag van de feitelijke dominantie van het Frans in de Belgische politieke, diplomatieke en administratieve middens.

In België hadden de taalwetten van 1873, 1878 en 1883 de taalrechten van Vlamingen al een stap verder gebracht. In 1898 kwam er de belangrijke taalgelijkheidswet (zie Gelijkheidswet Gelijkheidswet
De gelijkheidswet van 1898 stelde het Nederlands voor officiële publicaties gelijk aan het Frans. De wet werd vanuit de Vlaamse beweging breed ondersteund, en leidde, na de Waalse afwijzi... Lees meer
). Geen van deze wetten waren van toepassing op de Vlamingen in de Onafhankelijke Congostaat. Gaandeweg stapelden zich binnen de Vlaamse beweging de reacties hiertegen op. Deze reacties kwamen ten volle tot uiting in de maatschappelijke en politieke debatten over de overname van Congo door de Belgische Staat in 1908 en piekten na 1913 en vooral na 1940.

Het Koloniaal Charter van 1908

In 1908 nam de Belgische staat de Onafhankelijke Congostaat van koning Leopold II over. Deze overname, die het officiële begin van ‘Belgisch-Congo’ inluidde, werd onder andere geregeld door de Wet op het Beheer van den Belgischen Congo, op 18 oktober 1908 door de koning ondertekend en vanaf 15 november van kracht. De wet werd tijdens heel de kolonisatie doorgaans de Koloniale Keure of het Koloniaal Charter (in het Frans La Charte coloniale) genoemd. Met deze bijnaam maakte men bewust een verwijzing naar La Charte fondamentale, de naam die in 1830-1831 aan de embryonale versies van de Belgische grondwet gegeven was.

Het Koloniaal Charter was echter geen ‘grondwet’, maar wel een gewone, zij het organieke, Belgische wet. Toch was de perceptie dat het ‘de grondwet van Belgisch-Congo’ was, bepaald voor Vlaamse taalrechten van belang. Artikel 3 van de uiteindelijk gestemde versie bevatte namelijk een echo van artikel 23 uit de eerste Belgische grondwet, dat luidde ‘Het gebruyk der in Belgien bestaende talen is vry; het zelve kan alleen door de wet geregeld worden, en alleen voor de acten van het openbaer gezag en voor de geregtelyke zaken’. In de eerste twee zinnen van artikel 3 van het Charter werd dit:

Het gebruik der talen is vrij. Het wordt geregeld door decreten, zoodanig dat de rechten der Belgen en der Congoleezen zijn gewaarborgd, en alleen voor de akten van het openbaar gezag en voor de gerechtelijke zaken.

De opname van deze twee clausules was het gevolg van debatten die gevoerd waren in de lente en zomer van 1908 in de Kamer van Volksvertegenwoordigers over de ontwerpversie van het Charter, opgemaakt door de regering. Onder meer het Antwerpse liberale kamerlid Jacques Verheyen Verheyen, Jaak
Jaak Verheyen (1855-1911) was Kamerlid voor de liberalen in Antwerpen waar hij opkwam voor betere arbeidsvoorwaarden. Hij verdedigde de vernederlandsing van de Universiteit Gent. Lees meer
en de sterk Vlaamsgezinde Adelfons Henderickx Henderickx, Adelfons
Adelfons Henderickx (1867-1949) was een Antwerpse katholieke volksvertegenwoordiger. Tijdens de Eerste Wereldoorlog engageerde hij zich in het activisme en tijdens het interbellum in het ... Lees meer
merkten tijdens de debatten op dat de ontwerpversie geen melding maakte van taalrechten voor de Vlamingen in Congo zoals die in de Belgische grondwet en taalwetten wel ingeschreven stonden. Zij eisten dat het Charter die bepalingen ook zou opnemen. Zij voelden zich daarin gesteund door een hele reeks verzoekschriften die burgers en verscheidene Vlaamse culturele verenigingen en tijdschriften tijdens de periode van de parlementaire debatten bij de Kamer indienden. Dat waren onder meer het tijdschrift Het Volksbelang Het Volksbelang
Het Volksbelang (1867-heden) is het oudste nog bestaande liberale weekblad. Het is de spreekbuis van de Vlaamsgezinde sociaal-progressieve liberalen. Lees meer
, Ons Leven Ons Leven
Ons Leven (1888) is een Leuvens studententijdschrift en het blad van het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV). Lees meer
(trouwens in 1888 door Henderickx zelf gesticht), de Vlaamsche Volksraad van Brussel, het Christen Vrouwenverbond van Dendermonde, de Vlaamsche Wacht De Vlaamsche Wacht
De Vlaamsche Wacht (1878-1914) was een onafhankelijke Vlaamsgezinde vereniging met afdelingen in diverse steden die ijverde voor samenwerking van alle Vlamingen. Lees meer
van het Arrondissement Brussel, het Algemeen Nederlandsch Verbond Algemeen-Nederlands Verbond
Het Algemeen-Nederlands Verbond (ANV) werd in 1895 opgericht. Aanvankelijk behartigde het de belangen van de Nederlandse taal. Later en tot op de dag van vandaag ijvert het voor de brede ... Lees meer
, het Verbond der Vlaamsche Maatschappijen van Antwerpen, het Davidsfonds Davidsfonds
Het Davidsfonds is een katholieke Vlaamse cultuurvereniging, die werd opgericht in januari 1875. Lees meer
en de SnellaertKring Snellaertkring
De Snellaertkring was een letterkundig genootschap, te Gent opgericht op 5 april 1877 door een aantal Vlaams-nationale of katholieke jongeren (onder anderen Herman de Baets, Karel Lybaer... Lees meer
.

Samen met andere Vlaamsgezinde kamerleden bereidde Henderickx daarom tijdens de kamerdebatten een amendement voor om artikel 23 uit de Belgische grondwet letterlijk over te nemen in de ontwerptekst van de regering. Maar voormalig eerste minister Auguste Beernaert Beernaert, August
Auguste Beernaert (1829-1912) was een vooraanstaand katholiek politicus, die tweemaal minister van Openbare Werken was en als kabinetsleider in de jaren 1880-1890 mee de eerste voorzichti... Lees meer
waarschuwde dat een letterlijke overname van de twee zinnen zou betekenen dat het in Congo verboden zou zijn andere dan Belgische talen te gebruiken, wat tot de absurditeit zou leiden dat de Congolezen hun eigen talen niet zouden mogen spreken. Daarom werd voor het Charter de specificatie ‘der in Belgien bestaende talen’ vervangen door ‘de rechten der Belgen en der Congoleezen’.

Nogal wat Vlaamsgezinde kamerleden en senatoren sloten zich tijdens de debatten aan bij de eis. Onder meer Julius Delbeke Delbeke, Juliaan
Juliaan Delbeke (1859-1916) was een gevierd spreker, kunstliefhebber en katholiek politicus. Als volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Roeselare en als voorzitter voor de Katholi... Lees meer
, Pieter Daens Daens, Pieter
Drukker Pieter Daens (1842-1918) was als broer van Adolf Daens nauw betrokken bij de daensistische beweging. Als kamerlid steunde hij de vernederlandsing van de Gentse universiteit. ... Lees meer
, Louis de Brouchoven de Bergeyck, Leo Bruyninckx, senator Henri Mertens en de latere minister van Koloniën Louis Franck Franck, Louis
De inzet van Louis Franck (1868-1937) voor de vernederlandsing van het middelbaar onderwijs en de Gentse universiteit bracht hem rond 1910 op het hoogtepunt van zijn Vlaams-liberale roem.... Lees meer
kwamen actief tussen in het debat of dienden bijkomende amendementen in. Onder hun impuls en door de blijvende interventies van Henderickx, werd artikel 3 van het Charter nog verder uitgebreid. Zij bekwamen meer bepaald dat de volgende clausules aan de twee hogergenoemde zinnen werden toegevoegd:

Op dat gebied genieten de Belgen, in Congoland, eene gelijke bescherming als die hun in België verzekerd is. Met dat doel worden decreten, uiterlijk binnen vijf jaren na de afkondiging van deze wet, uitgevaardigd. Alle decreten en verordeningen van algemeenen aard worden opgesteld en bekendgemaakt in de Fransche en in de Vlaamsche taal. Beide teksten zijn officieel.

De eerste toegevoegde zin vermeldde expliciet in welke richting de geplande decreten moesten gaan, namelijk een zelfde bescherming als die die Vlamingen in België genoten.           De daaropvolgende clausule bepaalde dat de taaldecreten er ten laatste vijf jaar na de uitvaardiging van het Charter moesten komen, dus ten laatste eind 1913. Zoals hieronder wordt besproken, heeft de geschiedenis aangetoond dat deze uiterste datum niet gehaald werd: er werd in heel de periode van Belgisch-Congo slechts één dergelijk taaldecreet uitgevaardigd, en pas in 1957.

De laatste twee voorzieningen – ‘Alle decreten en verordeningen...’ en ‘Beide teksten zijn officieel’ – kwamen er op voorstel van Henderickx en Bruyninckx. Zij verwezen daarmee expliciet naar de Belgische taalgelijkheidswet van 1898, die onder meer stelde dat alle wetten en decreten ‘van algemeenen aard’ in België in het Frans en het Nederlands opgesteld, gestemd en afgekondigd dienden te worden en dat beide taalversies van een wet gelijke juridische kracht hadden. Met ‘van algemeenen aard’ werden circulaires, benoemingen, ordonnanties van lokale aard en andere ‘lagere’ juridische teksten uitgesloten.

Het is dankzij deze uitbreidingen van artikel 3 dat de twee talen Frans en Nederlands (‘de Vlaamsche taal’) expliciet vermeld werden in het Charter. In de eerste ontwerptekst van de regering was dat nog niet het geval geweest. Daarom moet hier het begin van het nominale (maar nooit feitelijke) statuut van het Frans en het Nederlands als officiële talen van Belgisch-Congo, volledig op gelijke voet met elkaar, gesitueerd worden.

Tijdens de lange Kamerdebatten over het Charter verwezen nogal wat Vlaamsgezinde parlementariërs, net zoals trouwens het weekblad Het Volksbelang in haar besprekingen, naar het Afrikaans in Zuid-Afrika Zuid-Afrika
Deze bijdrage belicht de relatie tussen de Vlaamse beweging en Zuid-Afrika van de 19de tot de 21ste eeuw. Lees meer
. Zij maakten daarbij de redenering dat de Afrikaners in Zuid-Afrika ‘stambroeders’ van de Vlamingen waren. Ze merkten ook op dat Afrikaner families reeds van het einde van de 19de eeuw ver noordwaarts getrokken waren, tot aan de grens van Congo met Angola, en dat sommigen van hen van plan waren zich in Congo te vestigen. Daar zou het Nederlands hen als officiële taal kunnen verwelkomen, en bovendien zou het Nederlands zo de kans krijgen een grote taal te worden ‘van Kaap de Goede Hoop tot aan de evenaar’.

Protesten van 1913 tot 1940

Zoals gezegd schreef het Koloniaal Charter voor dat er ten laatste vijf jaar na de uitvaardiging van het Charter, dus tegen 1913, decreten moesten komen om de taalrechten van de Vlamingen in Belgisch-Congo te vrijwaren. Rond en vanaf 1913 deden Vlaamse politici, verenigingen en tijdschriften meermaals hun beklag over het uitblijven van dergelijke decreten.

Reeds in de beginmaanden van 1912 voelde Pieter Daens aan dat de tijdslimiet niet gehaald zou worden. Tijdens een vragenronde in de Kamer maakte hij er de minister van Koloniën, Jules Renkin Renkin, Jules
Jules Renkin (1862-1934) was een katholieke, christendemocratisch geïnspireerde politicus, die verschillende ministerposities bekleedde en vooral naam maakte als minister van Koloniën. H... Lees meer
, opmerkzaam op dat de laatste jaren een aantal Vlaamse boeren naar Katanga geëmigreerd was en dat de meerderheid van hen geen Frans sprak. Hij smeekte de minister het mogelijk te maken dat hun kinderen ‘daar vlaamsche meesters en ook vlaamsche priesters vinden, opdat zij zich met hunne eigene taal zouden kunnen verhelpen, dat zij hun eigen leven zouden kunnen leiden, dat ze, in hunne taal, troost zouden kunnen ontvangen’.

In het najaar van 1913 dienden onder meer het Vlaamsch Handelsverbond Vlaamsch Handelsverbond
Het Vlaamsch Handelsverbond (1908) was een belangengroep voor het bedrijfsleven. Het ijverde voor de vernederlandsing en de verspreiding van het Nederlands in de handelswereld. Na WOI ve... Lees meer
van Antwerpen bij de Kamer klachten in tegen wat ze ‘aanslagen op de taalgelijkheid in Congo’ noemden. De klacht werd niet behandeld, maar doorverwezen naar de minister van Justitie.

Op 13 maart 1914 gaf Henderickx in het parlement een lange en vurige redevoering over het uitblijven van de beloofde decreten. Het tijdschrift Onze Kongo Onze Kongo
Onze Kongo was een Vlaamsgezind, wetenschappelijk tijdschrift over de kolonie dat gedragen werd door een groep Leuvense professoren en missionarissen. Lees meer
, in 1909 door Lodewijk Scharpé Scharpé, Lodewijk
Lodewijk Scharpé (1869-1935) was een taalkundige die aan het begin van de 20ste eeuw bijdroeg tot de vernederlandsing van de Leuvense universiteit. Na de Eerste Wereldoorlog zette hij zic... Lees meer
opgericht niet alleen om Congo kenbaar te maken in Vlaanderen, maar ook om de Vlamingen in Congo te ondersteunen, gaf veel ruchtbaarheid aan zijn interventie. Henderickx begon zijn betoog met een reeks voorbeelden die aantoonden dat, in weerwil van het Charter, het Frans in de praktijk nog steeds de enige taal was die in openbare communicatiedomeinen in Congo gebruikt werd.

Hij wees er onder meer op dat een rechtbank in Elisabethstad in augustus 1911 een vonnis had uitgesproken dat de Vlamingen het recht gaf om in hun taal berecht te worden, maar dat diezelfde rechtbank dat vonnis een jaar later opnieuw had ingetrokken. Henderickx hekelde ook het feit dat de enige Belgische taal die Congolese schoolkinderen onderwezen kregen, het Frans was. Hij argumenteerde zelfs dat als hun werkelijk een Belgische taal aangeleerd moest worden, waarvan hij niet overtuigd was, dat beter Nederlands dan Frans kon zijn. Een reden was dat Frankrijk als koloniale macht aanwezig was in enkele gebieden rond Belgisch-Congo en net zoals Engeland verdacht veel interesse had in de Congolese minerale rijkdommen. Een veralgemening van het Frans in Congo kon dus een bedreiging voor de soevereiniteit van de Belgische kolonie inhouden. Als andere reden verwees Henderickx naar wat hij de ‘naburigheid’ van Zuid-Afrika noemde, waar een ‘verwant ras’ dezelfde taal als de Vlamingen sprak.

Dat deed trouwens ook Louis Franck, die onmiddellijk na de Eerste Wereldoorlog minister van Koloniën werd. Tijdens en na zijn ambtsperiode keek deze Vlaamsgezinde liberale politicus met enthousiasme terug op de Vlaamse verwezenlijking van 1908 om het Nederlands als co-officiële taal in het Koloniaal Charter te laten inschrijven. Franck liet optekenen dat dit officiële statuut van het Nederlands in Congo ook zijn Zuid-Afrikaanse politieke vrienden, onder wie enkele uitdenkers van het latere apartheidsbeleid, ter ore gekomen was. Ook zij zagen er volgens hem niet minder in dan het begin van het Nederlands als grote taal van Congo tot zuidelijk Afrika.

In maart 1931 dienden Herman Vos Vos, Herman
Herman Vos (1889-1952) engageerde zich tijdens de Eerste Wereldoorlog in het activisme. Vanaf 1925 was hij parlementslid voor de Frontpartij. Toen het Vlaams-nationalisme zich in de jaren... Lees meer
, Staf de Clercq De Clercq, Staf
Staf de Clercq (1884-1942) was een Vlaams-nationalistische politicus, die zijn politieke carrière begon als kamerlid voor de Frontpartij. Hij staat vooral bekend als stichter en eerste l... Lees meer
, Gerard Romsée Romsée, Gerard
Lees meer
en andere Vlaams-nationalistische mandatarissen hun bekende ontwerp tot grondwetwijziging in, Het Federaal Statuut (zie Federalisme Federalisme
Sinds het begin van de 20ste eeuw behoort federalisme tot het programma van eerst de Waalse en vervolgens ook de Vlaamse beweging. Vanaf 1970 is de transformatie van België van unitaire t... Lees meer
). Het moest België hervormen tot een federatie (‘Bond’) van een Vlaamse en een Waalse staat, maar bevatte ook een clausule over de toekomst van Congo. De baten en lasten van de kolonie moesten in de toekomst tussen de Vlaamse en de Waalse staten verdeeld worden en het grondgebied ervan zou in een apart Vlaams en Waals administratief gebied gesplitst worden, elk dus met een eentalig bestuur. Deze territoriale federalisering van Congo was volgens hen de enige mogelijkheid om de taalkwestie in Congo op te lossen en de Vlamingen er, voor eens en altijd, echte taalrechten te garanderen. Dit voorstel was dus volledig verankerd in de logica van het territorialiteitsbeginsel, met name de gedachte dat taal vasthing aan grond en grondgebied eerder dan aan personen.

In maart 1935 kwam met Edmond Rubbens Rubbens, Edmond
Edmond Rubbens (1894-1938) was onder meer advocaat, volksvertegenwoordiger, lesgever, ACW-voorzitter en minister. In de loop van zijn leven verdedigde hij verschillende Vlaamsgezinde stan... Lees meer
sinds Franck opnieuw een politicus aan het hoofd van het ministerie van Koloniën die gevoelig was voor Vlaamse taaleisen, zowel in België als in Congo. Rubbens nam het besluit om een Nederlandstalige sectie aan de Koloniale School van Brussel toe te voegen: Vlaamse ambtenaren die klaargestoomd werden om in Congo te gaan dienen, konden vanaf dan hun opleiding in het Nederlands volgen. Hij liet ook een vertaalcommissie samenstellen die alle ‘algemene’ (zie hoger) wetten en decreten met betrekking tot Congo naar het Nederlands moest vertalen. Zijn benoeming als minister stemde heel wat Vlaamsgezinde politici hoopvol dat er evenzeer werk gemaakt zou worden van de taaldecreten, maar deze hoop bleek al snel ijdel. Reeds twee maanden na Rubbens’ aanstelling als minister maakte Gerard Romsée zich in het parlement boos over zijn aanhoudende stilzwijgen over een taalpolitiek voor Congo. Romsée richtte de aandacht van Rubbens en de Kamerleden op het nog steeds ontbreken van enig taaldecreet, 27 jaar na het Charter, met als resultaat dat de toestand voor de Vlamingen in Congo ‘effenaf erbarmelijk’ te noemen was. Hij stelde opnieuw voor om de Belgische kolonie op te splitsen in twee grote, administratief eentalige gebieden.

Het bestuur in Congo zelf nam ook niet veel initiatief (wat ze juridische ook niet kon omdat wetten en decreten uit Brussel moesten komen). In 1939 schreef gouverneur-generaal Pierre Ryckmans in een rondzendbrief dat het Charter Vlaamse ambtenaren theoretisch gesproken wel toeliet hun briefwisseling in het Nederlands op te stellen, maar dat het zijn richtlijn was daarbij rekening te houden met de eentaligheid van hun correspondent, een eentaligheid die de facto enkel voor Franstalige ambtenaren het geval was.

Protesten na 1940

Van bij het begin van de kolonisatie bestond de meerderheid van de Belgische missionarissen in Congo uit Vlamingen en dit overwicht nam na 1940 alleen nog maar toe: tegen het einde van het decennium maakten Vlamingen ongeveer 70% uit van alle missionarissen. Vanaf 1940 nam ook in de koloniale overheidsdienst het aantal Vlamingen sterk toe – en dan vooral Vlamingen die in België voor het eerst volledig in het Nederlands gestudeerd hadden. Tegen het midden van de jaren 1950 was iets meer dan de helft van alle ambtenaren in Congo Vlaming. Dit zorgde voor een sterke aanscherping van de Vlaamse taalkwestie in Congo. De incidenten en de protesten tegen de dominantie van het Frans in het bestuur en het openbare leven van de kolonie, namen exponentieel toe.

Wilfried Borms, zoon van August Borms Borms, August
August Borms (1878-1946) speelde een prominente rol in de activistische collaboratie tijdens de Eerste Wereldoorlog en groeide nadien uit tot hét symbool van de amnestiebeweging, die een ... Lees meer
en vanaf 1938 in Congo aangesteld als gewestbeheerder, veroorzaakte tijdens de Tweede Wereldoorlog Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog werd in Vlaanderen getekend door de onvoorwaardelijke collaboratie van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). De samenwerking met de bezetter en de bestraffing erva... Lees meer
heel wat oproer door resoluut al zijn administratieve correspondentie in het Nederlands te schrijven. De sfeer van repressie die toen heerste tegenover Duitsgezinden in de kolonie (op dat moment bestuurd vanuit Londen door de regering in ballingschap), keerde zich ook tegen hem.

Een minder radicale, maar meer gehoorde stem was die van de Vlaamsgezinde jurist A.A.J. (‘Jef”) Van Bilsen, die in 1955 zijn bekende ‘dertigjarenplan’ voor Congolese onafhankelijkheid zou voorstellen (Zie Jef van Bilsen Van Bilsen, Jef
Jef van Bilsen (1913-1996) speelde tijdens de jaren 1930 en in de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog een leidende rol in het Verdinaso en stapte na de ontbinding van deze beweging in... Lees meer
). In 1949 en 1950 publiceerde hij drie artikels over de dringendheid van de taalkwestie in Congo, twee in De Spectator en één in La Revue nouvelle, in het Frans om zo ook Franstaligen te bereiken.

Een ander gevolg van de toename van het aantal Vlamingen was het oprichten van enkele nieuwe Vlaamsgezinde tijdschriften over Belgisch-Congo en van Vlaamsgezinde verenigingen of afdelingen van verenigingen in Congo. In 1942 werd Band Band (1942-1960)
Lees meer
. Tijdschrift voor Vlaams Kultuurleven
boven de doopvont gehouden. In 1951 ontstond De Week voor Belgisch Kongo. In het eerste jaar van zijn verschijning richtte De Week zich tot een Nederlandstalig leespubliek in Congo en België, wat al vanaf de tweede jaargang werd uitgebreid naar ‘alle sprekers van het Nederlands in Congo, België, Nederland en Zuid-Afrika’. Een derde tijdschrift van belang was Zuiderkruis Zuiderkruis
Lees meer
. Tijdschrift voor Vlaams-Afrikaanse Letterkunde
, dat voor het eerst verscheen in 1955 en in 1960 zou versmelten met Band.

Tijdens zijn jubileumcongres van september 1950 spoorde het Davidsfonds, dat afdelingen in Congo oprichtte, alle Vlamingen in Congo aan gebruik te maken van hun taalvrijheid zoals beschreven in het Koloniaal Charter. De Vlaamsgezinde missionaris Paul van Reeth verwees op het congres naar de contradicties in de hoger genoemde richtlijnen van Ryckmans van 1939. Het congres drong er bij de Christelijke Volkspartij Christelijke Volkspartij
Lees meer
(CVP) ook op aan om eindelijk de beloofde taaldecreten op te stellen. Een paar maand later bereidde CVP-minister André (‘Dries’) Dequae, later minister van Koloniën, inderdaad een ontwerp van decreet voor, maar die tekst bleef liggen.

In de kolonie noopte het rechtsvacuüm meer dan één rechter tijdens een zitting tot een ad-hoc interpretatie van het Charter, wat leidde tot heel wat theoretische discussies onder juristen. Een aantal vooraanstaande, voornamelijk Franstalige rechtsgeleerden, zoals Théodore Heyse, Antoine Sohier en Guy Malengreau, meenden dat de afwezigheid van decreten geen wezenlijk probleem vormde, aangezien de vrijheid van taalgebruik zoals gestipuleerd in de eerste zin van artikel 3 van het Charter nog steeds ‘volledig’ was, want decreten zouden die vrijheid volgens hen alleen maar inperken. Ze voegden daaraan toe dat zolang er geen decreten waren, het de facto gebruik van het Frans als enige officiële taal, overgeërfd uit de periode van de Onafhankelijke Congostaat, in stand kon en moest blijven.  

Enkele Nederlandstalige magistraten in Congo redeneerden anders. Het meest geruchtmakende en gevolgrijke geval was dat van rechter Jozef Grootaert. In 1951-1952 werd Grootaert geconfronteerd met een beklaagde die in het Nederlands berecht eiste te worden. Grootaert oordeelde dat het Koloniaal Charter dat wettigde, liet de zaak in het Nederlands verlopen en sprak zijn vonnis er ook in uit. In 1954 deed hij dat nog twee keer. Het Hof van Beroep in Elisabethstad vernietigde deze twee laatste vonnissen, precies vanwege de taal waarin ze waren opgesteld. In juni 1957 verbrak het Hof van Cassatie in België op zijn beurt die uitspraken van het Hof van Beroep.

Deze juridische saga leidde tot de uitvaardiging van het eerste, en enige, koloniale taaldecreet sinds het Charter van 1908. Het ging om het Decreet tot regeling van het gebruik van de Franse en Nederlandse taal in gerechtszaken, verschenen in het Ambtelijk Blad van Belgisch-Congo op 15 februari 1957. Het decreet maakte het Vlamingen in Congo mogelijk in rechtbanken in het Nederlands gehoord en berecht te worden. Hiervoor werd geen tweetaligheid van alle magistraten vereist, maar werden vertalers en tolken aan de rechtbanken toegevoegd. In 1957-1958 werden pogingen ondernomen om een decreet op te stellen dat Vlamingen ook voor al hun communicatie met de koloniale administratie dergelijke taalrechten zou garanderen, maar dit decreet raakte niet klaar voor de dekolonisatie van 1960.

Het geval Grootaert, en eigenlijk ook de hele voorgeschiedenis ervan, zorgde voor een woelig jaar 1958. De Stichting Lodewijk de Raet Stichting Lodewijk De Raet
De Stichting Lodewijk de Raet is een vormingsinstelling die in 1952 werd opgericht vanuit een Vlaamse, democratische, emancipatorische en pluralistische maatschappijopvatting en die – zij... Lees meer
organiseerde haar 113e studiedag, eind januari 1958 in Brussel gehouden, volledig rond het thema ‘Levenskansen van de Vlamingen in Kongo’. Nog datzelfde jaar gaf ze de lezingen in eigen beheer uit, toegevoegd met een referaat dat L.O.J. de Wilde voor het Algemeen Vlaams Oud-Hoogstudenten Verbond Algemeen Vlaams Oud-Hoogstudenten Verbond
Lees meer
had gehouden. De teksten werden ook voorzien van Franse vertalingen om niet enkel voor eigen kerk te preken. De bundel kreeg de titel De taalproblemen in Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi / Les problèmes des langues au Congo-Belge et au Ruanda-Urundi. In maart verspreidde het  Vlaams Economisch Verbond Vlaams Economisch Verbond
Het Vlaams Economisch Verbond (VEV) is een Vlaamsgezinde belangengroep en patronale organisatie, die werd opgericht in 1926. Tijdens het interbellum zette het VEV zich in voor algemeen ec... Lees meer
 in overleg met de Economische Raad voor Vlaanderen en Vlaamse cultuurvereniging een memorandum waarin werd voorgesteld Congolezen naast het Frans ook Nederlands aan te leren. Het Davidsfonds publiceerde in dit jaar het 228 pagina’s tellende boek Vlamingen in Kongo: Hun werkende aanwezigheid en hun innerlijke kultuurstrijd, opgesteld door de missionaris Arthur Verthé Verthé, Arthur
Lees meer
, medestichter van Zuiderkruis. Een andere Vlaamsgezinde missionaris, Edmond Boelaert, gaf op 16 juni in de Koninklijke Academie voor Koloniale Wetenschappen in het Nederlands een lezing over de ‘Afrikaanse talen in het onderwijs in Belgisch-Congo’, maar hij ging daarbij ook heel diep in op de kwestie van het Nederlands in de kolonie. Zijn bespreking werd gevolgd door een pittig debat over de taalkwestie, waarin sommigen waarschuwden de rechten van Vlamingen niet boven die van de Franstaligen en de Congolezen te stellen.

Taal en school, en Congolese reacties op de Vlaamse taaleisen

In alle scholen voor de witte kinderen van kolonialen, voor het eerst opgericht in 1912, was van bij het begin Frans de enige onderwijstaal. Pas in 1948 werden enkele lagere scholen opgesplitst in een Nederlandstalige en Franstalige afdeling. De middelbare scholen waren toen nog niet aan de beurt. Tegen begin 1957 was de toestand voor Nederlandstaligen een beetje verbeterd: van alle 71 lagere scholen voor witte kinderen in heel Congo hadden er 24 een Nederlandstalige afdeling en van alle 24 middelbare scholen was dat voor 8 het geval. Dit betekent dat tot diep in de jaren 1950 Vlaamse ouders op heel wat plaatsen in Congo verplicht waren hun kinderen in het Frans school te laten lopen, terwijl in België Nederlandstalig lager en middelbaar onderwijs al sinds eind 19de eeuw geregeld was.

De wetgeving over de onderwijstaal in de scholen voor Congolezen, waarbij we het dan vooral over lagere scholen hebben, veranderden vaak in de tijd. Bovendien waren de praktijken, die de wetgeving niet altijd strikt volgden, ook sterk verschillend per plaats. Wel ging het altijd om verschillen tussen enerzijds het Frans en anderzijds een Congolese taal als onderwijstaal, met discussies over welke Congolese taal dat moest zijn en vanaf welk studiejaar die plaats moest ruimen voor het Frans. Het Nederlands als onderwijstaal (‘voertaal’) is nooit een optie geweest. Vanaf 1948 voorzag de conventie tussen de overheid en de gesubsidieerde scholen het wel als taalvak (de te leren ‘vreemde taal’) vanaf het vierde jaar van het middelbaar onderwijs. Maar er waren maar heel weinig middelbare scholen voor Congolezen (meestal kleinseminaries) en er stroomden sowieso bijzonder weinig Congolezen door tot het vierde jaar. Op die manier is het Nederlands in de ogen van de Congolezen gedurende heel de kolonisatie altijd een ‘vreemde’, ‘buitenlandse’ en zelfs ‘vijandige’ taal gebleven.

Hiervan getuigden ook de protesten van Congolezen tegen de Vlaamse taaleisen. Vanaf de jaren 1950 verzetten sommigen onder hen zich inderdaad tegen de Vlaamse eisen om in het gerecht en de administratie in het Nederlands geholpen te kunnen worden, en in het algemeen tegen de invoering van gelijk welke vorm van Belgische tweetaligheid in Congo. Hun opwerping was dat dit van elke Congolese ambtenaar tweetaligheid zou vereisen en dat dit de Congolezen nog verder achterop de sociale ladder zou plaatsen, aangezien hen nooit Nederlands onderwezen was geweest. Zij ervoeren de Vlaamse eisen tot een tweetalige kolonie met andere woorden als een rem op hun sociaaleconomische emancipatie. Ze vroegen daarom garanties dat het Nederlands hen nooit opgelegd zou worden; in hun ogen was la lutte linguistique een zuiver Belgische aangelegenheid waar ze niets mee te maken wilden hebben.

Onder hun druk besloot de Koloniale Raad in 1958 dat Congolezen die het tot het vierde jaar middelbaar onderwijs zouden schoppen, daar het vak Nederlands mochten vervangen door Engels, die andere ‘vreemde’ taal.

Ook na de dekolonisatie in 1960 zinderden de argwaan en vijandelijkheid tegenover het Nederlands nog na. De nieuwe regering van het onafhankelijke Congo maakte onmiddellijk de keuze om enkel met het Frans als officiële taal verder te gaan. Dit bleek al snel uit het lot dat de Universiteit van Elisabethstad beschoren was (zie Koloniale universiteiten Koloniale universiteiten
Tijdens de koloniale periode werden er twee universiteiten opgericht in Congo. Deze bijdrage onderzoekt hun betekenis in het licht van de thema’s taal, hoger onderwijs en kolonialisme. ... Lees meer
). Van bij haar oprichting in 1956 waren er conflicten met Vlaamse studenten en hun ouders geweest, die een splitsing van de universiteit in een Nederlandstalige en een Franstalige sectie eisten. Minder dan drie maanden na de onafhankelijkheid, namelijk op 14 september 1960, kwam er in de nieuwe statuten van de tot Université d’Etat du Katanga omgedoopte universiteit klaar en duidelijk te staan dat met uitzondering van de taallessen al het onderwijs aan de instellingen uitsluitend in het Frans diende te worden gegeven. Enkele maanden later ontsloeg president Kasa-Vubu ook rechter Grootaert vanwege zijn verleden in de Vlaamse taaleisen. En in diezelfde maand stuurde de administratie van de nieuwe regering een circulaire rond met het bevel alle oude tweetalige formulieren, maar ook informatieborden en boodschappen op openbare plaatsen, te vervangen door eentalig Franse, eventueel aangevuld met een Congolese taal.

Suggestie doorgeven

2023: Michael Meeuwis

Inhoudstafel