Vlaamsche Studentenbond

Organisatie
Lieve Gevers (2023, aanvulling), Lieve Gevers (1998)

De Vlaamsche Studentenbond was de eerste overkoepelende organisatie van de katholieke Vlaamse studentenbeweging. Ze werd opgericht in 1877 door de Leuvense studenten Albrecht Rodenbach en Pol de Mont maar ging al twee jaar later ter ziele.

Alternatieve naam
Vlaamse Studentenbond
Oprichting
1877
Stopzetting
1879
Leestijd: 9 minuten

De Vlaamsche Studentenbond was de eerste overkoepelende organisatie van de katholieke Vlaamse studentenbeweging Katholieke Vlaamse studentenbeweging
De Katholieke Vlaamse Studentenbeweging was de georganiseerde deelname van de katholieke studerende jeugd aan de Vlaamse beweging. Ze leverde daartoe met haar grote aanhang van ca. 1875 t... Lees meer
. Ze werd op een ‘landdag ter stichting’ in Gent opgericht tijdens de paasvakantie van 1877 door Albrecht Rodenbach Rodenbach, Albrecht
Albrecht Rodenbach (1856-1880) was een West-Vlaams studentenleider en dichter, die een sleutelrol speelde in het ontstaan van de Blauwvoeterij en de katholieke Vlaamse studentenbeweging. ... Lees meer
en Pol de Mont De Mont, Pol
Pol de Mont (1857-1931) was een dichter, essayist, folklorist, journalist, kunstcriticus en redenaar. In al zijn activiteiten gaf hij de Vlaamse strijd absolute prioriteit. Decennialang w... Lees meer
. Er vonden nog twee landdagen plaats in september 1877 en 1878. Rodenbach ontwierp de organisatiestructuur. Hij voorzag in een systeem van keurmanschappen in de katholieke colleges voor de werking tijdens het schooljaar en een netwerk van spelersgilden Spelersgilden
Spelersgilden waren studenten-vakantiebonden in de beginperiode van de katholieke Vlaamse studentenbeweging in West-Vlaanderen (rond 1875-1880). Ze legden zich voornamelijk toe op toneel ... Lees meer
voor tijdens de vakanties. Het hoofdbestuur was in handen van Leuvense universiteitsstudenten. Het Pennoen Het Pennoen (1878-1880)
Het Pennoen was het blad van de Vlaamsche Studentenbond van 1878 tot 1880. Belangrijkste figuren waren Albrecht Rodenbach en Pol de Mont. Lees meer
(1878-1880) werd het bondsorgaan. De Vlaamse Studentenbond ging snel ter ziele. De beweging was te ongelijkmatig over de provincies verdeeld en had te weinig wortel geschoten om een centrale koepel op te bouwen. Bisschop Johannes Faict Faict, Johannes
Johannes Faict (1813-1889) was bisschop van Brugge (1864-1894). In het eerste decennium van zijn episcopaat steunde hij de katholieke Vlaamse beweging. Vanaf 1875 voerde hij een repressie... Lees meer
verbood bovendien de West-Vlaamse spelersgilden. Een tweede belangrijke factor voor het verdwijnen was de onenigheid die vanaf 1878 ontstond tussen Rodenbach en De Mont.

Vanaf omstreeks 1875 werden de eerste stappen gezet naar een georganiseerde Katholieke Vlaamse Studentenbeweging Katholieke Vlaamse studentenbeweging
De Katholieke Vlaamse Studentenbeweging was de georganiseerde deelname van de katholieke studerende jeugd aan de Vlaamse beweging. Ze leverde daartoe met haar grote aanhang van ca. 1875 t... Lees meer
. Dat gebeurde met het verschijnen van Vlaamsgezinde studentenpublicaties als de Almanak voor de leerende jeugd van Vlaanderen Almanak voor de leerende jeugd van Vlaanderen
De Almanak voor de leerende Jeugd van Vlaanderen was een West-Vlaamse studentenalmanak in 1875 en 1876. De uitgave betekende een eerste beslissende stap in het op gang komen van de Blauwv... Lees meer
en De Vlaamsche Vlagge De Vlaamsche Vlagge (1875-1933)
De Vlaamsche Vlagge (1875-1933) was een West-Vlaams scholieren- en studententijdschrift onder wisselende redactie van seminaristen, universiteitsstudenten en priester-leraars. Het ademde ... Lees meer
evenals het ontstaan van Vlaamsgezinde scholierengilden in West- en Oost-Vlaanderen en het aartsbisdom Mechelen. Pol de Mont De Mont, Pol
Pol de Mont (1857-1931) was een dichter, essayist, folklorist, journalist, kunstcriticus en redenaar. In al zijn activiteiten gaf hij de Vlaamse strijd absolute prioriteit. Decennialang w... Lees meer
, poësisleerling aan het Klein Seminarie van Mechelen Klein Seminarie van Mechelen
Het Klein Seminarie van Mechelen was een belangrijke onderwijsinstelling van het aartsbisdom Mechelen met humaniora en filosofieafdeling voor priesterstudenten. Ze speelde in de 19de eeuw... Lees meer
, opperde begin juli 1876 het plan om al deze bestaande gilden te verenigen in een algemene studentenbond. Hij deed het in een brief aan Albrecht Rodenbach Rodenbach, Albrecht
Albrecht Rodenbach (1856-1880) was een West-Vlaams studentenleider en dichter, die een sleutelrol speelde in het ontstaan van de Blauwvoeterij en de katholieke Vlaamse studentenbeweging. ... Lees meer
, retoricaleerling aan het Klein Seminarie van Roeselare Klein Seminarie van Roeselaere
In het Klein Seminarie van Roeselare, opgericht in 1806, liepen tal van belangrijke figuren uit de Vlaamse beweging school of gaven er les (Gezelle, Verriest, Rodenbach). In 1875 ontstond... Lees meer
, die zich in de voorgaande maanden al volop had ingespannen voor het tot stand brengen van een net van Vlaamsgezinde scholieren-spelersgilden in West-Vlaanderen. Rodenbach antwoordde aan zijn Mechelse vriend dat hij vastbesloten was om dat plan uit te werken van zodra hij vanaf oktober 1876 zijn studies zou aanvangen aan de Katholieke Universiteit van Leuven.

Oprichting

Rodenbach en zijn Roeselaarse ex-klasgenoten brachten vanaf het academiejaar 1876-1877, door de oprichting van nieuwe studentenverenigingen, effectief een meer Vlaamsstrijdende geest in de Leuvense studentenbeweging. Tegelijk streefden ze ernaar de contacten tussen Vlaamsgezinde studenten en scholieren in de katholieke middelbare onderwijsinstellingen in het Vlaamse land nauwer aan te halen. Die contacten resulteerden in de bijeenroeping van een eerste algemene studentenlanddag tijdens de paasvakantie 1877 in het centraal gelegen Gent. Rodenbach, zijn West-Vlaamse vriend Zeger Maelfait Maelfait, Zeger
Zeger Maelfait (1850-1913) stichtte, samen met Amaat Vyncke, de Gilde der Westvlaamsche Gebroeders, in de schoot waarvan de katholiek-Vlaamsgezinde Almanak voor de leerende jeugd van Vlaa... Lees meer
, De Mont en de Oost-Vlaamse filosofiestudent Amaat Joos Joos, Amaat
Amaat Joos (1855-1937) was een katholiek priester-leraar, pedagoog en taalkundige. Hij was actief en leidinggevend in de Vlaamse katholieke scholierenbeweging en richtte zich als pedagoog... Lees meer
zaten aan de bestuurstafel. Er zouden een honderdtal jongeren, hoofdzakelijk uit Leuven, Mechelen en Sint-Niklaas aanwezig zijn geweest. Rodenbach hield er een lange uiteenzetting over het doel van de 'studentenkamp' en De Mont stelde de oprichting van een algemene studentenbond in het vooruitzicht.

Die oprichting vond plaats op de zogenaamde 'landdag ter stichting' in Gent op 5 september 1877. Er was een ongeveer even grote opkomst als tijdens de paasvakantie maar dankzij de inspan­ningen van Rodenbach en De Mont was die beter gespreid over verschillende onderwijsinstellingen, in het bijzonder voor de provincie Antwerpen. Behalve uit het Klein Seminarie en het Sint- Romboutscollege van Mechelen waren nu ook leerlingen komen opdagen uit het Sint-Ignatiusgesticht en het Onze-Lieve-Vrouwcollege van Antwerpen, uit het Klein Seminarie van Hoogstraten Klein Seminarie van Hoogstraten
Het Klein Seminarie van Hoogstraten (1835) kende tot na de Tweede Wereldoorlog een prominente Vlaamsgezinde scholierenbeweging. Lees meer
en het Sint-Jozefscollege van Turnhout. De Mont had vruchteloos geprobeerd ook enkele leerlingen uit het jozefietencollege van Leuven naar de landdag te krijgen en slaagde er evenmin in contact te krijgen met het Klein Seminarie van Sint-Truiden Klein Seminarie van Sint-Truiden
Lees meer
, zodat Limburg nog steeds helemaal niet vertegenwoordigd was. De opkomst uit West- Vlaanderen bleef bijzonder mager en die uit Oost-Vlaanderen leek eerder verzwakt dan versterkt te zijn. Het is zelfs twijfelachtig of Joos op deze bijeenkomst aanwezig was. Hij zat in ieder geval niet meer achter de bestuurstafel, evenmin als Maelfait. Hun plaatsen werden ingenomen door Jan de Block en Flor Heuvelmans Heuvelmans, Florimond
Florimond Heuvelmans (1858-1931) was een Vlaamsgezinde adovcaat en politicus voor de katholieke Meetingpartij. Lees meer
, oud-leerlingen van respectievelijk het Klein Seminarie van Mechelen en het Onze-Lieve-Vrouwcollege van Antwerpen. Dat onderstreept nogmaals de stevigere positie van de provincie Antwerpen in de Vlaamsche Studentenbond.

Bestuur en organisatie

De aanwezigen keurden op deze landdag de statuten goed die door Rodenbach waren opgesteld. Ze verkozen laatstgenoemde als algemeen voorzitter en stelden voor hun eigen provincie een keurman aan. Voor Antwerpen werd dat Heuvelmans, voor Brabant De Mont, voor Oost-Vlaanderen Odilon van den Berghe, voor West-Vlaanderen Karel van Raes; voor Limburg kon wegens gebrek aan vertegenwoordigers niemand worden verkozen. Al deze provinciale keurmannen hadden zopas hun retorica beëindigd in respectievelijk het Onze-Lieve-Vrouwcollege van Antwerpen, de Klein Seminaries van Mechelen, Sint-Niklaas en Roeselare en zouden vanaf het volgende schooljaar naar de Leuvense universiteit gaan. Toevallig was dat niet: het waren precies zulke kandidaten die Rodenbach in het bestuur van de studentenbond wenste op te nemen: Leuvense studenten die voortkwamen uit de scholierenbeweging Scholierenbeweging
Deze bijdrage onderzoekt de invoed die de scholierenbeweging in het officieel onderwijs heeft gehad op de Vlaamse beweging. Lees meer
.

Volgens Rodenbachs plannen zou de studentenbond zich richten tot katholieke universiteitsstudenten, seminaristen en scholieren van de vijf Vlaamse provincies. Ze konden zich aansluiten via abonnering op het bondstijdschrift. De communicatie tussen de bondsleden zou verlopen langs een hiërarchisch systeem van keurmanschappen. Het hoofdbestuur, het 'opperkeurmanschap', samengesteld uit de algemene hoofdman en vijf provinciale keurmannen, moest in Leuven gevestigd zijn en enkel bestaan uit universiteitsstudenten. De seminaristen werden ervan uitgesloten omdat Rodenbach, op basis van zijn ervaring in West-Vlaanderen, concludeerde dat zij daartoe in een te onvrije situatie verkeerden. Elke opperkeurman moest in de onderwijsinstellingen – de katholieke colleges en seminaries – een keurman aanstellen als verbindingsagent. Deze collegekeurman diende op zijn beurt in elke klas een betrouwbare contactpersoon trachten te vinden. Op die manier zou in elk college een soort van geheime Vlaamse club worden gevormd die zich inspande voor de vernederlandsing van de eigen instelling. De richtlijnen gingen van boven naar beneden. De provinciale keurman gaf ze door aan de ondergeschikte keurmannen in de colleges, die ze dan verder doorspeelden naar de klasverantwoordelijken. Een maandelijks verslag van elke collegekeurman aan de provinciale keurman en een samenvattend overzicht door deze laatste, gepresenteerd op de eveneens maandelijkse vergaderingen van het Leuvense opperkeurmanschap, zouden de doorstroming van informatie verzekeren.

Andere contactmiddelen zouden de jaarlijkse landdag en het bondstijdschrift zijn. Wat dit laatste betreft gaf Rodenbach er, in functie van een goede coördinatie, de voorkeur aan dat de redactieraad volledig met het opperkeurmanschap zou samenvallen en dus in Leuven zou gevestigd zijn. Zijn oorspronkelijk plan om De Vlaamsche Vlagge als bondsorgaan in te schakelen werd afgewezen door de meerderheid van de Vlaggegilde. Er werd daarom, als tolk van de Vlaamsche Studentenbond, een nieuw tijdschrift opgericht, Het Pennoen Het Pennoen (1878-1880)
Het Pennoen was het blad van de Vlaamsche Studentenbond van 1878 tot 1880. Belangrijkste figuren waren Albrecht Rodenbach en Pol de Mont. Lees meer
. Het verscheen vanaf nieuwjaar 1878. Rodenbachs plannen werden nog op een andere, veel fundamenteler manier doorkruist. In juli 1877 had hij aan De Mont en Joos het voorstel gedaan om naast het getrapt systeem van de collegekeurmanschappen een tweede geleding aan de bond toe te voegen, namelijk een koepel voor de spelersgilden Spelersgilden
Spelersgilden waren studenten-vakantiebonden in de beginperiode van de katholieke Vlaamse studentenbeweging in West-Vlaanderen (rond 1875-1880). Ze legden zich voornamelijk toe op toneel ... Lees meer
, die de werking tijdens de vakanties zou coördineren. Het al bestaande netwerk van West-Vlaamse spelersgilden hield voor Rodenbach immers een garantie in dat de hele onderneming van de studentenbond kon lukken: het bood er al een stabiele basis aan van bij de oprichting, terwijl met de inrichting van de collegegilden nog grotendeels moest worden begonnen. Maar de Brugse bisschop Johannes Faict Faict, Johannes
Johannes Faict (1813-1889) was bisschop van Brugge (1864-1894). In het eerste decennium van zijn episcopaat steunde hij de katholieke Vlaamse beweging. Vanaf 1875 voerde hij een repressie... Lees meer
trok een streep door die rekening toen hij met zijn verbodsmaatregelen van augustus 1877 de werking van de spelersgilden in zijn diocees lamlegde. Dat verbod droeg bij tot het snelle failliet van de Studentenbond.

Zwakke werking

De mooie organisatiestructuur die Rodenbach ervoor had ontworpen kwam immers nooit tot stand terwijl zijn richtlijnen voor de werking ervan nauwelijks werden gerealiseerd. Tijdens het school­jaar 1877-1878 werd wel wat opbouwend werk verricht. Het Leuvense opperkeurmanschap hield vergaderingen en Het Pennoen verscheen in geregelde viermaandelijkse afleveringen. Tijdens de paasvakantie 1878 werden in Puurs en in Brugge gouwdagen belegd met de bedoeling zoveel mogelijk studerende jongeren uit die streken met de werking van de Bond vertrouwd te maken en hen op te roepen aanwezig te zijn op de volgende algemene septemberlanddag.

Deze derde landdag vond plaats op 3 september 1878, eens te meer in Gent. De aanwezigen stemden daar in met het plan van het Opperkeurmanschap om een ‘algemene statistiek’ uit te geven van ‘de Vlaamsche kamp en het Vlaamsch onderwijs in de gestichten’. Ze verkozen er Gustaaf Eeman Eeman, Gustaaf
Gustaaf Eeman (1859-1924) was als rechtenstudent actief in de katholieke Vlaamse studentenbeweging in Leuven. Hij had er contacten met Albrecht Rodenbach en Pol de Mont, schreef voor Het ... Lees meer
tot keurman voor West-Vlaanderen, ter vervanging van Van Raes, die al onmiddellijk na zijn aanstelling in september 1877 verstek had laten gaan, geen enkele vergadering van het Leuvense Opperkeurmanschap had bijgewoond en de organisatie van de gouwdag in Brugge volledig aan Rodenbach had overgelaten. Een ander agendapunt van deze landdag, met name de verkiezing van een keurman voor Limburg, kon niet worden uitgevoerd, hoewel in het voorjaar van 1878 vanuit het Grootseminarie van Luik uiteindelijk positief was gereageerd op de herhaaldelijke pogingen van Rodenbach en De Mont om Limburg tot toetreding te bewegen. Bij de Limburgse seminaristen bleef evenwel weerstand bestaan wegens het overwegend West-Vlaamse karakter dat zij aan de Bond toeschreven en wegens de uitsluiting van seminaristen uit het hoofdbestuur. ‘Afstand en onvoorziene omstandigheden’ maakten dat er weer geen Limburgers op de septemberlanddag van 1878 aanwezig waren.

Wat de opkomst betrof werd deze bijeenkomst trouwens helemaal een flop. De reis naar Gent bleek te duur voor menige scholierenbeurs. Het Leuvense keurmanschap waarin Rodenbachs jaargenoot Jozef Croonenberghs vanaf het nieuwe academiejaar als waarnemend keurman voor Limburg zetelde, besliste daarom, op de bestuursvergadering van 11 november 1878, de jaarlijkse landdagen af te schaffen en voortaan nog enkel gouwdagen te beleggen, omdat die meer kans op slagen zouden hebben. De Leuvense bestuursleden ontplooiden vanaf het academiejaar 1878-1879 geen gemeenschappelijke initiatieven meer en lieten de Studentenbond, nog voor hij echt tot bloei was gekomen, verkommeren. Plaatselijke scholierengilden bleven in de zomer van 1879 wel actief.

Het snelle failliet

Twee factoren kunnen de snelle ontbinding van de Studentenbond verklaren. In de eerste plaats was de beweging nog te ongelijkmatig over de provincies verdeeld en had ze te weinig wortel geschoten om al een centrale koepel op te bouwen. Het aantal inschrijvers op Het Pennoen bleef ondermaats en op de landdagen verschenen ternauwernood een honderdtal jongeren. De beweging vond nog geen respons in colleges van Limburg en Brabant, en was in Antwerpen en Oost-Vlaanderen nog te marginaal in de instellingen waar ze al wel ingang vond. Daar kwam bij dat de sterkste vleugel van de Studentenbond, de West-Vlaamse, in zijn ontplooiing werd belemmerd door het optreden van bisschop Faict.

Het failliet van de Studentenbond was ten tweede eveneens toe te schrijven aan de persoonlijke ontwikkeling van de twee voornaamste studenten die hem hadden geschraagd: De Mont en Rodenbach. Als ouderejaarsstudenten begonnen zij minder tijd in te ruimen voor de studentenbeweging. Zij bleven in 1878-1879 wel de twee voornaamste redacteurs van Het Pennoen, maar hun bijdragen waren meer van literaire aard en hadden niet meer dat mobiliserende karakter van de eerste jaargang. In juli 1879 besloot de redactie er een algemeen cultuurtijdschrift van te maken dat zich niet meer uitsluitend tot scholieren en studenten zou richten, zodat ook deze laatste band tussen de bondsleden verloren ging. Bovendien ontstond in de loop van 1878-1879 een scherpe onenigheid tussen deze twee vroegere boezemvrienden. Dit had niet alleen een negatieve weerslag op de Leuvense studentenbeweging maar leidde evenzeer tot een kampvorming binnen het Opperkeurmanschap van de Studentenbond. Rodenbach raakte intussen in opspraak bij zijn eigen West-Vlaamse achterban. Tijdens het academiejaar 1879-1880 barstte ten slotte tussen De Mont en Rodenbach een onverkwikkelijke strijd los om het meesterschap over Het Pennoen. Laatstgenoemde trok daarbij aan het kortste eind. Hij publiceerde in januari 1880 de eerste aflevering van een eigen tijdschrift, Het nieuw Pennoen.

Na de voortijdige dood van Rodenbach in juni 1880 herwon het idee van een algemene katholieke Vlaamsgezinde studentenbond weer spoedig zijn inspirerende kracht. Het werd opnieuw opgenomen door seminaristen en scholieren van het aartsbisdom Mechelen. Het duurde evenwel nog tot 1890 vooraleer een nieuwe nationale overkoepeling van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging tot stand kwam met de oprichting van het Katholiek Vlaamsch Studentenverbond Katholiek Vlaamsch Studentenverbond
Het Katholiek Vlaamsch Studentenverbond (1890-1892) was de tweede kortstondige nationale overkoepeling van de katholieke Vlaamse studentenbeweging. Lees meer
.

Literatuur

– L. Gevers, Bewogen Jeugd. Ontstaan en ontwikkeling van de katholieke Vlaamse studentenbe­weging (1830-1894), 1987.
– L. Gevers, ‘Eens zal de wereld zijn wat wij willen dat zij weze. Albrecht Rodenbach en de katholieke Vlaamse studentenbeweging, in: B. Vermeulen (ed.), Omtrent Albrecht Rodenbach. Historisch-literaire schetsen en essays, 2006, pp. 13-29.

Suggestie doorgeven

1975: Lieve Gevers (pdf)

1998: Lieve Gevers

2023: Lieve Gevers

Inhoudstafel