Verkiezingen (tot 1995)

Begrip
Bart Maddens (2023, ongewijzigd), Bart Maddens (1998)
Leestijd: 45 minuten

Vanaf 1848 werd de dynamiek van de Vlaamse emancipatiestrijd in aanzienlijke mate bepaald door het electorale gebeuren. De verkiezingen stimuleerden de beweging telkens opnieuw om op een efficiënte wijze politieke druk uit te oefenen. Naarmate de Vlaamse beweging erin slaagde om een uitgesproken communautaire dimensie toe te voegen aan de partijstrijd, kreeg ze ook een grotere impact op de Belgische besluitvorming. De manier waarop de Vlaamse beweging het electorale wapen benutte, was sterk afhankelijk van de evolutie van het kiesstelsel, die we hieronder kort schetsen. Alhoewel de verkiezingen van de gemeenteraden, de provincieraden en vanaf 1979 de verkiezingen voor het Europese parlement altijd een zekere impact hebben gehad op de nationale politiek, zijn het toch de parlementsverkiezingen die van doorslaggevend belang zijn geweest en die bijgevolg centraal staan in deze bijdrage.

De evolutie van het kiesstelsel

Aanvankelijk waren enkel de burgers die een bepaald bedrag aan belastingen betaalden, kiesgerechtigd. In 1831 waren dat er ongeveer 46.000, dit was 1,1% van de Belgische bevolking. Nadat de kiescijns in 1848 al tot het grondwettelijke minimum was teruggebracht, werd in 1893 het algemeen meervoudig kiesstelsel voor mannen ingevoerd. Tegelijkertijd werd het kiesrecht vervangen door de kiesplicht. De introductie van het algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen dateert van vlak na de Eerste Wereldoorlog. Pas vanaf 1949 konden ook de vrouwen aan de parlementsverkiezingen deelnemen. In de periode vóór 1899 werden de parlementsverkiezingen georganiseerd volgens het meerderheidskiesstelsel, en vanaf dan volgens het nu nog steeds geldende proportionele stelsel. Daarbij wordt het land ingedeeld in kiesarrondissementen die elk, afhankelijk van de bevolkingsomvang, een welbepaald aantal Kamerleden of senatoren kunnen verkiezen. Het systeem van de provinciale apparentering laat toe dat reststemmen van een partij in één arrondissement benut kunnen worden door een verwante partij in een ander arrondissement binnen dezelfde provincie.

De aanpassing van de zetelverdeling aan de demografische ontwikkeling vormde in de jaren 1950 en 1960 het voorwerp van communautaire spanningen. Volgens de kieswet diende het aantal zetels telkens te worden aangepast aan de tienjaarlijkse volkstelling. Op het einde van de jaren 1950 bleef de aanzienlijke bevolkingstoename in Vlaanderen echter zonder gevolg omdat de volkstelling, die voor het laatst in 1947 had plaatsgevonden, werd uitgesteld. Tegen een eenvoudige aanpassing van de zetelverdeling aan de bevolkingscijfers rees aan Franstalige kant verzet. Het gevolg was dat de Vlamingen in 1958 en 1961 minder parlementsleden konden verkiezen dan waar ze normaal gezien recht op hadden. Uiteindelijk werd de zetelverdeling in 1965 aangepast aan de resultaten van de volkstelling van 1961.

In 1970 werd de procedure van zetelaanpassing Zetelaanpassing
In 1965 werd door de regering-Lefèvre het aantal parlementszetels aangepast aan de bevolkingscijfers. Met het oog op de Waalse minorisatievrees werden daarbij garanties beloofd tegen een... Lees meer
opgenomen in de grondwet. Nu nog steeds communautair omstreden is de indeling in kiesarrondissementen. De negentien Brusselse gemeenten vormen samen met het administratieve arrondissement Halle-Vilvoorde één kieskring voor de Kamer- en de senaatsverkiezingen, zodat de Brusselse politici ook stemmen kunnen winnen in gemeenten die tot het Vlaamse Gewest behoren. Een vervelend neveneffect van die situatie is dat de verkiezingsresultaten in het Vlaamse Gewest tot en met 1991 slechts bij benadering berekend kunnen worden, omdat de grens tussen het Brusselse en het Vlaamse Gewest door sommige kieskantons loopt. In tabel 1 en 2 sluiten we ons aan bij de gangbare praktijk en houden we, wat Brussel-Halle-Vilvoorde betreft, enkel rekening met de vijf kieskantons die integraal tot het Vlaamse Gewest behoren, namelijk Vilvoorde, Wolvertem (Meise), Asse, Lennik en Halle. Het Sint-Michielsakkoord Sint-Michielsakkoord
Het Sint-Michielsakkoord (1992) was een regeerakkoord rond de vierde fase van de federale staatshervorming. Het vormde België om tot een federale staat. Lees meer
van 1992 voegt een aantal Vlaamse kieskringen samen en doet de grens van de kieskantons samenvallen met de gewestgrens.

Aan de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde wordt echter niet geraakt voor wat de Kamer- en senaatsverkiezingen betreft. In Brabant zorgde ook de apparenteringsregel voor communautaire problemen. Die maakte het immers mogelijk dat kleine Franstalige lijsten in het arrondissement Leuven een zetel haalden dankzij de reststemmen van hun grotere broers in Brussel en Nijvel. In 1985 deed zich echter een omgekeerde situatie voor en slaagde Volksunie Volksunie
Tussen 1954 en 2001 bepaalde de Volksunie (VU) als Vlaams-nationalistische partij mee de politieke evolutie in België, van unitaire staat tot federaal koninkrijk. Ze groeide uit tot de tw... Lees meer
-kandidaat Toon van Overstraeten Van Overstraeten, Toon
Toon van Overstraeten (1926-2011) was de zoon van VTB-coryfee Jozef van Overstraeten. Hij was een van de jongste oostfronters. Na de Tweede Wereldoorlog werd hij snel actief in de herople... Lees meer
erin om, met een uiterst klein aantal stemmen, een zetel te veroveren in Nijvel. Dit vormde de aanleiding tot de wet van 1987, die het aangaan van een verbinding tussen lijsten die zowel in het kiesarrondissement Leuven als Nijvel worden voorgedragen verbiedt. Die wet is inmiddels achterhaald als gevolg van de splitsing van de provincie Brabant. Voortaan geldt de regel dat een lijst van Brussel-Halle-Vilvoorde zich ofwel mag verbinden met een lijst in Leuven, ofwel met een lijst in Nijvel ( Brussel Brussel
In de geschiedenis van de Vlaamse beweging speelde Brussel een unieke rol vanwege haar hoofdstedelijke functies, economische aantrekkingskracht en als symbool van verfransing, die zich v... Lees meer
, Brabant Vlaams-Brabant
De naam van de provincie Brabant herinnert aan het vroegere gelijknamige hertogdom, dat tijdens de Middeleeuwen vorm had gekregen en waarvan het noordelijke deel een belangrijke rol speel... Lees meer
).

De leden van de Vlaamse Raad Vlaams Parlement
Het Vlaams Parlement is de parlementaire vergadering van de Vlaamse deelstaat in het federale België. Zijn geschiedenis kent drie grote fasen: de periode van de Cultuurraad voor de Neder... Lees meer
werden tot voor kort niet direct verkozen. Het waren de leden van de Nederlandse taalgroep in Kamer en Senaat die vanaf 1970 de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap
Lees meer
vormden. De Vlaamse Raad bestond vanaf 1980 uit de rechtstreeks verkozen leden van de Nederlandse taalgroep in Kamer en Senaat. Een definitieve regeling van de samenstelling van de raden werd in 1980 gekoppeld aan de in het vooruitzicht gestelde hervorming van de Senaat. De rechtstreekse verkiezing van de Vlaamse raadsleden was in de jaren 1980 een belangrijke eis van de V.B. Het in 1992 afgesloten Sint-Michielsakkoord komt daaraan tegemoet. Het bepaalt dat de Vlaamse Raad 118 leden telt die rechtstreeks worden verkozen in het Vlaamse Gewest Vlaams Gewest
Het Vlaams Gewest (sinds 1980) is een politieke deelstaat waarvan de bevoegdheden betrekking hebben op grondgebonden aangelegenheden zoals ruimtelijke ordening, leefmilieu en economisch b... Lees meer
. Daarbij komen de zes eerstverkozen leden van de Nederlandse taalgroep van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad Brusselse Hoofdstedelijke Raad
Lees meer
, die evenwel niet kunnen meestemmen over gewestmateries. In 1995 vielen de verkiezingen van de Vlaamse Raad nog samen met de federale parlementsverkiezingen. Voortaan zullen ze om de vijf jaar worden georganiseerd samen met de verkiezingen voor het Europese parlement. Voorlopig wordt daarbij dezelfde indeling in elf kieskringen gehanteerd als voor de Kamerverkiezingen. Het principe van de constitutieve autonomie biedt de Vlaamse Raad echter de mogelijkheid om die indeling en kieskringen te wijzigen, op voorwaarde dat het evenredigheidsbeginsel wordt gerespecteerd.

Verkiezingen en Vlaamse beweging tot 1914

Halfweg in de 19de eeuw bestond de ontluikende V.B. uit een relatief beperkte groep van intellectuelen, hoofdzakelijk afkomstig uit de kleine burgerij en de middenstand, die ijverde voor de vernederlandsing van Vlaanderen. Aanvankelijk was de electorale impact van die groep uiterst beperkt omdat de lat van de kiescijns zo hoog werd gelegd dat enkel de sterk verfranste hogere burgerij stemrecht had. Daarin kwam verandering in 1848, toen de kiescijns werd teruggebracht tot het grondwettelijke minimum. Dit liet de flaminganten toe om een zeker gewicht in de electorale schaal te leggen. Het meerderheidsstelsel maakte het echter bijzonder moeilijk om met afzonderlijke lijsten Kamerzetels te behalen, en werkte dan ook de ontwikkeling van een tweepartijensysteem in de hand. Vanaf de teloorgang van het unionisme in de jaren 1850 werd het politieke veld meer en meer beheerst door de scherper wordende tegenstelling tussen de katholieken en de liberalen, die zich zeer geleidelijk ontwikkelden tot embryonale politieke partijen.

Arie W. Willemsen Willemsen, Arie W.
De Nederlandse historicus Arie Wolter Willemsen (1930-2003) was een specialist inzake de geschiedenis van de Vlaamse beweging in het algemeen en van het Vlaams-nationalisme tijdens het in... Lees meer
wees erop dat het meerderheidssysteem de V.B. in theorie de mogelijkheid bood om met haar beperkt electoraal potentieel de balans te doen overslaan naar de kant van de partij die in Vlaams opzicht het meest te bieden had. In een klimaat van toenemende levensbeschouwelijke polarisatie hadden de flaminganten het er echter moeilijk mee om hun eigen levensbeschouwing helemaal ondergeschikt te maken aan hun vlaamsgezindheid. Vandaar dat de flaminganten in de praktijk geneigd waren om aansluiting te zoeken bij een van de twee levensbeschouwelijke groepen, met name bij de progressieve vleugels ervan, met wie ze een streven naar verdere democratisering gemeen hadden. Vooral in de steden leidde die evolutie soms tot een lijstvorming op uitgesproken flamingantische en democratische basis, waardoor de Vlaamse beweging enige electorale druk kon uitoefenen. In 1854 bijvoorbeeld droeg het succes van de 'Vlaamse Burgerpartij' in Antwerpen – een verbond van katholieken en flaminganten – bij tot de verkiezingsnederlaag van de doctrinaire liberaal Charles Rogier Rogier, Charles
Charles Rogier (1800-1885) was een liberale politicus die meermaals een functie als minister of regeringsleider bekleedde. In zijn streven naar een sterke, geünificeerde en op termijn een... Lees meer
.


Overzicht per kieskring van de liberale en katholieke zetelverdeling in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, 1850-1851. (Universiteitsbibliotheek Gent)
Overzicht per kieskring van de liberale en katholieke zetelverdeling in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, 1850-1851. (Universiteitsbibliotheek Gent)

Gaandeweg ontstond op die manier een zekere symbiose van democratische en flamingantische krachten, over de tegenstellingen tussen katholieken en liberalen heen. Die kreeg vanaf 1862 het meest concreet gestalte in de Antwerpse Meetingpartij Meetingpartij
De Meeting (1862-1914) was een Antwerpse politieke formatie die ontstond uit een coalitie van flaminganten, progressieve liberalen en katholieken. Ze liet zich kenmerken door een uitgespr... Lees meer
. Dit verbond van radicale liberalen, katholieken en flaminganten werd opgericht om te protesteren tegen de defensiepolitiek van de regering, die van Antwerpen een militair bolwerk wilde maken. De coalitie had van 1862 tot 1872 de meerderheid in de Antwerpse gemeenteraad en bepaalde van 1863 tot 1878 de parlementaire vertegenwoordiging van het kiesarrondissement Antwerpen. De Meetingpartij bracht ook in Brugge een vooruitstrevende flamingantische coalitie op de been en lag daardoor aan de basis van de liberale nederlaag in die stad bij de herverkiezing van 1864. Voortbouwend op het elan van de Meetingpartij werd in de loop van de jaren 1860 gepoogd om te komen tot een bredere partijvorming op Vlaamsgezinde en democratische basis. Een aanzet daartoe vormde de Onafhankelijke Volkspartij. Die bracht katholieke en liberale flaminganten samen op landdagen, waar werd afgesproken om enkel voor de kandidaten te stemmen die de Vlaamse en democratische desiderata genegen waren.

De verscherpte partijstrijd vanaf het aantreden van een katholieke regering in 1870 dreef echter opnieuw een wig tussen de katholieke en de liberale flaminganten. De kiesstrijd werd meer en meer gedomineerd door de polarisatie tussen klerikalen en antiklerikalen, die van 1879 tot 1884 culmineerde in de schoolstrijd. Vlaamsgezinde liberalen, die zich nu beriepen op de traditie van de Geuzen Geuzen
De Geuzen waren opstandige edelen in de 16de-eeuwse Nederlanden, die rebelleerden tegen de Spaanse overheersing. Eind 19de eeuw groeide de term ‘geus’ in Vlaanderen uit tot een populair h... Lees meer
, richtten afzonderlijke bonden op om hun partij in een meer Vlaamsgezinde richting te stuwen. Electoraal wogen die echter niet zwaar genoeg om te verhinderen dat de liberale partij de taalwetgeving afremde en zich eerder als een anti-Vlaamsgezinde partij profileerde. Ze werd daar onder andere toe aangezet door het wallingantische verzet tegen de taalwetten, dat zich vanaf 1880 in Antwerpen, Gent en Brussel manifesteerde en uitgesproken liberaal was. Die ontwikkeling droeg ertoe bij dat het zwaartepunt van het flamingantisme naar het einde van de eeuw in toenemende mate in het katholieke kamp kwam te liggen. Mede als gevolg daarvan had de in 1885 opgerichte Belgische Werkliedenpartij Belgische Werkliedenpartij
Lees meer
(BWP) weinig voeling met de V.B. en negeerde ze de Vlaamse bekommernissen grotendeels.

Dat de katholieken steeds zwaarder gingen wegen in de V.B., had ook en vooral te maken met wat Lode Wils Wils, Lode
Lode Wils (1929) is een emeritus hoogleraar eigentijdse geschiedenis. Hij publiceerde voornamelijk over het katholieke flamingantisme en is een van de belangrijkste geschiedschrijvers van... Lees meer
noemt "de vervlechting van het flamingantisme en de opkomende christen-democratie". Die moet samen gezien worden met het toenemende belang van de sociaal-economische breuklijn in de loop van de jaren 1880. In die periode ontstond er aan katholieke kant een brede emancipatiebeweging, aanvankelijk vooral gedragen door kleine burgers en intellectuelen, die ageerde tegen de aarzelende politiek van de katholieke regeringen op Vlaams, democratisch en sociaal vlak en tegen de achterstelling van het platteland. Deze christelijke volksbeweging ijverde samen met de radicale liberalen en de socialisten voor het algemeen stemrecht en anticipeerde daarop door de potentiële nieuwe kiezers politiek bewust te maken. Om de socialisten voor te zijn in deze wedren werden, vanuit een corporatistische inspiratie, gilden van arbeiders en boeren opgericht, die in 1890 werden overkoepeld door respectievelijk de Belgische Volksbond Belgische Volksbond
Lees meer
en de Belgische Boerenbond Belgische Boerenbond
De Boerenbond is een beroepsorganisatie van en voor landbouwers die tot ver in de 20ste eeuw sterke banden had met de Kerk en de katholieke partij, zich van meet af sterk engageerde in de... Lees meer
. In nauwe samenhang daarmee ontwikkelde de Vlaamsche Katholieke Landsbond Vlaamsche Katholieke Landsbond
Lees meer
zich vanaf 1890-1891 tot een krachtige flamingantische drukkingsgroep binnen de katholieke partij Katholieke partij
De katholieke partij, later CVP (vanaf 1945) en CD&V (vanaf 2001) speelde een cruciale rol in de geschiedenis van de Vlaamse beweging. De partij had een belangrijk aandeel in onder m... Lees meer
.

Bij de eerste verkiezingen met algemeen meervoudig stemrecht in 1894 wilde de Volksbond greep krijgen op de lijstvorming, die nog werd gedomineerd door de conservatieve Fédération des Cercles et des Associations, een los verband van katholieke kiesverenigingen. Dit lukte onder meer in Gent en Antwerpen, waar de lijsten nu werden samengesteld volgens het principe van de standenvertegenwoordiging. Maar elders stuitte de eis van de Volksbond op het verzet van de conservatieven. In het arrondissement Aalst, waar de christelijke volksbeweging goed uitgebouwd was, leidde die onverzettelijkheid tot het indienen van een dissidente katholieke lijst onder de naam Christene Volkspartij Christene Volkspartij
De Christene Volkspartij (1893-1919) was de eerste daensistische politieke partij. Lees meer
. Zowel de kandidaat van de katholieke kiesvereniging, Charles Woeste Woeste, Charles
Charles Woeste (1837-1922) was een conservatief politicus. Hij was voorstander van de fundamentele vrijheden, wars van staatsinterventie in maatschappelijke aangelegenheden en kantte zich... Lees meer
, als de kandidaat van de dissidente lijst, priester Adolf Daens Daens, Adolf
Priester Adolf Daens (1839-1907) was de grondlegger en het boegbeeld van de daensistische beweging en van de Christene Volkspartij. Lees meer
, werd verkozen. Het succes van de Christene Volkspartij werkte aanstekelijk en bij daaropvolgende verkiezingen werden er ook in Brugge en in de taalgrensstreek van Kortrijk tot Brussel 'daensistische' lijsten ingediend. Buiten Aalst, waar de ene zetel werd behouden, bleef het electorale succes van deze partij echter relatief beperkt, onder meer als gevolg van de veroordeling van Daens door het episcopaat. Enkel in Brussel (1902) en Brugge (1912) slaagden de daensisten erin om eenmalig een zetel in de wacht te slepen. Toch ging er van de partij een niet onbelangrijk zweepeffect uit, dat de openstelling van katholieke lijsten voor flaminganten en christen-democraten in de hand werkte.

Het cijnskiesstelsel had tot gevolg dat nu eens de katholieken en dan weer de liberalen de absolute meerderheid behaalden in het Belgische parlement. De socialistische partij Socialistische partij
De socialistische partij werd in België in 1885 opgericht als de Belgische Werkliedenpartij (BWP), veranderde in 1945 haar naam in Belgische Socialistische Partij (BSP) en viel in 1978 u... Lees meer
was er niet vertegenwoordigd, een gevolg van de uitsluiting van de lagere sociale klassen. Dit veranderde drastisch na de invoering van het algemeen meervoudig stemrecht. De verkiezingen van 1894 leverden de BWP in één klap 28 zetels op, terwijl het liberale zetelaantal terugviel van 60 naar 20. De katholieke partij veroverde in Vlaanderen en Brussel alle 90 zetels. Ze had de 14 Waalse gekozenen niet nodig om een meerderheid te vormen, wat haar Vlaamse slagkracht vergrootte. Het nieuwe kiesstelsel was voordelig voor het platteland en de sociale middengroepen, wat gaandeweg de positie van de Vlaamsgezinde christen-democraten in het katholieke kamp aanzienlijk versterkte. Het was voornamelijk onder hun impuls dat de katholieke regeringen in de tweede helft van de jaren 1890 een aantal belangrijke taalwetten goedkeurden, die werden bezegeld door de gelijkheidswet van 1898.


Socialistische massamanifestatie voor algemeen enkelvoudig stemrecht in Gent, 1899. (Amsab-ISG, fo000536)
Socialistische massamanifestatie voor algemeen enkelvoudig stemrecht in Gent, 1899. (Amsab-ISG, fo000536)

Na de parlementsverkiezingen van 1896 verminderde het aantal liberale zetels verder van 20 naar 12. Het lag dan ook in de lijn van de verwachtingen dat België, bij een ongewijzigd kiessysteem, zou evolueren naar een tweepartijensysteem bestaande uit een katholieke en een socialistische partij. In een dergelijke constellatie had de inkapseling van de politieke V.B. in de katholieke partij zich wellicht voortgezet. Het invoeren van de evenredige vertegenwoordiging in 1899 brak die evolutie naar een tweepartijensysteem echter af. Op die hervorming werd vooral aangedrongen door de oppositiepartijen, die op die manier de katholieke meerderheid wilden breken, en door de christen-democraten. De meerderheid gaf toe, maar beveiligde tegelijkertijd de positie van de grootste partijen door het stelsel van de evenredigheid enkel van toepassing te maken op het niveau van het kiesarrondissement en niet op dat van de provincie. Het was pas met de invoering van de provinciale apparentering in 1919 dat kleine partijen gemakkelijk toegang zouden krijgen tot het parlement. In 1900 had de evenredige vertegenwoordiging vooral een herschikking van de zetelverdeling tussen de gevestigde partijen tot gevolg. De liberalen versterkten hun positie aanzienlijk met een stijging van 12 naar 33 zetels. De katholieke partij verloor 26 zetels, maar behield haar absolute meerderheid, die wel een stuk krapper werd. Die nipte meerderheid versterkte zowel de positie van de Vlaamse christen-democraten als die van de Waalse katholieke verkozenen, waar de regering nu niet meer zonder kon. Het gevolg was een patstelling binnen de meerderheid wat de taalwetgeving betreft. Liberalen en socialisten waren minder inschikkelijk dan ooit op dit vlak, omdat ze onder druk stonden van een verscherpte wallingantische agitatie, ook in Vlaanderen. De oppositie moest zich aan die kant indekken, wilde ze de meerderheid op de katholieken kunnen veroveren. Daartoe vormden liberalen en socialisten bij de verkiezingen van 1906, 1910 en 1912 in de meeste arrondissementen een kartel, op basis van een antiklerikaal en progressief programma. Het feit dat die strategie telkens mislukte verhevigde de roep naar algemeen enkelvoudig stemrecht.

De verkiezingscampagnes vanaf 1919

Brede partijvorming op louter flamingantische basis nam een aanvang na de Eerste Wereldoorlog, met de oprichting van de Frontpartij. Het Vlaamsche Front Het Vlaamsche Front
Het Vlaamsche Front was een Vlaams-nationalistische partij, die werd opgericht in 1919 en ook bekend stond onder de couranter gebruikte officieuze benaming Frontpartij. Gesticht als een ... Lees meer
was in 1919 een van de talloze nieuwe partijtjes die hoopten dankzij de invoering van het enkelvoudig stemrecht een plaats te veroveren aan het politieke firmament. De liberale partij Liberale partij
De verhouding tussen de liberale partij en het partijpolitieke liberalisme in België enerzijds, en de Vlaamse beweging anderzijds levert een gevarieerd en ingewikkeld beeld op dat evoluee... Lees meer
en een aantal Belgisch-nationalistische afscheuringen van de katholieke partij vormden de tegenpool van de Frontpartij. Beide groepen trachtten electorale munt te slaan uit de gebeurtenissen tijdens de Eerste Wereldoorlog. De flaminganten appelleerden aan het Vlaamse radicalisme en het pacifisme Pacifisme
Lees meer
van de Frontbeweging Frontbeweging
Aan het IJzerfront manifesteerde zich tijdens de Eerste Wereldoorlog flamingantisch verzet tegen de taaltoestanden in het leger. Naarmate het zich meer en meer organiseerde en groeide, vo... Lees meer
, terwijl de Belgische nationalisten inspeelden op de naoorlogse overwinningsroes en de afkeer van het activisme Activisme
Het begrip activisme verwijst naar de fractie van flaminganten die tijdens de Eerste Wereldoorlog bereid was om politiek of anderszins samen te werken met de Duitse bezetter en financiële... Lees meer
. De katholieke partij was intern verdeeld tussen progressieven en conservatieven, en slaagde er niet in om een goedgeorganiseerde en min of meer eenvormige campagne op te zetten. De Vlaamsgezinde kandidaten verdedigden het minimumprogramma Minimumprogramma
Het Minimumprogramma was de benaming voor het eisenpakket dat de Belgisch-loyale flaminganten, in het bijzonder inzake taalwetgeving, in de periode tussen de beide wereldoorlogen nastreef... Lees meer
van het Algemeen Vlaamsch Verbond Algemeen Vlaamsch Verbond
Het Algemeen Vlaamsch Verbond (1919) was een bondgenootschap van Belgisch gezinde flaminganten. Het Verbond kon nooit een rol van betekenis spelen en hield na enkele jaren op te bestaan.... Lees meer
en kantten zich tegen de zelfbestuur-eis waar de Frontpartij mee uitpakte. De BWP voerde een beter georganiseerde campagne, maar mengde zich niet of nauwelijks in de discussie over het minimumprogramma. Voor de socialisten waren de op stapel staande sociale en democratische hervormingen de absolute prioriteit.


Een militant van de Frontpartij plakt affiches voor de parlementsverkiezingen van 1919. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph5011)
Een militant van de Frontpartij plakt affiches voor de parlementsverkiezingen van 1919. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph5011)

Ook bij de daaropvolgende parlementsverkiezingen stond de Vlaams-Waalse kwestie relatief hoog op de electorale agenda. In 1921 kreeg de antiflamingantische campagne van het Belgischgezinde front (liberalen en katholieke afscheuringen) door omstandigheden de wind in de zeilen. In volle kiesstrijd leidden de onthullingen van Armand Wullus Wullus, Armand
Armand Wullus (1893-1969) publiceerde na WOI als tegenstander uitgebreid over de Flamenpolitik en het activisme. Lees meer
(Rudiger) over de Frontbeweging en het activisme tot de aanhouding van Adiel Debeuckelaere Debeuckelaere, Adiel
Adiel Debeuckelaere (1888-1979) was een Vlaams-nationalistisch politicus. Hij zou zijn imago vooral opbouwen dankzij zijn leidende rol in de Frontbeweging. Lees meer
. Dit schandaal werd door de Belgisch-gezinden in één adem genoemd met de budgettaire problemen als gevolg van het uitblijven van de Duitse herstelbetalingen. Bovendien konden de patriottische partijen inspelen op de angst voor een regering van Vlaamsgezinden en socialisten, waarvan de coalitie in Antwerpen tussen Frans van Cauwelaert Van Cauwelaert, Frans
Frans van Cauwelaert (1880-1961) was een Vlaamsgezinde katholieke politicus, die een hoofdrol speelde in de vernederlandsing van het openbare leven in Vlaanderen. Van Cauwelaert lag in 19... Lees meer
en Camille Huysmans Huysmans, Camille
Camille Huysmans (1871-1968) was een Vlaamsgezinde socialistische politicus, die van 1933 tot 1940 burgemeester van Antwerpen was, tweemaal een ministerpositie bekleedde en een jaar lang ... Lees meer
een voorafspiegeling leek. De campagne van 1921 werd daarnaast ook beïnvloed door het thema van het antimilitarisme. De BWP hamerde op de eis om de legerdienst tot zes maanden te beperken, terwijl de Frontpartij vooral van leer trok tegen het Frans-Belgische militaire akkoord. In 1925 bleef het pacifistische thema prominent op de voorgrond als gevolg van de verlenging van de dienstplicht en de Ruhr-bezetting. Het communautaire debat draaide nu vooral rond de kwestie van de zogenaamde Nolf-barak Nolfbarak
Lees meer
. De impasse waarin de realisatie van het minimumprogramma was terechtgekomen, bracht de Vlaamse vleugel van de katholieke partij in een moeilijk parket en was gesneden brood voor de Fronters. Hoe langer hoe meer werden die problemen echter overschaduwd door de economische crisis. De groeiende ontevredenheid over de dalende koopkracht en de stijgende inflatie speelde vooral in de kaart van de BWP, die sinds 1921 deel uitmaakte van de oppositie. Het was pas toen de economische hemel op het einde van de jaren 1920 weer opklaarde, dat het communautaire thema opnieuw in het brandpunt van de belangstelling kwam. Katalysator was ditmaal de Bormsverkiezing Bormsverkiezing
De Bormsverkiezing – de verkiezing van de onverkiesbare, in de gevangenis verblijvende ex-activist August Borms tot Kamerlid bij tussentijdse verkiezingen in 1929 – was een politiek feit ... Lees meer
van december 1928. Dit was een streep door de rekening van liberalen en katholieken, die hadden gehoopt bij de parlementsverkiezingen van mei 1929 hun gunstig economisch palmares te kunnen verzilveren. In de plaats daarvan werden vooral de katholieken in het defensief gedrongen door de Frontpartij, die erin slaagde de amnestie Amnestie
Lees meer
problematiek en de haperende taalwetgeving tot de inzet van de verkiezingen te maken. Die communautaire opflakkering verplichtte ook de BWP duidelijk kleur te bekennen. De partij pakte uit met het in de aanloop naar de verkiezingen goedgekeurde Compromis des Belges Compromis des Belges
Lees meer
, dat het wallingantische programa bijtrad, maar benadrukte daarnaast vooral de thema's van de zes-maandendienst en de noodzaak van sociale hervormingen.


Verkiezingspamflet van de Antwerpse federatie van de BWP, vermoedelijk uit 1929. Het ‘Compromis des Belges’ en kort daarna het ‘Compromis des socialistes belges’ (1929) betekende een wijziging in de houding van de BWP tegenover de Vlaamse beweging. Tussen 1929 en 1932 steunden de socialisten de vernederlandsing van de Gentse universiteit en de taalwetgeving. (Amsab-ISG, pr000613)
Verkiezingspamflet van de Antwerpse federatie van de BWP, vermoedelijk uit 1929. Het ‘Compromis des Belges’ en kort daarna het ‘Compromis des socialistes belges’ (1929) betekende een wijziging in de houding van de BWP tegenover de Vlaamse beweging. Tussen 1929 en 1932 steunden de socialisten de vernederlandsing van de Gentse universiteit en de taalwetgeving. (Amsab-ISG, pr000613)

Bij de verkiezingen van 1932 stond het communautaire thema opnieuw wat meer op de achtergrond. De economische problemen vormden evenmin een prioriteit tijdens de campagne, ondanks het feit dat de economie vanaf eind 1930 weer in een neerwaartse spiraal zat. Voor het eerst sinds 1884 werd de kiesstrijd hoofdzakelijk uitgevochten rond de breuklijn tussen klerikalen en antiklerikalen. Aanleiding daartoe waren de stellingen van zowel de liberale als de socialistische partij tegen de subsidiëring van het vrij onderwijs. Dit vormde voor de katholieke partij een buitenkans om de aandacht af te leiden van de belabberde economische toestand. Op die manier kon de partij zich ook verzekeren van de steun van de Belgische bisschoppen, die – voor de eerste keer sinds de Eerste Wereldoorlog – expliciet opriepen om voor de katholieke partij te stemmen en het Vlaams-nationalisme daarmee impliciet veroordeelden. De Frontpartij, die meer dan ooit verdeeld was, kon daartegen weinig weerwerk bieden, te meer omdat de katholieke partij zich nu kon beroemen op de door haar bevochten taalwetten.

De Vlaams-nationale partij was nooit veel meer geweest dan een sterk versnipperd amalgaam van plaatselijke lijsten. De verkiezingsnederlaag van 1932 vormde een stimulans om zoveel mogelijk flamingantische lijsten te bundelen in een overkoepelend Vlaamsch Nationaal Verbond Vlaamsch Nationaal Verbond
Het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) (1933-1945) was een rechts-radicale Vlaams-nationalistische partij die tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreerde met de Duitse nationaalsocialistis... Lees meer
(VNV). Het programma van het in 1933 opgerichte VNV had van meet af aan een fascistische inslag. Het verbond wilde geen partij zijn in de strikte zin van het woord, maar een beweging die aan de partijstrijd een louter propagandistische waarde hecht. In tegenstelling tot de Frontpartij plaatste het VNV zich op een uitgesproken Groot-Nederland Groot-Nederland
Groot-Nederland is een politiek en cultureel begrip dat respectievelijk staat voor een staatkundige vereniging van België of Vlaanderen met Nederland en de culturele en taalkundige samen... Lees meer
s standpunt. Een ander verschil was dat het pacifistische ideeëngoed van de Fronters grotendeels uit het VNV-programma verdween. Die programmatische breuk leidde echter niet tot een fundamentele heroriëntering van de electorale opstelling. Tijdens de campagne van 1936 koos het VNV voor een pragmatische koers. Het verbond nam niet onder eigen naam, maar wel als Vlaamsch Nationaal Blok Vlaamsch Nationaal Blok
Vlaamsch Nationaal Blok (VNB) was de benaming waaronder de Vlaams-nationalistische partij het Vlaamsch Nationaal Verbond bij de parlements- en provincieraadsverkiezingen van 1936 en de p... Lees meer
aan de verkiezingen deel. De meer dogmatische aspecten van het programma verdwenen naar het achterplan, terwijl opnieuw werd aangeknoopt bij de thematiek van de vroegere Vlaams-nationale campagnes, zoals de strijd tegen het Frans-Belgische militaire akkoord, de amnestie-eis en de taalproblematiek. Dit nam niet weg dat er ook een aantal nieuwere thema's naar voren werden geschoven. De partij trok volop de anticommunistische kaart en trachtte daarnaast ook een graantje mee te pikken van de schandaalsfeer die vooral door Rex Rex
Rex was een Belgische politieke partij (1935-1940) en een collaboratiebeweging in Franstalig België (1940-1944). Lees meer
werd aangewakkerd. In de steden trachtte de partij de middenstanders op haar hand te krijgen door te ageren tegen de grootwarenhuizen. Diametraal tegenover de Vlaams-nationalisten stonden de BWP en de liberale partij, die zich opnieuw een uitgesproken unitaristisch profiel aanmat. De katholieke partij verklaarde zich voorstander van culturele autonomie, maar trachtte vooral de vruchten te plukken van het economische herstel dat door de nationale unie-regering Paul van Zeeland Van Zeeland, Paul
Toen hoogleraar en bankier Paul van Zeeland (1893-1973) tussen 1935 en 1937 aan het hoofd stond van de Belgische regering, werden onder andere de taalwet in rechtszaken en een amnestiewet... Lees meer
werd gerealiseerd. Om zich aan uiterst linkse kant in te dekken ging de BWP naar de kiezer met een vrij radicaal programma van sociale hervormingen.

Het was pas na het ophefmakende succes van Rex en het VNV in 1936 dat het antifascisme een dominant thema werd in de socialistische propaganda en gaandeweg ook door katholieken en liberalen werd uitgespeeld. De kiesstrijd van 1939, die aanvankelijk vooral draaide rond de communautaire en de economische problemen, kreeg plots een heel andere wending toen Adolf Hitler, amper een paar weken voor de verkiezingen, Tsjechoslowakije binnenviel. Het VNV had nochtans gehoopt om opnieuw te kunnen scoren met klassieke flamingantische thema's, zoals de niet-benoeming van de oud-activist Dr. Adriaan Martens Martens, Adriaan
Lees meer
tot lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Geneeskunde Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België
De Vlaamse Academie voor Geneeskunde van België, werd in 1938 door Frans van Cauwelaert opgericht vanuit een streven naar Vlaamse culturele autonomie. De Academie kende even moeilijkhede... Lees meer
. Met Flor Grammens Grammens, Flor
Onderwijzer Flor Grammens (1899-1985) verwierf tijdens zijn leven grote bekendheid door zijn herhaalde en soms spectaculaire acties tegen de schendingen van de taalwetgeving. Lees meer
aan het hoofd van de lijst in Antwerpen was de partij uitstekend geplaatst om de aanslepende taalproblematiek electoraal uit te buiten. Meer nog dan in 1936 wilde het VNV, opnieuw in de gedaante van Vlaams Nationaal Blok, de aandacht afleiden van de Groot-Nederlandse en autoritaristische programmapunten. Het was dan ook een flinke streep door de rekening toen de traditionele partijen na de inval van Hitler een virulente campagne begonnen tegen het "Hitleriaanse" VNV en de partij daardoor in het defensief duwden.


In een context van toenemende Europese oorlogsdreiging waarschuwt de Liberale Partij tijdens de parlementsverkiezingen van 1939 voor een nieuwe Duitse bezetting van het land, mee mogelijk gemaakt door het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). (Liberas)
In een context van toenemende Europese oorlogsdreiging waarschuwt de Liberale Partij tijdens de parlementsverkiezingen van 1939 voor een nieuwe Duitse bezetting van het land, mee mogelijk gemaakt door het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). (Liberas)

In de periode 1946-1961 werden de verkiezingscampagnes slechts in beperkte mate door het communautaire thema gekleurd. De eerste naoorlogse campagnes (1946, 1949 en 1950) stonden helemaal in het teken van de economische wederopbouw en de Koningskwestie Koningskwestie
Constitutioneel, politiek en maatschappelijk vraagstuk rond de persoon en de houding van koning Leopold III tijdens de Tweede Wereldoorlog. Lees meer
. De communautaire dimensie van dat laatste conflict werd door de socialisten, liberalen en communisten uit de weg gegaan. De Christelijke Volkspartij (CVP) daarentegen trachtte het anti-Leopoldisme doelbewust als een louter Waals fenomeen af te schilderen, maar appelleerde tegelijkertijd sterk aan de Belgische nationalistische gevoelens. In een verkiezingspamflet van 1950 luidde het: "Tegenover de Waalse separatisten stelt de CVP het behoud van de eenheid van België." Het repressie Repressie
Lees meer
thema speelde in de naoorlogse verkiezingscampagnes niet echt een hoofdrol. Van de Vlaamse recuperatiestrategie die de CVP in 1949 doorvoerde, vinden we in de propaganda van de partij weinig sporen. Wel grepen de linkse partijen die verruimingsoperatie gretig aan om het Belgisch patriottisme van de christen-democraten in vraag te stellen. In 1949 ondernam de Vlaamse Concentratie Vlaamse Concentratie
De Vlaamse Concentratie was een naoorlogse Vlaams-nationale politieke partij (1949-1954) met Alex Donckerwolcke als voorzitter. Ze was voornamelijk anti-repressie. Lees meer
een poging om de onvrede met de repressie electoraal te verzilveren. Die eerste aanzet tot hernieuwde Vlaams-nationale partijvorming had echter weinig succes en drukte nauwelijks een stempel op de kiesstrijd. Ook in 1954, 1958 en 1961 stonden de Vlaams-Waalse tegenstellingen relatief laag op de electorale agenda. In 1954 vormden de legerdienst, de pensioenen en het onderwijsbeleid van de uittredende CVP-regering de inzet van de verkiezingen. De campagne van 1958 werd door de schoolstrijd gedomineerd. Dit klimaat van verscherpte ideologische tegenstellingen was ongunstig voor de in 1954 opgerichte Volksunie Volksunie
Tussen 1954 en 2001 bepaalde de Volksunie (VU) als Vlaams-nationalistische partij mee de politieke evolutie in België, van unitaire staat tot federaal koninkrijk. Ze groeide uit tot de tw... Lees meer
(VU), die met haar federalistisch programma vooralsnog weinig electorale impact had. Wel begonnen de Vlaamse grieven geleidelijk aan door te sijpelen in de CVP-campagnes van 1958 en 1961, maar ze bleven hoe dan ook van ondergeschikt belang. De verkiezingen van 1961 draaiden grotendeels rond de sociaal-economische problematiek en de eenheidswet. Het was dan ook een complete verrassing dat de VU de verkiezingen won en haar stemmenaandeel verdubbelde. De meeste commentatoren zagen in dit onverwachte succes een uiting van een groeiend Vlaams ongenoegen, dat zich in 1961 vooral kristalliseerde rond het uitblijven van de zetelaanpassing Zetelaanpassing
In 1965 werd door de regering-Lefèvre het aantal parlementszetels aangepast aan de bevolkingscijfers. Met het oog op de Waalse minorisatievrees werden daarbij garanties beloofd tegen een... Lees meer
in het parlement en de kwestie van artikel 123 sexies in de repressiewetgeving (verlies van burgerlijke en/of politieke rechten, repressie na de Tweede Wereldoorlog).

In 1965 en 1968 werd de kiesstrijd voor een groot deel op communautair terrein uitgevochten, met als belangrijkste antagonisten de liberale Partij voor Vrijheid en Vooruitgang (PVV) en de VU. De Vlaams-nationale partij betokkelde in haar propaganda niet enkel de Vlaamse snaar, maar zette zich ook scherp af tegen de manier waarop de traditionele partijen politiek bedreven. Sociaal-economische thema's (de mijnsluitingen, de achterstelling van de Westhoek, Sidmar...) kwamen wel aan bod in de VU-campagnes, maar werden hoofdzakelijk vanuit een communautair perspectief bekeken. De liberale partij, die in 1961 tot PVV werd omgevormd, trok ondubbelzinnig de unitaristische kaart. In 1965 bleef die thematiek nog enigszins op de achtergrond door de campagne tegen de travaillistische regering- Theo Lefèvre Lefèvre, Theo
Theo Lefèvre (1914-1973) was een advocaat en politicus voor de Christelijke Volkspartij. Hij zetelde in de Kamer en was minister en premier in een periode van belangrijke wetgevende initi... Lees meer
- Paul-Henri Spaak Spaak, Paul-Henri
Paul-Henri Spaak (1899-1972) was een Franstalige socialistische politicus die een rol speelde in talrijke communautaire kwesties. Lees meer
, de zogenaamde "regering van het dure leven", maar in 1968 was het behoud van het unitaire België hét kernthema van de PVV-campagne. "Men moet kiezen: tussen de vaderlandsliefde of het uiteenspatten van België," stelde PVV-voorzitter Omer Vanaudenhove Vanaudenhove, Omer
Omer Vanaudenhove (1913-1994) was al vroeg betrokken bij de liberale partij en werd burgemeester van Diest (1947-1958 en 1976-1978), senator en minister van Openbare Werken en Wederopbouw... Lees meer
in een emotionele brief aan de kiezer. Het waren vooral de kwesties Brussel en ' Leuven Vlaams Leuven Vlaams
Lees meer
' die de electorale gemoederen beroerden. Het Front démocratique des Francophones Démocrate féderaliste indépendant
Lees meer
(FDF), dat in 1965 voor het eerst deelnam aan de verkiezingen, scherpte de controverse rond Brussel aan en dwong de andere partijen ertoe duidelijk kleur te bekennen. De Vlaamse socialisten in Brussel vormden een afzonderlijke lijst van Rode Leeuwen Rode Leeuwen
De Rode Leeuwen waren Vlaamse socialisten in Brussel die vanaf 1968 opkwamen met een eigen verkiezingslijst en erkend werden als de 'Vlaamse BSP-federatie van Brussel'. Lees meer
en profileerden zich op uitgesproken Vlaamsgezinde standpunten. Paul vanden Boeynants Vanden Boeynants, Paul
De rechts-conservatieve christendemocraat Paul vanden Boeynants (1919-2001) werd twee keer premier, in 1966-1968 en in 1978-1979. Tegelijk drukte hij zijn stempel op het bestuur van de st... Lees meer
kon de meeste Brusselse christen-democraten verenigen op een afzonderlijke 'VDB'-lijst met een gematigd communautair programma. De officiële PSC-lijst daarentegen zat veeleer op de golflengte van het FDF. In 1968 is het ook en vooral de kwestie-Leuven die in het brandpunt van de kiescampagne stond. De CVP had van 'Leuven Vlaams' een breekpunt gemaakt in de regering en hoopte daar nu de vruchten van te plukken. De partij hekelde de steriele oppositie van de VU en diende zich aan als "de enige partij die in de regering het anti-Vlaamse offensief onmogelijk kan maken". De VU-kiezers werden expliciet uitgenodigd om naar de schaapstal terug te keren: "Kom terug indien U meende in 1965 dat de CVP een Vlaamse zweepslag nodig had." (CVP-verkiezingspamflet van 1968). Voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog maakte "België" consequent plaats voor "Vlaanderen" in het CVP-verkiezingsdiscours. De PVV durfde zich over 'Leuven Vlaams' niet duidelijk uit te spreken en verborg zich achter een weinig concreet unitaristisch vertoog. De Belgische Socialistische Partij (BSP) verklaarde zich weliswaar voorstander van de splitsing, maar deed terzelfer tijd vergeefse pogingen om de kiesstrijd naar het sociaal-economische terrein te verleggen. Tegelijk klonk in de BSP-retoriek een duidelijk unitaristische ondertoon door.


Tijdens de parlementsverkiezingen van 1968 viel de VU de PVV aan met de slogan ‘PVV Pest voor Vlaanderen’. (Nationaal Archief, Den Haag)
Tijdens de parlementsverkiezingen van 1968 viel de VU de PVV aan met de slogan ‘PVV Pest voor Vlaanderen’. (Nationaal Archief, Den Haag)

In 1971 was de communautaire hoogspanning reeds over haar hoogtepunt, althans in electoraal opzicht. In de loop van de jaren 1970 verwijderden ook de PVV en de BSP zich meer en meer van hun Waalse tegenhangers en kregen ze de handen vrij om zich een Vlaamser imago aan te meten. Die evolutie scherpte de tegenstellingen tussen Vlaanderen en Wallonië weliswaar aan, maar zwakte tegelijkertijd de electorale relevantie van het communautaire probleem af. Naarmate de verschillen tussen de Vlaamse partijen kleiner werden, stond de Vlaams-Waalse kwestie tijdens de campagne minder ter discussie. Zoals gezegd verloor het communautaire thema al in 1971 veel van zijn scherpte doordat de PVV haar uitgesproken Belgisch standpunt inruilde voor een meer Vlaamse profilering. Dit betekende zo goed als het einde van de polarisatie tussen radicale Belgisch-gezinden en radicale flaminganten in de Vlaamse kiesstrijd. Weliswaar diende de BSP zich nu aan als de enige verdediger van de Belgische eendracht, maar dit thema bleef ondergeschikt aan de sociaal-economische problematiek. De CVP hield de Vlaamse lijn aan, maar maakte zich tegelijkertijd sterk dat de communautaire problemen nu grotendeels van de baan waren dankzij de door Gaston Eyskens Eyskens, Gaston
Gaston Eyskens (1905-1988) was een Vlaamsgezinde katholieke econoom en politicus, die onder andere eerste minister was ten tijde van de Koningskwestie en aan de basis lag van de eerste st... Lees meer
gerealiseerde staatshervorming Staatshervorming
Tussen 1970 en vandaag werden zes staatshervormingen doorgevoerd die België omvormden van een unitaire in een federale staat met drie gewesten, het Vlaamse, het Waalse en het Brussels Hoo... Lees meer
. Het communautaire probleem bleef tijdens de daaropvolgende jaren nochtans de politiek beheersen, maar zakte wel op de electorale agenda. Tijdens de kiesstrijd van 1974 en 1977 raakten de partijen in de ban van de economische crisis en een reeks politieke schandalen, waaronder de Imbramco- en de RTT-affaire. De verkiezingen werden telkens gedomineerd door de figuur van Leo Tindemans Tindemans, Leo
De Vlaamse christendemocraat Leo Tindemans (1922-2014) leidde vier Belgische regeringen. Hij werd nadien CVP-voorzitter en later ook minister van Buitenlandse Zaken. Als minister van Geme... Lees meer
, die in zijn propaganda vooral de nadruk legde op de christelijke waarden en het politieke fatsoen. De verminderde relevantie van het communautaire thema dwong de VU om haar algemeen maatschappelijk programma duidelijker in de verf te zetten. De mislukking van het Egmontpact Gemeenschapspact
Het Egmontpact of Egmontakkoord maakt samen met de Stuyvenbergakkoorden deel uit van het zogenaamde Gemeenschapspact, dat de definitieve pacificatie van de communautaire problemen tot doe... Lees meer
leidde tijdens de kiesstrijd van 1978 slechts tot een beperkte opflakkering van het communautaire thema. Het Vlaams Blok Vlaams Belang
Vlaams Belang is een radicaal-rechtse Vlaams-nationalistische partij, die in 1978 ontstond onder de naam ‘Vlaams Blok’, als verkiezingskartel van de Vlaamse Volkspartij en de Vlaams Natio... Lees meer
, een kartel van de Vlaamse Volkspartij Vlaamsche Volkspartij
De Vlaamsche Volkspartij (1892) was een Brusselse progressieve en liberale partij. Ze streefde naar vervlaamsing en democratisering van het openbare leven. Electoraal bleef het succes uit... Lees meer
en de Vlaams-Nationale Partij Vlaams Nationale Partij (1977-1979)
Lees meer
, trachtte zowel munt te slaan uit de radicaal-Vlaamse kritiek op het Egmontpact als uit een meer algemene onvrede met het politieke bedrijf. Het Vlaams Blok profileerde zich ondubbelzinnig als een separatistische partij. De VU trachtte zich aan Vlaamse kant in te dekken door opnieuw haar federalistische basisideologie centraal te stellen. De andere partijen daarentegen hielden zich in communautair opzicht eerder op de vlakte. De CVP mikte in het voorbijgaan wel op de ontgoochelde VU-kiezers, maar moest vooral slag leveren met de PVV, die ongenadig het sociaal-economische beleid van de regering hekelde onder het veelzeggende motto "Eerst een gezonde economie". Het uiteengroeien van de traditionele politieke families kreeg in 1978 zijn beslag met de splitsing van de socialistische partij. Ook de BSP ontdeed zich prompt van haar Belgisch-gezinde imago maar bleef het communautaire probleem onderbeklemtonen.

In de loop van de jaren 1980 zette het communautaire thema nooit meer de toon van de verkiezingscampagnes, maar het was op de achtergrond wel constant aanwezig. In toenemende mate kon de VU bijna beschouwd worden als de monopoliehouder van de communautaire kwestie. Telkens opnieuw greep de partij de hangende communautaire knelpunten aan om zich van haar concurrenten te onderscheiden en electoraal te scoren. De traditionele partijen gingen de communautaire discussie zoveel mogelijk uit de weg en concentreerden zich op de andere thema's, die meestal van sociaal-economische aard waren. In 1981 kon de VU de onvrede over de subsidiëring van de Waalse staalindustrie electoraal uitbuiten. Op die manier slaagde de partij erin om de dominante sociaal-economische problematiek in een communautair daglicht te plaatsen. Dit lukte minder goed tijdens de kiesstrijd van 1985, die werd getekend door een sterke polarisatie tussen de CVP en de Socialistische Partij (SP) over het economische herstelbeleid van de centrum-rechtse regering- Wilfried Martens Martens, Wilfried
Lees meer
en, in mindere mate, over de plaatsing van kernraketten in Florennes. Twee jaar later leidde de kwestie- José Happart Happart, José
Lees meer
( Voeren Voeren
Lees meer
) tot vervroegde verkiezingen en lag het communautaire thema weer wat beter in de markt. Opnieuw was het de VU die hierbij electoraal garen trachtte te spinnen, terwijl de Happart-kwestie door de andere grote partijen naar het achterplan werd verschoven. Dat de VU zich in de jaren 1980 weer hoofdzakelijk op het communautaire terrein terugtrok, hield ook verband met de opkomst van de groene partij Anders Gaan Leven ( AGALEV Groen
In 1982 werd onder de naam AGALEV in Vlaanderen een ecologische partij opgericht, die zich later Groen! noemde en vandaag Groen. Lees meer
). De schuchtere pogingen die de VU sinds het begin van de jaren 1970 ondernam om thema's als milieuzorg, basisdemocratie en pacifisme op de agenda te plaatsen, werden doorkruist door het onverwachte succes van AGALEV in het begin van de jaren 1980. De groene partij concentreerde zich uitsluitend op die thema's en maaide daarmee de VU het gras voor de voeten weg. AGALEV was ook de partij die opnieuw een meer unitaristisch discours ontwikkelde en het communautaire opbod uitdrukkelijk van de hand wees. In haar campagnes kwam dit element echter nauwelijks aan bod.

Tijdens de eerste helft van de jaren 1980 speelde het Vlaams Blok nog een relatief marginale rol in het electorale gebeuren. Dit was mede door toedoen van de traditionele V.B., die vrij snel de Egmontbladzijde omsloeg en opnieuw de objectieve bondgenoot werd van de VU. In de campagne van 1981 kreeg het Vlaams Blok tegenwind van een honderdtal vooraanstaande flaminganten die in krantenadvertenties partij kozen voor de VU. Het was pas toen het Vlaams Blok de aandacht gaandeweg verlegde naar het migrantenprobleem dat de partij ook begon te wegen op de electorale agenda. Die evolutie bereikte een voorlopig hoogtepunt tijdens de kiesstrijd van 1991, toen de partij erin slaagde om het migrantenprobleem tot inzet van de verkiezingen te maken. Dit neemt echter niet weg dat het Vlaams Blok zich ook duidelijk in radicaal-Vlaamse zin blijft profileren, zodat de partij in toenemende mate ook een impact heeft en zal hebben op het communautaire debat tijdens de kiesstrijd.


Een plakploeg van het Vlaams Blok aan het werk in Limburg tijdens de parlementsverkiezingen van 1985. Op de affiches: 'Onafhankelijk Vlaanderen' en 'Stop op gastarbeid'. (Amsab-ISG, fo034503)
Een plakploeg van het Vlaams Blok aan het werk in Limburg tijdens de parlementsverkiezingen van 1985. Op de affiches: 'Onafhankelijk Vlaanderen' en 'Stop op gastarbeid'. (Amsab-ISG, fo034503)

De eerste rechtstreekse verkiezing van een Vlaams parlement, op 21 mei 1995, was vanuit Vlaamsgezind oogpunt eerder een anticlimax, omdat de meeste partijen het historische en symbolische belang van deze gebeurtenis in hun campagne nauwelijks in de verf zetten en hun boegbeelden vooraan op de senaatslijst plaatsten. Voortaan vormt Vlaanderen en Brussel immers één grote kieskring voor de senaatsverkiezingen. De partijen maakten dan ook gretig gebruik van de mogelijkheid om hun meest populaire politici in heel Vlaanderen stemmen te laten opbrengen. Het gevolg was dat de eerste raadsverkiezing helemaal in de schaduw kwam te staan van de titanenstrijd tussen drie kandidaat-senatoren, namelijk Jean-Luc Dehaene Dehaene, Jean-Luc
Lees meer
voor de CVP, Louis Tobback voor de SP en Guy Verhofstadt Verhofstadt, Guy
Guy Verhofstadt (1953) is een liberaal politicus die actief was en is op het nationale en internationale niveau. Onder zijn voorzitterschap vond er een verruiming plaats van de liberale p... Lees meer
voor de Vlaamse Liberalen en Democraten (VLD). De inzet van die strijd was voornamelijk de werkgelegenheidsproblematiek en de sociale zekerheid. Door die sociale thema's sterk te benadrukken slaagden de socialisten erin de aandacht enigszins af te leiden van het Agusta-schandaal, dat aan het begin van de verkiezingsstrijd was losgebarsten. Met de omvorming van PVV tot VLD, in 1992, had Verhofstadt de liberale partij trachten te verruimen tot een brede volkspartij die de burger opnieuw centraal wilde stellen in de politiek. De nieuwe partij trok een aantal leidende politici aan van de VU, onder wie de vroegere voorzitter Jaak Gabriëls Gabriëls, Jaak
Jaak Gabriëls (1943-2024) werd in 1965 actief in de Volksunie (VU). Hij werd burgemeester in Bree, volksvertegenwoordiger en in 1986 partijvoorzitter van de VU. Hij trachtte de partij inh... Lees meer
. Aanvankelijk diende de VLD zich dan ook aan als een uitgesproken Vlaamsgezinde partij, maar tegen de verkiezingen van 21 mei 1995 was dit Vlaamse profiel al sterk vervaagd, onder andere omdat de Vlaams-Waalse kwestie grotendeels van de politieke en electorale agenda was verdwenen na het Sint-Michielsakkoord Sint-Michielsakkoord
Het Sint-Michielsakkoord (1992) was een regeerakkoord rond de vierde fase van de federale staatshervorming. Het vormde België om tot een federale staat. Lees meer
. Het was slechts een van de vele Vlaams Blok-thema's tijdens de campagne, naast onder meer de migrantenproblematiek, de criminaliteit en de politieke schandalen. Wel stond de communautaire dimensie eens temeer centraal in de VU-campagne. De partij, die zwaargehavend was door de overstap van een aantal toppolitici naar de VLD, maakte van de Vlaamse raadsverkiezingen een referendum over haar voortbestaan. Indien de partij geen 300.000 stemmen haalde, zo luidde de campagneboodschap, dan zou ze zich beraden over een mogelijke ontbinding.

Het kiesgedrag vanaf 1919

Door het democratiseringsproces in de tweede helft van de 19de eeuw werd het kiesrecht gestadig uitgebreid tot de middenklasse en later de arbeidersklasse. De electorale mobilisatie van die grote groepen nieuwe en nauwelijks gepolitiseerde kiezers ging gepaard met de uitbouw van wijdvertakte massaorganisaties. Met name voor de socialistische en de christen-democratische bewegingen was het van cruciaal belang om zoveel mogelijk arbeiders te sensibiliseren en die op een min of meer duurzame wijze aan de organisatie te binden. Die concurrentieslag leidde tegen het einde van de 19de eeuw tot de verkaveling van het maatschappelijke veld in een aantal duidelijk onderscheiden en sterk geïnstitutionaliseerde segmenten die zich gaandeweg tot zuilen consolideerden. De katholieke zuil vormde een bundeling van een aantal deelorganisaties die samen zowat het hele sociale spectrum bestreken. De socialistische zuil was homogener en groepeerde de niet-katholieke arbeiders. De minst geïnstitutionaliseerde zuil was de liberale, die de niet-katholieke burgerij en middenklassen omvatte. Het behoren tot een van die drie zuilen vertaalde zich nagenoeg automatisch in een standvastige keuze voor de overeenstemmende politieke partij, wat de ontwikkeling van een relatief stabiel partijensysteem mogelijk maakte.

Die 'bevriezing' van het electoraat verklaart waarom het overgrote deel van de vele partijen die in 1919 hun kans waagden niet kon doorbreken en snel weer van het politieke toneel verdween. Wel werden de krachtsverhoudingen tussen de drie zuilpartijen drastisch gewijzigd als gevolg van de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen. Zowel de katholieke als de liberale partij Liberale partij
De verhouding tussen de liberale partij en het partijpolitieke liberalisme in België enerzijds, en de Vlaamse beweging anderzijds levert een gevarieerd en ingewikkeld beeld op dat evoluee... Lees meer
verloren terrein ten opzichte van de socialisten. Op Belgisch niveau werden de katholieke partij Katholieke partij
De katholieke partij, later CVP (vanaf 1945) en CD&V (vanaf 2001) speelde een cruciale rol in de geschiedenis van de Vlaamse beweging. De partij had een belangrijk aandeel in onder m... Lees meer
(38,8%) en de Belgische Werkliedenpartij (36,6%) nu ongeveer even sterk. In Vlaanderen daarentegen bleef het overwicht van de katholieken aanzienlijk, zoals blijkt uit tabel 1. De partij behaalde (afscheuringen niet inbegrepen) 47,3%, tegenover 25,3% voor de socialisten en 14,1% voor de liberalen. Die constellatie bleef tijdens de twee daaropvolgende verkiezingen (1921 en 1925) grosso modo intact, met dien verstande dat de liberale regeringspartij in 1925 wat pluimen moest laten en de socialistische oppositie de onvrede met het economisch beleid in stemmenwinst kon omzetten (stijging tot 30,1%).


Tabel 1: Het resultaat van de Kamerverkiezingen in de Vlaamse kantons van 1919 tot 1939, uitgedrukt in percentages.
Tabel 1: Het resultaat van de Kamerverkiezingen in de Vlaamse kantons van 1919 tot 1939, uitgedrukt in percentages.

Van de kleinere formaties in Vlaanderen haalde enkel de Frontpartij een min of meer behoorlijke score (5,2%) in 1919, al was dit lang niet voldoende om het gevestigde driepartijensysteem aan het wankelen te brengen. Toch bleef het opmerkelijk dat het Front er als enige kleine partij in slaagde om in het grotendeels verkavelde politieke landschap voet aan de grond te krijgen, temeer daar de partij niet in alle arrondissementen lijsten had ingediend en in Limburg Limburg
Lees meer
zelfs helemaal afwezig was. Dit relatieve succes was te danken aan het feit dat de partij uiteenlopende kleinere groepen kiezers kon aanspreken. De gedemobiliseerde soldaten vormden een eerste belangrijke rekruteringsbasis voor de Fronters. Daarnaast kon de partij rekenen op de steun van de christen-democratische daensisten, met wie een kartel werd afgesloten. Verder had de partij in Gent en Antwerpen een beperkte aanhang van vrijzinnige en sociaal-progressieve flaminganten. Ten slotte behaalden de Fronters ook in sommige plattelandsgebieden een opmerkelijke score. Volgens Arie W. Willemsen Willemsen, Arie W.
De Nederlandse historicus Arie Wolter Willemsen (1930-2003) was een specialist inzake de geschiedenis van de Vlaamse beweging in het algemeen en van het Vlaams-nationalisme tijdens het in... Lees meer
waren dit vaak streken waar de maatschappelijke ontvoogding van de bevolking pas laat op gang gekomen was en waar het organisatienetwerk van socialisten en katholieken nog nauwelijks was ontwikkeld. De sociale en geografische versnippering van de electorale achterban was een van de redenen waarom de Fronters er niet in slaagden een omvattend en goedgeorganiseerd partijapparaat uit te bouwen. Het Vlaamsche Front Het Vlaamsche Front
Het Vlaamsche Front was een Vlaams-nationalistische partij, die werd opgericht in 1919 en ook bekend stond onder de couranter gebruikte officieuze benaming Frontpartij. Gesticht als een ... Lees meer
was in feite nooit meer dan een losse verzameling van plaatselijke lijsten, waarvan de resultaten sterk varieerden in functie van lokale wisselvalligheden. Dat het totale stemmenaandeel van de Fronters in 1921 en 1925 hoger was dan in 1919, kwam hoofdzakelijk omdat er meer lijsten werden ingediend. In de meeste arrondissementen slaagden de Vlaams-nationalisten er echter niet in te groeien, wellicht mede als gevolg van de heftige patriottische agitatie tegen het flamingantisme en het op de voorgrond treden van de economische problemen.

Afgezien van de vrijzinnige kernen in Gent en Antwerpen was het kiezerskorps van de Fronters overwegend katholiek. Tijdens de jaren 1920 lag het zwaartepunt trouwens in toenemende mate bij de meer landelijke component, waardoor het katholieke element automatisch zwaarder ging doorwegen. Stemmenwinst voor de flaminganten ging meestal gepaard met verlies voor de katholieken. Dat de katholieke partij in de loop van de jaren 1920 geleidelijk afkalfde, mag dus gedeeltelijk worden toegeschreven aan de opkomst van de flamingantische lijsten. In 1929 raakte die evolutie in een stroomversnelling, toen de katholieke partij tot 39,6% zakte en de Frontpartij, in het kielzog van de Bormsverkiezing Bormsverkiezing
De Bormsverkiezing – de verkiezing van de onverkiesbare, in de gevangenis verblijvende ex-activist August Borms tot Kamerlid bij tussentijdse verkiezingen in 1929 – was een politiek feit ... Lees meer
, in de meeste arrondissementen een belangrijke sprong voorwaarts maakte. Bij nader toezien was dit succes echter in grote mate het gevolg van een reeks plaatselijke meevallers en bleef de electorale basis van de Vlaams-nationalisten erg labiel. Toen de katholieke wereld in 1932 verzamelen blies rond de strijd voor het vrij onderwijs, waren de Vlaams-nationalisten hiervan de dupe. De Frontpartij zakte terug tot 10,8%, terwijl de katholieke partij met 47% opnieuw haar niveau van 1919 haalde. Die forse stemmenwinst had de partij ook en vooral te danken aan het feit dat katholieke scheurlijsten uitbleven. Binnen het niet-katholieke kamp speelde de polarisatie met de katholieken in het nadeel van de liberalen en in het voordeel van de socialisten, die opnieuw hun mooie resultaat van 1925 benaderden.


VNV-leider Staf de Clercq slaagde erin om voor de verkiezingen van 1936 een overeenkomst te sluiten met de verschillende Vlaams-nationale strekkingen. Zijn Vlaamsch Nationaal Blok boekte in 1936 een grote verkiezingsoverwinning. (ADVN, VBRC488)
VNV-leider Staf de Clercq slaagde erin om voor de verkiezingen van 1936 een overeenkomst te sluiten met de verschillende Vlaams-nationale strekkingen. Zijn Vlaamsch Nationaal Blok boekte in 1936 een grote verkiezingsoverwinning. (ADVN, VBRC488)

In 1936 werd de politieke wereld verrast door een electorale aardschok die het partijensysteem weliswaar aardig door elkaar schudde, maar althans in Vlaanderen minder ingrijpend was dan op het eerste gezicht lijkt. Om te beginnen werd de linkerzijde nauwelijks beroerd door de schokgolf. Op een paar duizend stemmen na behaalde de liberale partij hetzelfde resultaat als in 1932. Dat de BWP een licht verlies leed, was normaal voor een partij die na een oppositiekuur van acht jaar opnieuw regeringsverantwoordelijkheid droeg. De communisten profiteerden hiervan en stegen van 1,1% naar 2,3%. Aan de rechterzijde van het spectrum was er wel een aanzienlijke breuk. De katholieke partij verloor in één klap 10% en viel terug op 37,2%. Maar als we de atypische stembusslag van 1932 even buiten beschouwing laten, dan blijkt dat het resultaat van 1936 haast naadloos aansloot bij een trend die zich al sinds de jaren 1920 aftekende, namelijk de gestadige terreinwinst van de Vlaams-nationalisten ten nadele van de katholieke partij. In 1936 verloren de katholieken vooral stemmen aan Rex Rex
Rex was een Belgische politieke partij (1935-1940) en een collaboratiebeweging in Franstalig België (1940-1944). Lees meer
, dat in Vlaanderen ineens 7% achter zich kreeg. Ook dit resultaat is goed vergelijkbaar met de score die dissidente katholieke lijsten in de jaren 1920 behaalden. Vooral de zetelwinst van de Vlaams-nationalisten (van 8 naar 16 in de Kamer) was spectaculair. Daaraan beantwoordde een meer bescheiden electorale groei van 10,8% naar 13,6%. Dit succes kan onder meer worden toegeschreven aan de commotie rond een aantal communautair geladen kwesties en aan de pragmatische aanpak van Staf de Clercq De Clercq, Staf
Staf de Clercq (1884-1942) was een Vlaams-nationalistische politicus, die zijn politieke carrière begon als kamerlid voor de Frontpartij. Hij staat vooral bekend als stichter en eerste l... Lees meer
, die erin slaagde dissidente lijsten te vermijden. Samen met Rex konden de Vlaams-nationalisten bovendien voordeel trekken van de schandaalsfeer die rond de katholieke partij hing. Wellicht zal ook de uitbouw van een Vlaams-nationaal partijapparaat de overwinning in de hand gewerkt hebben, al mag die factor niet overschat worden. De Vlaams-nationale lijsten bleken immers vooral hoge toppen te scheren in de arrondissementen waar ze opkwamen onder hun oude naam of waar ze door populaire niet-VNV'ers werden getrokken. Toch was er niet in alle opzichten continuïteit. Bruno de Wever toonde aan dat het VNV wel bleef steunen op de landelijke Vlaams-nationale bastions, maar dat het daarnaast vooral rekruteerde in de streken die overgingen van een rurale naar een meer industriële samenleving.

Dat de electorale basis van de Vlaams-nationalisten gaandeweg solider werd, bleek duidelijk in 1939.

De antiautoritaristische windstoot ontwortelde in Vlaanderen het Rexisme, maar liet het Vlaamsch Nationaal Blok Vlaamsch Nationaal Blok
Vlaamsch Nationaal Blok (VNB) was de benaming waaronder de Vlaams-nationalistische partij het Vlaamsch Nationaal Verbond bij de parlements- en provincieraadsverkiezingen van 1936 en de p... Lees meer
intact. De partij kon zich grosso modo handhaven op het niveau van 1936 en haalde 15%. In Antwerpen werd er dankzij het Flor Grammens Grammens, Flor
Onderwijzer Flor Grammens (1899-1985) verwierf tijdens zijn leven grote bekendheid door zijn herhaalde en soms spectaculaire acties tegen de schendingen van de taalwetgeving. Lees meer
-effect zelfs een aanzienlijke winst geboekt. De campagne tegen de 'nieuwe orde'-partijen was vooral batig voor de katholieke partij (41%), die de meeste Rexisten kon recupereren, terwijl de BWP met 26% ter plaatse bleef trappelen. De lichte winst van de liberalen wordt door Lode Wils toegeschreven aan de uitgesproken Belgischgezinde campagne van die partij.

Vanaf de Tweede Wereldoorlog tot halfweg in de jaren 1960 werden de verkiezingsuitslagen in Vlaanderen gekenmerkt door een aanzienlijke mate van stabiliteit (zie tabel 2). Bij de eerste naoorlogse verkiezingen behaalden de communisten wel een aanzienlijke score van 5,5%, maar onder invloed van de koude oorlog smolt dit percentage snel weg. Afgezien van dit kortstondige communistische succes ontstond er vanaf het einde van de jaren 1940 een min of meer stabiele configuratie van drie partijen: de CVP, de liberale partij en de BSP. De electorale sterkte van die laatste twee partijen was vergelijkbaar met die van voor de oorlog. De CVP daarentegen kon het Vlaams-nationale kiezerskorps grotendeels inpalmen en werd daardoor meer dan ooit de dominante partij in Vlaanderen. In 1950 profiteerde de CVP bovendien van het overwegend koningsgezinde opinieklimaat in Vlaanderen en dreef haar stemmenpercentage op tot 60,4%. De christen-democraten beschikten nu zowel in de Kamer als de Senaat over een absolute meerderheid, maar konden desondanks de terugkeer van koning Leopold III van Saksen-Coburg, Leopold III
Leopold III (1901-1983) werd aan de vooravond van en tijdens de Tweede Wereldoorlog het boegbeeld van een autoritaire stroming in de Belgische politiek. Zijn controversiële houding en mee... Lees meer
niet bewerkstelligen. Onder meer daardoor kreeg de regering vier jaar later een onvoldoende en daalde de CVP-score tot 52%. De overwinning van de socialisten, die in Vlaanderen bij benadering 30% behaalden, maakte de vorming van een linkse regering mogelijk.


Tabel 2: Het resultaat van de Kamerverkiezingen in de Vlaamse kantons van 1946 tot 1971, uitgedrukt in percentages. ** De Vlaamse Concentratie
Tabel 2: Het resultaat van de Kamerverkiezingen in de Vlaamse kantons van 1946 tot 1971, uitgedrukt in percentages. ** De Vlaamse Concentratie

In 1958 trok de CVP voordeel bij de onvrede met de onderwijspolitiek en behaalde de partij opnieuw 56,5%. In 1961 moest ze daarvan weer 5,6% afstaan, vermoedelijk hoofdzakelijk aan de Volksunie Volksunie
Tussen 1954 en 2001 bepaalde de Volksunie (VU) als Vlaams-nationalistische partij mee de politieke evolutie in België, van unitaire staat tot federaal koninkrijk. Ze groeide uit tot de tw... Lees meer
(VU), die munt wist te slaan uit een groeiend Vlaams ongenoegen. De verkiezingsuitslagen van de partijen schommelden dus wel afhankelijk van de politieke gebeurtenissen, maar op langere termijn bekeken bleven de krachtsverhoudingen min of meer constant: de CVP haalde iets meer dan de helft van de stemmen in Vlaanderen, de BSP iets minder dan een derde en de liberale partij iets meer dan 10%. Die stabiliteit hield verband met de blijvende impact van de verzuiling op het kiesgedrag. Dit betekende concreet dat de katholieken in hoofdzaak voor de christen-democraten stemden, de niet-katholieke arbeiders voor de BSP en de niet-katholieke midden- en hogere klassen voor de liberale partij. Tegenover het trouwe kiezerskorps stond een relatief beperkte groep van vlottende kiezers die besliste over winst en verlies.

In de loop van de jaren 1960 trad er echter een kentering op en begon het kiezerskorps mobieler te worden. Vooral de jongere kiezers wrikten zich los uit het keurslijf van de verzuiling en gingen nieuwe wegen bewandelen. Dit kwam omdat de politieke breuklijnen waarrond de zuilen en de traditionele partijen zijn ontstaan, geleidelijk aan minder relevant werden. Door het schoolpact van 1958 kreeg het conflict tussen katholieken en niet-katholieken in grote mate zijn beslag en werd de band tussen religie en politiek geleidelijk aan minder evident. Onder andere dankzij het sociale-overlegmodel dat na de Tweede Wereldoorlog werd uitgebouwd vervaagde ook de tegenstelling tussen werknemers en werkgevers. De traditionele zuilpartijen bleven echter op de oude probleemvelden geënt en konden niet direct een oplossing bieden voor een aantal nieuwe maatschappelijke bekommernissen, zoals de zorg om het leefmilieu en de vraag naar meer inspraak in het politieke en maatschappelijke gebeuren. Die ontwikkeling speelde aanvankelijk vooral in de kaart van de VU en de PVV en leidde in 1965 tot een belangrijke electorale aardschok in Vlaanderen, waardoor de CVP terugviel tot 44,3%. Nieuw in vergelijking met de vooroorlogse situatie was dat de liberale partij, door de verminderde impact van de kerkelijkheid, een substantieel deel van de katholieke rechterzijde kon aantrekken. De VU weekte de traditionele en deels nog vooroorlogse flaminganten los van de CVP. Maar tegelijkertijd vormde de partij een alternatief voor de generatie hooggeschoolde jongere kiezers die zich onttrokken aan de voogdij van hoofdzakelijk de christelijke zuil en zich wilden afzetten tegen de traditionele politiek. De Vlaamse bekommernissen werden door die kiezers gedeeld, maar vormden niet hun belangrijkste drijfveer. Tijdens de verkiezingen van 1968 zette vooral de uittocht van CVP'ers naar de VU verder door. De CVP brokkelde nog verder af tot 39,1%, terwijl de PVV stagneerde en de VU met haar 16,9% de liberalen zelfs nipt passeerde.

Het succes van de VU was echter in grote mate op los zand gebouwd. De partij sprak twee verschillende soorten kiezers aan die ideologisch weinig met elkaar gemeen hadden. De klassieke Vlaams-nationalisten waren meer conservatief en zagen in de VU vooral een instrument om de unitaire machtsstructuren open te breken. De jongere en meer progressieve kiezers beschouwden de partij ook en vooral als de gangmaker van een modernere en ontzuilde samenleving. In de twee gevallen ging het bovendien om kiezers die de partij niet blindelings volgden, maar een kritische afstand bewaarden. Dit begon de VU parten te spelen in de jaren 1970. In 1974 en 1977 begon het VU-electoraat al af te kalven en in 1978 leden de Vlaams-nationalisten een zware verkiezingsnederlaag, met een terugval tot 11,5%.


Verkiezingsactie van VU-militanten in Brussel, jaren 1970. (ADVN, VFA11428/14)
Verkiezingsactie van VU-militanten in Brussel, jaren 1970. (ADVN, VFA11428/14)

Die aftakeling had verschillende oorzaken. In 1974 werden de Vlaams-nationalisten voor het eerst betrokken bij de onderhandelingen over de staatshervorming, die uiteindelijk uitmondden in het Egmontpact Gemeenschapspact
Het Egmontpact of Egmontakkoord maakt samen met de Stuyvenbergakkoorden deel uit van het zogenaamde Gemeenschapspact, dat de definitieve pacificatie van de communautaire problemen tot doe... Lees meer
en de deelname van de partij aan de regering. Hierdoor raakte de VU in toenemende mate geassocieerd met het politieke establishment en verloor ze haar aantrekkelijkheid als alternatief voor de traditionele partijen. Bovendien zag de partij zich verplicht de meeste energie te steken in de moeizame onderhandelingen over de Vlaams-Waalse kwestie. De compromissen die daarbij werden gesloten, vervreemdden haar van haar nationalistische achterban, waarvan de harde kern zich afscheurde en het Vlaams Blok Vlaams Belang
Vlaams Belang is een radicaal-rechtse Vlaams-nationalistische partij, die in 1978 ontstond onder de naam ‘Vlaams Blok’, als verkiezingskartel van de Vlaamse Volkspartij en de Vlaams Natio... Lees meer
(VB) oprichtte.

Die evolutie speelde zich af op het moment dat de belangstelling voor het communautaire in de publieke opinie al begon weg te ebben. Zoals eerder vermeld bereikte de aandacht voor de communautaire kwestie een hoogtepunt tijdens de kiesstrijd van 1968. Uit een opinieonderzoek van Delruelle, Evalenko en Fraeys blijkt dat op dat moment 27,9% van de Vlaamse kiezers speciale belangstelling had voor de linguïstische problemen. 19,9% van het Vlaamse electoraat had interesse voor de reorganisatie van de Belgische staat. De economische problemen in het algemeen, de sociale problemen en de problemen in verband met de werkgelegenheid werden door respectievelijk 22,2%, 26,8% en 16,5% als belangrijk aangeduid. Die resultaten suggereren dat de communautaire problematiek in 1968 duidelijk bovenaan op de publieke agenda stond. Bovendien blijkt het niet in de eerste plaats de staatshervorming als dusdanig geweest te zijn die de kiezers boeide, maar wel de meer gevoelsgeladen taalproblematiek. Dit onderzoek toont bovendien aan dat er een zeer sterk verband bestond tussen de keuze voor de VU en de communautaire belangstelling. Zes jaar later maakten de Vlaamse kiezers zich al minder zorgen om de communautaire problemen. Uit het GLOPO-opinieonderzoek van 1975 bleek dat nog slechts 15,7% het probleem van de Vlaams-Waalse verhoudingen als min of meer belangrijk selecteerde uit een lijst van dertig problemen. De Vlamingen maakten zich nu beduidend meer zorgen om de economische groei (31,2%) en de werkgelegenheid (39%), maar ook de bewapening (18,9%) en het milieu (44,2%) lagen hen meer op de lever dan het communautaire. Het waren vooral de jongere generaties die met die nieuwe maatschappelijke kwesties bezig waren en bijgevolg steeds minder hun gading vonden in een partij die de punten en de komma's van de grondwetsherziening veel belangrijker leek te vinden.

De neergang van de VU werd ten slotte ook in de hand gewerkt door de nieuwe dynamiek die de christen-democraten halfweg de jaren 1970 begonnen te ontwikkelen. De CVP slaagde er deels in zich te herprofileren als een waardenpartij die de sociaal-culturele christenheid in Vlaanderen belichaamde. Dit nieuwe imago, dat vooral verpersoonlijkt werd in de charismatische figuur van Leo Tindemans Tindemans, Leo
De Vlaamse christendemocraat Leo Tindemans (1922-2014) leidde vier Belgische regeringen. Hij werd nadien CVP-voorzitter en later ook minister van Buitenlandse Zaken. Als minister van Geme... Lees meer
, werkte drempelverlagend voor de VU-kiezers die naar aanleiding van het Egmontpact Gemeenschapspact
Het Egmontpact of Egmontakkoord maakt samen met de Stuyvenbergakkoorden deel uit van het zogenaamde Gemeenschapspact, dat de definitieve pacificatie van de communautaire problemen tot doe... Lees meer
naar de CVP-schaapstal terugkeerden. De comeback van de CVP werd echter afgeremd door de economische crisis. Bij de middenklassen van de partij groeide de onvrede over de toenemende belastingdruk en het kennelijke onvermogen van de regering om een volgehouden economisch herstelbeleid te voeren. Als enige grote oppositiepartij was de PVV in 1978 goed geplaatst om hierop in te spelen en een deel van de christen-democratische rechterzijde weg te lokken met een krachtig pleidooi voor belastingverlaging.

Tijdens de jaren 1970 is de VU er dus niet in geslaagd haar heterogene electorale basis te consolideren. Het aantal kiezers dat een duurzame band ontwikkelde met de partij was relatief klein, omdat een zuil als structureel verankeringsmechanisme ontbrak. Vanaf de jaren 1980 konden de progressieve kiezers hun bekommernissen vertalen in een stem voor AGALEV Groen
In 1982 werd onder de naam AGALEV in Vlaanderen een ecologische partij opgericht, die zich later Groen! noemde en vandaag Groen. Lees meer
. De groene partij werd de aantrekkingspool bij uitstek voor de nieuwe generatie kiezers die wilden breken met de traditionele politiek en resoluut de voorrang gaven aan postmaterialistische bekommernissen als de zorg voor het milieu, het pacifisme en de internationale solidariteit. Toch trok AGALEV eigenlijk hetzelfde soort kiezers aan als de VU op het eind van de jaren 1960: jong, hooggeschoold en overwegend afkomstig uit de christelijke zuil. Maar van de Vlaams-Waalse problematiek lag deze nieuwe generatie niet langer wakker. De VU, die meer en meer doorging voor de communautaire partij bij uitstek, lieten ze dan ook links liggen. In toenemende mate moest de Vlaams-nationale partij dus terugvallen op een verouderend kiezerskorps, dat enerzijds bestond uit een beperkte kern van trouwe kiezers, en anderzijds uit een publiek dat gevoelig was voor de communautaire kwesties die van tijd tot tijd de politieke gemoederen beroerden.

In 1981 profiteerden de Vlaams-nationalisten van de ontreddering in de CVP na de mislukte pogingen om een centrum-links economisch herstelbeleid te voeren. De CVP leed het grootste electorale verlies uit haar geschiedenis en zakte tot 32%. De VU weet de economische impasse aan het uitblijven van een meer fundamentele staatshervorming en vond daarmee gehoor bij een deel van het CVP-electoraat. De partij slaagde erin om met haar 15,9% het grootste deel van het Egmontverlies weer goed te maken. Dat dit succes eerder een gelukstreffer was en niet voortvloeide uit een duurzaam herstel van de electorale basis, bleek duidelijk in 1985. Toen slaagde de partij er niet in om de communautaire gevoelens aan te wakkeren en viel ze terug tot 12,7%. In 1987 stagneerde de VU en kon ze geen of nauwelijks electorale munt slaan uit de Happart-kwestie ( José Happart Happart, José
Lees meer
, Voeren Voeren
Lees meer
).

De PVV was de tweede partij die voordeel had bij het CVP-debacle van 1981. De liberalen beukten verder in op de rechterzijde van de christen-democraten en werden de tweede grootste partij in Vlaanderen met 21,1%. Het neoliberale discours van voorzitter Guy Verhofstadt Verhofstadt, Guy
Guy Verhofstadt (1953) is een liberaal politicus die actief was en is op het nationale en internationale niveau. Onder zijn voorzitterschap vond er een verruiming plaats van de liberale p... Lees meer
liet de PVV toe om zich scherp te profileren tegenover de linkerzijde en lag aan de basis van de sociaal-economische polarisering die kenmerkend was voor de jaren 1980. In 1985 was het nochtans de CVP die door de kiezer beloond werd voor het centrum-rechtse economisch herstelbeleid. De partij boekte een winst van 2,6%, terwijl de liberalen 3,8% moesten inleveren. Twee jaar later kon de PVV daarvan 1,2% terugwinnen door in te spelen op de angst voor de terugkeer van een centrum-linkse regering bij een deel van het rechtse electoraat.


De top van de PVV in de studio van de toenmalige BRT in Brussel, optimistisch over de afloop van de verkiezingen van 1985. Van links naar rechts: Herman de Croo, Guy Verhofstadt, Patrick Dewael en Rik Daems. Foto Studio Dann. (ADVN)
De top van de PVV in de studio van de toenmalige BRT in Brussel, optimistisch over de afloop van de verkiezingen van 1985. Van links naar rechts: Herman de Croo, Guy Verhofstadt, Patrick Dewael en Rik Daems. Foto Studio Dann. (ADVN)

De hierboven beschreven veranderingen in het kiesgedrag kunnen tot op zekere hoogte herleid worden tot stemmenverschuivingen binnen de middenklasse. Als gevolg van het vervagen van de klassentegenstellingen erodeerde vanaf de jaren 1960 ook de electorale basis van de socialisten. Dit was echter een meer structureel gegeven dat geleidelijk verliep en dat minder in functie leek te staan van de politieke actualiteit. De min of meer gestadige socialistische neergang werd halfweg de jaren 1980 tot stilstand gebracht. In die periode slaagde voorzitter Karel van Miert Van Miert, Karel
Lees meer
erin kiezers te winnen met zijn verzet tegen de plaatsing van kernraketten in Florennes en tegen het als neoliberaal afgeschilderde herstelbeleid. Tegelijkertijd trachtte de partij zich te ontdoen van haar antiklerikaal imago door katholieke kandidaten aan te trekken. Die operatie leidde niet tot de verhoopte doorbraak, maar hielp allicht wel een aantal kiezers uit de katholieke zuil over de brug. Het gevolg was dat de partij in 1985 voor het eerst sinds lang de verkiezingen won (+3,1%) en die winst in 1987 kon consolideren. De SP was dan goed voor 24,2% van het Vlaamse electoraat.

Het was in grote mate een gevolg van het succes van het VB dat het nieuwe socialistische elan al in 1991 werd gebroken. De uiterst rechtse partij, die in 1987 met amper 3% van de stemmen nog marginaal was, haalde in één klap 10,3% en werd daarmee de vierde grootste partij van Vlaanderen. Het radicale antimigrantenstandpunt van het VB bleek vooral aan de traditionele achterban van de socialisten te appelleren. Veel VB-kiezers zijn relatief laaggeschoold en afkomstig uit de minder begoede sociale klassen. Zij misten de boot van het economische herstel in de tweede helft van de jaren 1980 en zijn geneigd om hun frustratie daarover af te reageren op de migrantenbevolking. Met de VU en AGALEV had het VB dan weer gemeen dat het zijn electorale doorbraak in aanzienlijke mate te danken had aan jongere kiezers die de traditionele politiek de rug wilden toekeren. De nieuwe partij Rossem, rond de figuur van de excentrieke beursgoeroe Jean-Pierre van Rossem, oefende een soortgelijke aantrekkingskracht uit op de meer linksgeöriënteerde jongeren, die AGALEV inmiddels al tot de traditionele partijen rekenden. Dankzij de antipolitieke stemming van de kiezer kon Rossem ineens 5,1% van de stemmen binnenrijven. De drie regeringspartijen (CVP, SP, VU) incasseerden een zware klap, terwijl noch AGALEV noch de PVV erin slaagde om een noemenswaardig electoraal voordeel te halen uit hun oppositierol. Dit alles had tot gevolg dat de drie traditionele partijen (CVP, SP, PVV) samen nog slechts 65,3% van de stemmen behaalden en dat het Vlaamse partijlandschap meer verbrokkeld was dan ooit.


Controversiële verkiezingscampagne van het Vlaams Blok voor de parlementsverkiezingen van 1991. (ADVN)
Controversiële verkiezingscampagne van het Vlaams Blok voor de parlementsverkiezingen van 1991. (ADVN)

Alhoewel de val van de regering over de wapenhandelkwestie gepaard ging met een ongemeen hevige opstoot van communautaire koorts, waren er ook in 1991 relatief weinig kiezers die hun partijkeuze daarop afstemden. Het ISPO-verkiezingsonderzoek wees uit dat het Vlaams-Waalse conflict voor slechts 9,6% van de Vlamingen een kwestie was die hun kiesgedrag mee bepaalde. Veel belangrijker waren onder andere het milieu (40,9%), de werkloosheid (36%), de belastingen (31,2%), de migranten (32%), de zware criminaliteit (33,6%) en de politieke corruptie (26,6%). Kiezers die zich toch door het communautaire thema lieten leiden, stemden overwegend voor de VU. De communautaire problematiek was veruit de belangrijkste drijfveer van de over het algemeen uitgesproken Vlaamsgezinde VU-kiezer. De typische VB-kiezer daarentegen werd slechts in beperkte mate beroerd door de Vlaams-Waalse kwestie; hij werd vooral gedreven door zijn onvrede over de migranten en zijn antipolitieke ingesteldheid.

De meeste waarnemers hadden verwacht dat de historische verkiezingen van 21 mei 1995 voor een nieuwe politieke aardschok zouden zorgen, mede als gevolg van de hierboven al vermelde VLD-operatie, de teloorgang van Rossem, de aanslepende crisis in de VU en de schandalen in de SP. Maar het electoraat koos voor continuïteit. Van de meeste partijen sloot het resultaat verrassend goed aan bij dat van 1991. Enkel AGALEV verloor over de hele lijn aanzienlijk. De Franstalige lijst Union des Francophones haalde bij de raadsverkiezingen één zetel in de kieskring Halle-Vilvoorde. Voor het overige lagen de resultaten van de raads- en de parlementsverkiezingen sterk in elkaars verlengde, afgezien van het feit dat de VU voor de Vlaamse Raad 1,6 procentpunten hoger scoorde dan voor de Kamer en daarmee de zelfopgelegde kiesdrempel van 300.000 stemmen haalde. Een verklaring voor dat verschil is ongetwijfeld dat de meeste VU-boegbeelden kandidaat waren voor de Vlaamse Raad, maar vermoedelijk ook dat sommige kiezers meer communautair hebben gestemd voor de Raad.


Tabel 3: Het resultaat van de Kamerverkiezingen in de Vlaamse kantons van 1974 tot 1995 en van de eerste rechtstreekse verkiezingen van de Vlaamse Raad in 1995, uitgedrukt in percentages .
Tabel 3: Het resultaat van de Kamerverkiezingen in de Vlaamse kantons van 1974 tot 1995 en van de eerste rechtstreekse verkiezingen van de Vlaamse Raad in 1995, uitgedrukt in percentages .

Literatuur

– R. de Smet, R. Evalenko en W. Fraeys, Atlas des élections belges 1919-1954, 1958.
– J. Gilissen, Le régime représentatif en Belgique depuis 1790, 1958.
– W. Dewachter, De Wetgevende verkiezingen als proces van machtsverwerving in het Belgisch politiek bestel, 1967.
– M. Lipset en S. Rokkan (red.), Party Systems and Voter Alignments, 1967.
– A.W. Willemsen, Het Vlaams-nationalisme. De jaren 1914-1940, 1969.
– N. Delruelle, R. Evalenko en W. Fraeys, Le comportement politique des électeurs belges. Enquête de sociologie électorale. La rupture de 1965. Ses Prolongements en 1968, 1970.
– R. Rose, Electoral Behavior. A Comparative Handbook, 1974.
– 'De kijk van een publieke opinie op de Belgische maatschappij', in Res Publica, jg. 17, nr. 4 (1975).
– R. Inglehart, The Silent Revolution. Changing Values and Political Styles among Western Publics, 1977.
– L. Wils, 'De politieke ontwikkeling in België 1847-1870; 1870-1894; 1894-1914', in Algemene geschiedenis der Nederlanden, 12-13, 1977-1978.
– R.J. Dalton, S.C. Flanagan en P.A. Beck (red.), Electoral Change in Advanced Industrial Democracies. Realignment or Dealignment?, 1984.
– I. Crewe en D. Denver (red.), Electoral Change in Western Democracies. Patterns and Sources of Electoral Volatility, 1985.
– T. Luykx en M. Platel, Politieke geschiedenis van Belgie, 1985.
– H. de Ridder, Veertien campagnes. Verkiezingen 1946-1985, 1986.
– L. Wils, Honderd jaar Vlaamse Beweging, 3 dln., 1977-1985-1989.
– E. Witte en J. Craeybeckx, Politieke geschiedenis van België van 1830 tot heden, 1990.
– M.N. Franklin, T.T. Mackie en H. Valen (red.), Electoral Change. Responses to evolving Social and Attitudinal Structures in Western Countries, 1992.
– M. Swyngedouw, Waar voor je waarden. De opkomst van het Vlaams Blok en Agalev in de jaren tachtig, 1992.
– M. Swyngedouw, J. Billiet, A. Carton en R. Beerten (red.), Kiezen is verliezen. Onderzoek naar de politieke opvattingen van Vlamingen, 1993.
– B. de Wever, Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945, 1994.
– B. Maddens, Drie nieuwe parlementen, 1995.

Suggestie doorgeven

1975: Wilfried Dewachter (pdf)

1998: Bart Maddens

2023: Bart Maddens

Inhoudstafel