Culturele transfer

Begrip
Elke Brems / Tom Verschaffel

De term ‘culturele transfer’ werd in 1988 gemunt door de historici Michel Espagne en Michael Werner en verwijst naar de overdracht van culturele fenomenen over nationale, talige en culturele grenzen heen.

Leestijd: 35 minuten

De historici Michel Espagne en Michael Werner gebruikten in hun studie uit 1988 het concept ‘cultural transfer’ om de interculturele relaties tussen Frankrijk Frankrijk & Vlaanderen
De verhouding tussen Vlaanderen en Frankrijk werd altijd gekenmerkt door een aanzienlijke dubbelzinnigheid. Hoewel er lange tijd een grote affiniteit met de Franse cultuur bestond, werd d... Lees meer
en Duitsland Duitsland & Vlaanderen
Van de eerste helft van de 19de eeuw tot 1945 stond het Duitse beeld van Vlaanderen in het teken van etnisch-culturele verbondenheid. Die romantische perceptie leefde vooral bij een beper... Lees meer
in beeld te krijgen. Sindsdien groeide het concept uit tot een belangrijk theoretisch kader om processen van culturele overdracht over nationale, talige en/of culturele grenzen heen te bestuderen.

Ook voor de studie van de Vlaamse beweging is dat kader relevant. Het concept werpt immers een interessant licht op de studie van nationalisme en nationale bewegingen. De creatie van een nationale identiteit gebeurt niet in een vacuüm, maar wel in interactie met andere nationale culturen (zie Internationaal-comparatief Vlaamse beweging in internationaal-comparatief perspectief
De Vlaamse beweging heeft zich altijd internationaal georiënteerd. Niet alleen vertoonde ze opvallende gelijkenissen met andere nationale bewegingen in Europa en elders, ze maakte geregel... Lees meer
).

Binnen dat internationale verkeer, richt de term ‘cultural transfer’ de aandacht op twee cruciale aspecten. Ten eerste is er zelden sprake van éénrichtingsverkeer. Internationale overdracht tussen culturen is een proces van wederzijdse uitwisseling en beïnvloeding. Ten tweede vraagt de term aandacht voor de transformatieprocessen die culturele producten bij die uitwisseling ondergaan: internationale of interculturele circulatieprocessen beïnvloeden de vorm en functie van cultuurproducten.

‘Culturele transfer’ is een term die in 1988 het cultuuronderzoek binnenkwam in een boek van de historici Michel Espagne en Michael Werner over de interculturele relaties tussen Frankrijk en Duitsland in de achttiende en negentiende eeuw en die sindsdien in verschillende disciplines ingang heeft gevonden. In deze benadering gaat het om de studie van de overdracht van culturele fenomenen over grenzen heen: taalgrenzen, landsgrenzen en culturele grenzen. De fenomenen die in deze benadering bestudeerd worden, kunnen sterk variëren. Boeken die vertaald worden en gaan circuleren, museumstukken die uitgeleend worden, culturele tradities die overgenomen en aangepast worden, kunstenaars die verhuizen of in ballingschap gaan of met elkaar corresponderen, films die op internationale festivals vertoond worden of die een remake krijgen, kennis die gedeeld wordt op congressen of in internationale organisaties, ideologieën die zich verspreiden door contacten tussen individuen of het vertalen van manifesten: dat zijn maar enkele voorbeelden van wat vanuit het concept ‘culturele transfer’ kan worden bestudeerd.
Twee aspecten zijn cruciaal binnen het concept ‘culturele transfer’. Vooreerst de complexiteit van het fenomeen: meestal gaat het niet om louter eenrichtingsverkeer van de ene cultuur naar de andere, maar is er sprake van tweerichtingsverkeer en zelfs van een relatie tussen meer dan twee culturen. En ten tweede is het belangrijk om te zien hoe er in en door de overdracht verandering optreedt: een cultuurproduct dat in een andere omgeving terechtkomt, ondergaat een transformatie en kan een andere vorm en functie krijgen. Daardoor is het paradoxaal genoeg ook een belangrijk fenomeen voor de studie van nationalisme. Het creëren van een ‘eigen’ en van anderen te onderscheiden culturele identiteit gebeurt niet door een culturele productie die zich volkomen zelfstandig en origineel ontwikkelt, maar maakt gebruik van culturele productie uit andere culturen, met andere woorden, van culturele transfer. Dat staat bekend als de paradox van het universal exceptionalism, of het universele uitzonderingsdenken. Nationale groepen beroepen zich voor hun eigen specificiteit op buitenlandse of transnationale verhalen, producten en modellen.

Meertaligheid als nationaal kenmerk in de negentiende eeuw

De weg naar een nationale identiteit loopt inderdaad altijd via omwegen in het buitenland. Aan de hand van een nationaal verhaal en een reeks van kenmerken, wordt een coherente specificiteit vormgegeven, waarmee een (beoogde) natie zich van andere naties onderscheidt. Bovendien kan dit proces maar succesvol zijn als de gecreëerde identiteit niet enkel door de eigen inwoners wordt omarmd, maar ook door het buitenland wordt (h)erkend. Dit gaat onvermijdelijk gepaard met een voortdurende interactie en uitwisseling, in het bijzonder met de buitenlanden die het meest nabij zijn. In België ging dat niet anders. Een specifieke factor die de culturele transfer met de buurlanden nog in de hand werkte, is dat (de Zuidelijke Nederlanden en) België een meertalig land was, waarbij geen van de cultuurtalen exclusief was en elk van de talen werd gedeeld met een buurland, dat bovendien het ‘eigenaarschap’ van de taal kon claimen. Frans was de taal van Frankrijk en Nederlands was van Nederland. Dat betekent onder meer dat de culturele en literaire import gemakkelijk ging, aangezien de consumptie van buitenlandse teksten geen vertaling behoefde. Dat gold met name voor het Frans dat de cultuurtaal bij uitstek was en dus gelezen kon worden door het geschoolde publiek. Ook anderstalige letterkunde kon worden gelezen, aan de hand van in Frankrijk en elders gemaakte Franse vertalingen. Dit kan worden gezien als een verklaring voor de relatief beperkte eigen literaire productie: daar was simpelweg weinig nood aan. Het aandeel van ‘import’ in de literaire consumptie was groot.
De relatie met Frankrijk was daarbij cruciaal, maar ook lastig en complex. Omdat het Frans in de Zuidelijke Nederlanden en daarna in het jonge België de overheersende cultuurtaal was, ervaarde men de Franse cultuur als bijzonder nabij, maar tegelijk zag men Frankrijk ook als het buurland waarvan België, op zoek naar een eigen culturele identiteit, zich diende te onderscheiden. In het nationale narratief waarmee België zijn bestaansrecht legitimeerde, stond de ‘mythe van de vreemde overheersingen’ centraal. De Belgen hebben, zo luidt het verhaal, sinds de oudheid altijd moeten strijden tegen ‘vreemde onderdrukkers’ en tegen buitenlandse invloed. In die vrijheidsdrang hebben ze de kern van hun identiteit gevonden. Hoewel Romeinen, Spanjaarden Spanje
De 19de-eeuwse Vlaamse beweging cultiveerde een overwegend negatief beeld van Spanje als vreemde overheerser tijdens de 16de eeuw. In de loop van de 20ste eeuw ontstond daarnaast een acti... Lees meer
, Oostenrijkers, Fransen Frankrijk & Vlaanderen
De verhouding tussen Vlaanderen en Frankrijk werd altijd gekenmerkt door een aanzienlijke dubbelzinnigheid. Hoewel er lange tijd een grote affiniteit met de Franse cultuur bestond, werd d... Lees meer
en Nederlanders Nederland
Nederland is met Vlaanderen verbonden door de economische infrastructuur, de taal en de geschiedenis. Vanaf eind 18de eeuw kreeg die verbondenheid in taal en cultuur op uiteenlopende mani... Lees meer
elkaar als overheersers hebben opgevolgd, vervulden de Fransen in het narratief toch de rol van de ‘natuurlijke’ en de ‘eeuwige’ vijand, die het steeds op de Nederlanden gemunt had. Aangezien het Frans er zo belangrijk was en bij veel Belgen ook geliefd was, en zij niet over een eigen taal beschikten, speelde de meertaligheid van het land een cruciale rol in het bepalen van de Belgische specificiteit en het onderscheid met Frankrijk. Reeds in de achttiende eeuw werd de combinatie van ‘Germaanse’ en ‘Romaanse’ cultuur als kenmerkend beschouwd.

Met name op het einde van de negentiende eeuw groeide het idee van België als een kruispunt van culturen en een microkosmos van Europa. Invloedrijk in dat verband was Edmond Picard Picard, Edmond
Edmond Picard (1836-1924) was een belangrijk jurist en publicist. Hij publiceerde over de Belgische wetgeving en kunst, maar ook over wat hij zag als de Belgische ziel. Lees meer
, die in 1897 het artikel ‘L’âme belge’ publiceerde. Hij zag de eigenheid en ook de kracht van België precies in het samenkomen van verscheiden en met name Germaanse en Romaanse invloeden. Dat leidde immers tot ‘un composé nouveau, inséparable, qui n’est pas la bâtardise, qui n’est pas l’hermaphrodisme, mais une variété spéciale, parfaitement caractérisée en ses formes et ses couleurs’. Het is bekend dat Pirenne deze zienswijze deelde en deze ook met zijn sinds 1900 verschijnende Histoire de Belgique wilde uitdragen: ‘Notre culture nationale est une sorte de syncrétisme où l’on retrouve les génies des deux races […] C’est dans cette aptitude d’assimilation que réside l’originalité de la Belgique.’
Het belang van de culturele diversiteit en de meertaligheid als onderscheidend element bepaalde al vroeger het culturele beleid. In het onafhankelijke België privilegieerde de overheid overduidelijk het Frans als overheersende taal, ook in het Nederlandstalige deel van het land, maar dat verhinderde haar niet ook de Nederlandstalige letterkunde te ondersteunen. Dat deed ze onder meer met de instelling van literaire prijzen en subsidies voor Vlaamse schrijvers, als Hendrik Conscience Conscience, Hendrik
Hendrik Conscience (1812-1883) was de eerste auteur die het in België aandurfde een roman in het Nederlands te schrijven en te publiceren. Zijn oeuvre van zo’n 65 romans, dat ook een bred... Lees meer
(die van regeringswege ook de opdracht kreeg een Geschiedenis van België te schrijven), Ferdinand Snellaert Snellaert, Ferdinand A.
Ferdinand Augustijn Snellaert (1809-1872) was een arts, filoloog, letterkundige en leidende figuur in de Vlaamse beweging. Lees meer
, Pieter Frans van Kerckhoven Van Kerckhoven, Pieter F.
Lees meer
, Theodoor van Ryswyck Van Ryswyck, Theodoor
Theodoor van Ryswyck (1811-1849) was een Vlaamse dichter die in dichtbundels, kranten en tijdschriften een omvangrijk literair oeuvre bij elkaar schreef. Met zijn gedichten gaf hij vorm a... Lees meer
, Louisa Stappaerts, Julius de Geyter De Geyter, Julius
Julius de Geyter (1830-1905) was een progressief-liberale en Groot-Nederlandse flamingant in Antwerpen, die Nederlandstalige gedichten, liederen en krantenartikelen schreef. Lees meer
, Karel Ondereet Ondereet, Karel
Karel Ondereet (1804-1868) was een Gentse acteur en toneelschrijver. Voor het theaterleven is hij vooral van belang als auteur van de eerste oorspronkelijke Nederlandstalige toneelstukken... Lees meer
en Johanna Courtmans-Berchmans Berchmans, Johanna
Lees meer
. In veel vaderlandse geschiedenissen vormde de geschiedenis van het oude graafschap Vlaanderen, met de glorieuze geschiedenis van zijn steden in de late middeleeuwen, én de strijd tegen de Franse machtshonger, de kern van het verhaal. De Guldensporenslag Guldensporenslag
De Guldensporenslag was een veldslag op de Groeningekouter nabij Kortrijk op 11 juli 1302. Hierbij werd het Franse ridderleger verslagen. De slag kreeg in de Vlaamse beweging een symbolis... Lees meer
van 1302 was een Belgisch symbool, lang vóór het later een exclusief Vlaams en zelfs anti-Belgisch symbool werd.

Vlaams is anti-Frans

Het spreekt vanzelf dat voor de Vlaamsgezinden en de beginnende Vlaamse beweging de strijd voor het Nederlands als volwaardige cultuurtaal en als officieel erkende landstaal, en dus ook de strijd tegen Franse invloed, cruciaal was. Een domein waarin die invloed traditioneel zeer groot was, was dat van het theater. In de achttiende en vroege negentiende eeuw werd in de Zuidelijke Nederlanden in het Nederlands toneel gespeeld, maar veel van de stukken waren vertalingen of min of meer vrije bewerkingen van buitenlandse stukken. Het ging daarbij om onder meer Engels en Duits repertoire (Shakespeare, Schiller, Kotzebue), maar vooral om Frans werk. Een belangrijke stap voor de ontwikkeling van een eigen Vlaamse letterkunde, was het schrijven van origineel Vlaamse toneelstukken. Vanaf de jaren 1840 werden inspanningen gedaan om tot een ‘nationaal toneel’ te komen. Een belangrijke bijdrage daartoe werd geleverd door het Gentse toneelgenootschap Broedermin en Taelyver Broedermin en Taelyver
Broedermin en Taelyver was een Gentse toneelmaatschappij die in 1840 werd opgericht. Met haar oorspronkelijk Nederlandstalige repertoire en meer natuurlijke speelstijl zorgde de maatschap... Lees meer
, met ijverige tekstleveranciers als de eerder genoemde Ondereet en Hippoliet van Peene Van Peene, Hippoliet
Hippoliet van Peene (1811-1864) was een huisarts en toneelauteur. Hij schreef de tekst voor De Vlaamse Leeuw, dat later het Vlaamse volkslied zou worden. Met zijn vele oorsponkelijk theat... Lees meer
. Het ging daarbij om historische drama’s, maar vooral ook om al dan niet komische zedenschetsen, met ‘gewone’ mensen als personages.
De aanklacht tegen de Franse invloed, de ‘Franse zeden’ en de ‘gallomanie’, waren een alomtegenwoordig thema in de Vlaamse toneelstukken en romans. Talrijk zijn de personages die niet aan de lokroep van Brussel (als een ‘petit Paris’ of het voorgeborchte van de Parijse hel) kunnen weerstaan, of daar via een pensionaat of een kunstopleiding terechtkomen, en er in hun ongeluk lopen. Nog erger zijn de ‘franskiljons’ met hun potsierlijke kapsones, die zich Franse gewoonten aanmeten en (slecht) Frans gaan spreken, omdat ze neerkijken op de ‘eenvoudige’ en eerlijke Vlamingen. Een expliciet voorbeeld hiervan is het stuk De Gallomanie, of de Verfranschte Belg (1841), een vaudeville (en tevens theaterdebuut) van Ondereet. De hoofdfiguur is Matthys, een handelaar in Brussel, die gepassioneerd is door alles wat Frans is. Hij wil de hand van zijn dochter schenken aan een jongeman die zich als een Parijzenaar voordoet. Matthys heeft een Gentse vriend, Goethals, een echte en goede Vlaming, die zich in Brussel niet thuisvoelt, want ‘men schynt hier veel eer in een parysch faubourg dan in eene vlaemsche hoofdstad, dat maekt my ongeduldig, ik ben Vlaming vooral, en kan die verfranschtheid niet lyden’. De vrienden spreken ook over het theater zelf. Goethals verdedigt de inspanningen die op dat vlak worden gedaan, terwijl Matthys die nutteloos vindt, aangezien er in Vlaanderen amper capabele toneelauteurs en acteurs zijn. ‘De Vlamingen zyn te lomp, hun ontbreekt esprit; zy zouden nooyt dien laissez-aller hebben, dien sans gêne, die de Franschen eigen en voor het théâtre volstrekt noodzakelyk is’. Goethals is verbolgen: ‘een Vlaming zelf te zien bekennen dat hy een domoor is, dat is aenstootelyk’.

Ondanks het streven een oorspronkelijk Nederlandstalig nationaal toneel te realiseren, bleef de rol van vertalingen en bewerkingen van buitenlandse en vooral Franse stukken in het Vlaamse theater groot. Daar waren verschillende redenen voor. Vooreerst was, op een moment dat de looptijd van stukken kort was en er dus véél stukken nodig waren, de vraag groter dan het aanbod van oorspronkelijk werk dat de schrijvers konden leveren. Het bewerken van bestaande stukken ging sneller, en bovendien hielden de toeschouwers van het Franse werk, en verkozen theaterdirecteurs stukken die in het buitenland hun succes al bewezen hadden.

Enigszins geliefde buren

Dat de Vlaamsgezinden voor een alternatief voor de Franse import naar Nederland keken, is logisch, maar de verhouding met dát buitenland was evenmin eenduidig of ongecompliceerd. In het nationale historische verhaal was Nederland, na Oostenrijk en Frankrijk, slechts een nieuwe ‘vreemde overheerser’. Sommige Vlaamsgezinden zagen dat echter anders, en verwelkomden de pogingen die in de periode van het Verenigd Koninkrijk van Willem I (1815-1830) werden ondernomen om de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden niet alleen staatkundig maar ook cultureel te verenigen. Dat zou het mogelijk maken het land te vernederlandsen, of toch in elk geval de positie van het Nederlands aanzienlijk te versterken. Het succes en de impact van Willem I’s beleid waren echter gering. Er is zeker een invloed geweest op jonge auteurs, die na 1830 een rol in de Vlaamse beweging zouden spelen. Maar de culturele integratie heeft zich in de Nederlandse tijd net zo min voltrokken als de politieke. Toen het land uiteenviel, betreurden sommigen dit, maar deze ‘ orangisten Orangisme
Het orangisme is de verzamelterm voor het verzet tegen de Belgische afsplitsing van het Koninkrijk der Nederland onder leiding van Willem I van Oranje. Lees meer
’, onder wie Jan Frans Willems Willems, Jan Frans
Jan Frans Willems (1793-1846), de “vader van de Vlaamse beweging”, was dichter, polemist, filoloog, tekstediteur en initiatiefnemer of lid van tal van academies en genootschappen in binne... Lees meer
, vormden niet de heersende opinie. Bovendien voelden zij zich beschaamd in hun vertrouwen in de Nederlanders. Het idee zou sterk worden dat ‘het egoïstische Holland’ (om een woord van Willems te gebruiken) het Zuiden ‘heeft laten vallen’. De desinteresse vanuit het noorden, ook in literaire kringen, was reëel, en werd gevoed door de opvatting dat de Zuid-Nederlandse letterkunde niet veel voorstelde. De ontgoocheling over het Nederlandse laatdunken heeft ertoe bijgedragen dat de Vlaamsgezinden de Belgische staat en natie niet alleen hebben aanvaard en zelfs gecultiveerd, maar dat ze bovendien hun Vlaamsgezindheid in dienst stelden van het Belgische vaderland. Deze problematische verhouding ten aanzien van de noordelijke taalgenoten kwam ook tot uiting in spellingkwestie en zelfs heuse spellingoorlog Spellingoorlog
Spellingoorlog verwijst naar de spellingstrijd van 1839 tot 1844 tussen voor- en tegenstanders van de zogenaamde Commissiespelling, die een aanpassing van het Nederlands in Vlaanderen aan... Lees meer
(1839-1844), waarin de verdedigers van een taaleenheid van Noord en Zuid lijnrecht tegenover de ‘particularisten’ kwamen te staan, die een specifiek, van het Noord-Nederlands onderscheiden, zuidelijk Nederlands bepleitten.

De vertroebelde relatie met Nederland leidde er toe dat ook Duitsland als een alternatief voor en medestrijder tegen de Franse invloed in beeld kwam. Zeker in de eerste jaren na 1830 werd die toenadering gevoed door interesse vanuit Duitsland voor België en Vlaanderen. Het ontstaan van de Belgische staat werd door Duitse intellectuelen met argwaan bekeken, aangezien hij als een marionet van Frankrijk werd beschouwd. Jacob Grimm zag de Belgen als een volk waarvan ‘de geringschatting van de aangeboren taal de vaderlandse zin als zodanig verzwakt’ heeft, en de revolutie van 1830 schreef hij toe aan ‘de sinds lang gevestigde invloed van Franse zeden en het gekonkel van priesters, geenszins aan een echt vaderlandse beweging’. De contacten tussen Duitse en Vlaamse intellectuelen in deze periode hebben veel te maken met literair-historisch werk en de zoektocht naar en studie van de (gemeenschappelijke) middeleeuwse letterkunde. Zij maakten deel uit van het ‘romantisch nationalisme’, dat onder meer door Joep Leerssen in kaart is gebracht en geduid, en waarin ‘the politics of Nationalism’ en ‘the poetics of Romanticism’ aan elkaar werden gekoppeld. Overal in Europa gingen auteurs, die tot de eerste generaties van de nationale bewegingen behoorden, op zoek naar oude teksten, waarin, zo meenden zij, de taal en de geest van het aloude volk waren bewaard. Een belangrijk voorbeeld, ook van de culturele transfers waarmee dat gepaard ging, is Van den vos Reynaerde, waarvan de herontdekking in de negentiende eeuw een Duitse omweg heeft gevolgd. Zij is vooral toe te schrijven aan Grimm en zijn Reinhart Fuchs (1834). Dit leidde tot een vriendschap tussen Grimm en Willems, die na de aankoop door de Koninklijke Bibliotheek van ‘het Brusselse handschrift’ in 1836 zijn editie publiceerde. Grimm herzag zijn mening over België, en stelde vast dat er ‘een diepere toeneiging merkbaar geworden [is] voor de zuiverheid en het instandhouden van de landstaal’.

Ook August Wilhelm Hoffmann von Fallersleben Hoffmann, August
August Hoffmann Von Fallersleben (1789-1874) was een Duits filoloog en bibliothecaris. Hij ontwikkelde een nauwe band met de Vlaamse beweging vanuit zijn pan-Germaans en filologisch stand... Lees meer
, romanticus en pleitbezorger van de Duitse eenheid, was geïnteresseerd in oude Nederlandse literaire bronnen en middeleeuwse letterkunde. Hij legde contact met Willems en bouwde een innige band met Vlaanderen op. Hoffmann von Fallersleben betreurde het overwicht van het Frans in het openbare leven in Vlaanderen, en zag de solidariteit tussen Vlaanderen en Duitsland als een wapen daartegen. Zijn pleidooi sloeg aan bij flaminganten, onder meer bij Conscience, die hem in 1855 begroette met ‘Mijn Hoffmann, mijn Hoffmann! de man, die mij het verrukkelijk naive onzer middeleeuwse Vlaamse taal heeft leren waarderen!’

Dergelijke contacten en de beloften die ervan uitgingen, zorgden voor een ‘Germanofilie’ in de Vlaamse beweging, waarvan Prudens van Duyse Van Duyse, Prudens
Lees meer
de voornaamste belichaming werd. Een concreet resultaat van de culturele transfer met Duitsland was overigens De Vlaamse Leeuw De Vlaamse Leeuw
De Vlaamse Leeuw (1847) is een nationaal Vlaams lied op tekst van Hippoliet van Peene en muziek van Karel Miry. Op 11 juli 1985 werden tekst en muzikale notatie officieel vastgelegd als V... Lees meer
(1847), het lied van Karel Miry op tekst van Hippoliet van Peene, dat later het officiële volkslied van de Vlaamse Gemeenschap zou worden. Het was geïnspireerd op Der Deutsche Rhein, het strijdlustige gedicht dat Nikolaus Becker in 1840 schreef: ‘Sie sollen ihn nicht haben, / Den freien deutschen Rhein’, in 1841 vertaald door Theodoor van Ryswyck: ‘Zy zullen hem niet hebben, / Den vryen duitschen Rhyn!’. De uitwisseling op muzikaal vlak, en met een focus op het Rijnland, stond ook centraal in de befaamde Vlaams-Duitse koorfestivals in de tweede helft van de jaren 1840. Na 1848 taande de Duitse belangstelling voor Vlaanderen, omdat, aldus de historicus Winfried Dolderer, ‘de Duitse eenmaking sindsdien geen zaak meer was van een romantisch bezielde volksbeweging waar genegenheid voor “stamverwante” buren nogal voor de hand lag, maar een kwestie werd van Pruisische machtspolitiek’. Pas op het einde van de eeuw werden de banden weer aangehaald, met name in het kader van het Alldeutscher Verband Alldeutscher Verband
Het Alldeutscher Verband (1891 - 1939) was een imperialistische drukkingsgroep in het Duitse keizerrijk die de Vlaamse beweging hoopte in te schakelen in een Duits expansiebeleid.Na 1918 ... Lees meer
,
gevormd in 1891, dat de taal- en cultuurverwantschap tussen Vlaanderen en Duitsland cultiveerde, vanuit een nationalistische logica en met als achterliggende verwachting dat de Vlamingen aansluiting zouden zoeken bij het Duitse Rijk.

Uitwisseling

Dit alles verhinderde niet dat vanaf de jaren 1840, toen de relaties tussen België en Nederland opnieuw verbeterden, de Vlaamsgezinden de uitwisseling met Nederland nodig hadden en gebruikten voor de strijd voor het Nederlands. De spellingoorlog werd door een comité met onder meer Jan Hendrik Borremans en Jan Frans Willems beslecht in het voordeel van de taaleenheid. In het kader van de promotie van het Nederlands en literatuur Literatuur
De literatuur heeft een cruciale rol gespeeld in het ontstaan van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd en ook in de daaropvolgende fasen van de Vlaamse natiewording zijn schrijvers vaak richting... Lees meer
in deze taal besteedden Vlaamse literaire en culturele tijdschriften ruim aandacht aan de (Noord-)Nederlandse letterkunde, of lijfden ze deze zelfs voor een deel in – zoals bijvoorbeeld, tot op zekere hoogte, gebeurde met Willem Bilderdijk. In 1892 luidde de aanhef van een bijdrage in het West-Vlaamse studententijdschrift De Vlaamsche Vlagge De Vlaamsche Vlagge (1875-1933)
De Vlaamsche Vlagge (1875-1933) was een West-Vlaams scholieren- en studententijdschrift onder wisselende redactie van seminaristen, universiteitsstudenten en priester-leraars. Het ademde ... Lees meer
: ‘Bilderdyk, Conscience, David! Drie heldere sterren aan ’t gewelf der Vlaamsche letterwereld’. En verder heette het nog dat Bilderdijk door David ‘als de eerste der Vlaamsche schrijvers wordt aanzien’. Ook in het Noorden groeide in culturele kringen de belangstelling voor het Zuiden enigszins.

Onder meer de katholiek Jozef Alberdingk Thijm Alberdingk Thijm, Jozef
Jozef Alberdingk Thijm (1820-1889) was voortrekker van de katholieke emancipatie in Nederland en een veelzijdig man: handelaar, uitgever, architectuur- en kunstcriticus, kenner van de mid... Lees meer
zette zich in voor toenadering. Hij knoopte vriendschappen aan met Jan Baptist David David, Jan-Baptist
Jan-Baptist David (1801-1866) was een katholiek priester, en vanaf 1834 hoogleraar nationale taal, letterkunde en geschiedenis aan de Katholieke Universiteit in Mechelen en Leuven. Hij sp... Lees meer
, Ferdinand Snellaert, Hendrik Conscience en anderen, en publiceerde teksten van Vlaamse auteurs in zijn tijdschriften Spektator, kritiesch en historisch kunstblad (1847-1848) en Dietsche Warande Dietsche Warande
Dietsche Warande was een Tijdschrift voor Kunst en Zedegeschiedenis, onder redactie van Pieter Paul Alberdingk Thijm. Het was de Vlaamse voortzetting van het Nederlandse tijdschrift De Di... Lees meer
(vanaf 1855), waarmee hij de culturele uitwisseling tussen Nederlandse en Vlaamse katholieken wilde bevorderen. Vanaf 1849 wilden ook de Nederlands-Vlaamse Congressen (aanvankelijk ‘Nederlandsch Letterkundig Congres’) daartoe bijdragen. Op het eerste congres waren nochtans maar twaalf Noord-Nederlanders aanwezig, die wel welwillend naar de Vlaamse sprekers luisterden, maar zelf amper aan het woord kwamen. Later werden deze congressen groter en zorgden zij voor talrijke contacten en culturele transfers, en de aanwezigheid van Zuid-Nederlanders in het Noorden, en omgekeerd. Maar veel meer dan deze contacten en een morele steun aan de literaire Vlaamse beweging leverden zij toch niet op. Gedurende heel de negentiende eeuw zouden de Vlaamsgezinden erover blijven klagen dat ze uit het Noorden niet de steun kregen die ze verwachtten. Van een symmetrische uitwisseling tussen evenwaardige culturen was in elk geval geen sprake.

De eerder genoemde Picard zag op het kruispunt dat België was, drie naties samenkomen, want ‘sur ce triangle géographique formant carrefour entre trois nations typiques parmi toutes: la France, l’Allemagne’ – en niet Nederland, maar ‘l’Angleterre’. Dat er in de negentiende eeuw ook met Engeland contacten en transfers waren, is duidelijk. Die contacten werden ook begunstigd door de nauwe banden tussen Leopold I van Saksen-Coburg, Leopold I
Leopold I (1790-1865) was de eerste koning der Belgen. Hij werd als prins uit het hertogelijk huis van Saksen-Coburg-Gotha in 1831 vanwege zijn uitgebreid Europees netwerk tot de Belgisch... Lees meer
en de Britse koninklijke familie (hij was de weduwnaar van de jong gestorven Britse kroonprinses Charlotte Augusta en de oom van koningin Victoria), en het feit dat Groot-Brittannië in 1830-1831 een cruciale rol had gespeeld bij de vestiging en de internationale erkenning van België als onafhankelijke staat. De invloed van Walter Scott overal in Europa – er is sprake van een echte ‘scottomanie’ – en ook in België, niet in het minst op Conscience en De Leeuw van Vlaanderen (1838) is ruim bekend. Een aantal literaire grootheden hebben een (langere) tijd in België doorgebracht. Onder hen bijvoorbeeld Anthony Trollope, die als jonge man met zijn familie naar Sint-Andries bij Brugge verhuisde, maar na de dood van zijn vader naar Engeland terugkeerde. Ook de zussen Charlotte en Emily Brontë, verbleven in 1842-1843 in België, in een pensionaat in Brussel, wat Charlotte inspireerde tot het in de hoofdstad geschreven en gesitueerdeThe professor (gepubliceerd in 1857). De Britse aanwezigheid in België hield niet zelden verband met het katholicisme van de betrokkenen. Zo vestigde de kunsthistoricus James Weale Weale, James
James Weale (1832-1917) deed onderzoek naar de geschiedenis van Brugge. Zo droeg hij bij aan de herwaardering van het Vlaamse kunstpatrimonium. Ook was hij bevriend met Guido Gezelle. ... Lees meer
zich in Brugge, waar hij een belangrijke rol speelde in de neogotische beweging, de monumentenzorg en de herwaardering van de Vlaamse Primitieven.

De import van (literaire) teksten uit Groot-Brittannië verliep deels via Frankrijk. Zo werd in de jaren 1830 en 1840 het Franse tijdschrift Revue britannique, gewijd aan de Britse literatuur en cultuur, in België nagedrukt. Maar er werd ook rechtstreeks uit het Engels vertaald, onder meer door gevestigde en Vlaamsgezinde dichters. Karel Lodewijk Ledeganck vertaalde Byron, een uiting van het internationaal ‘byronisme’ van zijn tijd. De Anglofilie van Guido Gezelle Gezelle, Guido
Guido Gezelle (1830-1899) was een Vlaamse priester die de Vlaamse volkstaal verdedigde binnen het algemeen Nederlands. Hij verwierf grote bekendheid als lyrisch dichter van religieuze nat... Lees meer
is bekend en goed gedocumenteerd. Zijn droom om missionaris in Engeland te worden, kon hij niet realiseren, maar veelvuldig heeft hij blijk gegeven van zijn voorliefde voor de Engelsen. Hij onderhield nauwe contacten met de Engelse kolonie in Brugge, werd vice-rector van het Engels seminarie in Brugge, onderhield contacten met Britten die in Brugge school hadden gelopen en hun familie, reisde (wellicht) zeven maal naar Engeland, en werkte nauw samen met James Weale, onder meer voor het tijdschrift Rond den Heerd Rond den Heerd
Rond den Heerd was een West-Vlaams geïllustreerd volks- en taalkundig weekblad, dat naar Engels model werd gesticht door James Weale en Guido Gezelle. Het profileerde zich als een ‘leer- ... Lees meer
(1865). Vanzelfsprekend was Gezelle een gretig lezer van Engelstalige literatuur, onder meer van de Schotse dichter Robert Burns, met wie hij regelmatig vergeleken werd. Hij vertaalde geregeld uit het Engels, verhalen van Dickens bijvoorbeeld, en vooral ook The Song of Hiawatha, overgedicht in’t Vlaams (1886, nadat fragmenten al vroeger waren verschenen) van Henry Wadsworth Longfellow (oorspronkelijk 1855). Gezelle had hiermee onder meer de bedoeling om de Vlaamse dichtkunst te doen aansluiten bij de internationale tendensen in de literatuur. Import en vertaling uit Engeland was er dus, maar, zoals Lieven D’hulst schrijft, ‘the selection and treatment of English cultural or literary items barely address a specifically “Belgian” interest or literary programme. They appear much more to be the outcome of a larger cultural intake process, which is probably the dominant mode of Belgian culture production and consumption at that time’.

In de loop van de negentiende eeuw bleef de culturele import in België en Vlaanderen belangrijk, en Frankrijk bleef daarbij cruciaal. De fysieke en mentale nabijheid zorgde ervoor dat België en met name Brussel een geliefd toevluchtsoord was voor Fransen die, om politieke of andere redenen, hun land moesten ontvluchten. Om verscheidene redenen verbleven literaire grootheden, als Victor Hugo, Charles Baudelaire en Paul Verlaine, soms langdurig, in België. En ook al leidde dat meestal niet tot een werkelijke ‘integratie’, contacten waren er wel, zij het veelal vooral of uitsluitend met Franstaligen. Ook op het vlak van de beeldende kunsten waren de relaties tussen Parijs en Brussel zeer intensief. Dat betrof onder meer zeer talrijke Belgische kunstenaars, die een deel van hun opleiding in Parijs volgden, of er zich tijdelijk of definitief vestigden – zoals Gustaaf Wappers Wappers, Gustaaf
Gustaaf Wappers (1803-1874) was schilder van historiestukken, genrestukken en portretten en wordt gerekend tot de school van de Belgische romantiek. Lees meer
, Florent Willems en Alfred Stevens, maar ook kunsthandelaars die internationaal actief waren. De Belgische kunstwereld bleef de hele negentiende eeuw grotendeels Franstalig.

De literaire import hoefde niet te verlopen via vertaling, aangezien het nog steeds zo was dat geschoolde lezers Frans kenden, en dus geen vertalingen ‘nodig’ hadden. Op het einde van de negentiende eeuw was 85% van de boekproductie in België Franstalig, slechts 15% Nederlandstalig. Wel was het zo dat heel wat vertaalde literatuur niet in boekvorm verscheen, maar als feuilletons in kranten. Onderzoek naar de Gentse pers heeft aangetoond dat van de vijfentwintig auteurs van wie de meeste afleveringen zijn verschenen, er twintig Fransen waren, en slechts drie Belgen, van wie slechts één Nederlandstalig ( Emmanuel van Driessche Van Driessche, Emmanuel
Emmanuel van Driessche (1824-1897) speelde een voorname rol in het Brusselse culturele leven: als leraar Nederlands, als schrijver, als lid van talrijke genootschappen, als politicus en v... Lees meer
). De top drie was grotendeels, maar niet volledig, Frans, met Alexandre Dumas, Charles Dickens en Eugène Sue.

Er werd dus wel degelijk ook in het Nederlands vertaald. Naast feuilletons, verscheen ook vertaalde dichtkunst, vaak als een onderdeel van een eigen literair oeuvre. Belangrijke Vlaamse schrijvers hebben naast eigen (dicht)werk vertalingen gemaakt. Ongetwijfeld was er een onevenwichtige ‘handelsbalans’ en was de literaire import veel groter dan de export. Toch was die literaire export vanuit België er wel, met name van Franstalige teksten. Voor auteurs, ook in Vlaanderen, was deze gemakkelijke(re) toegang tot een grote en aantrekkelijke afzetmarkt, een motivatie om in het Frans te schrijven. Zeker in de latere negentiende en het begin van de twintigste eeuw wisten auteurs als Georges Rodenbach Rodenbach, Georges
Lees meer
, Maurice Maeterlinck Maeterlinck, Maurice
Maurice Maeterlinck (1862-1949), een Franstalig schrijver uit Gent, was in de eerste decennia van de 20ste eeuw wereldberoemd voor zijn symbolistische drama’s, morele essays en studies ov... Lees meer
, Emile Verhaeren Verhaeren, Emile
Emile Verhaeren (1855-1916) was een Vlaams-Belgische Franstalige auteur die zich als dichter onderscheidde door de sociale inslag van zijn poëzie, maar als poète flamand beroemde hij zic... Lees meer
en anderen een Frans (en internationaal) publiek te bereiken.

Voor auteurs van Nederlandstalig werk, waarvoor – behalve in het geval van Nederland – vertalingen nodig waren, was dat lastiger. De export van dat oorspronkelijk Nederlandstalige werk was uiteraard minder, al was hij niet onbestaande. Zo werden bijvoorbeeld romans van Conscience vertaald, onder meer in het Frans. In 1854 sloot Conscience een contract met de Parijse uitgever Michel Lévy Frères, die tussen 1856 en 1888 ongeveer 680.000 exemplaren van zijn boeken heeft verkocht. Maar ook in het Duits, Engels, Spaans en Portugees, en in nog veel meer talen, is werk van Conscience vertaald. Voor Nederland was een vertaling niet nodig, al kon ook daar de taalbarrière een belemmering zijn. In 1867 maakte Conscience een tournee met lezingen in diverse Nederlandse steden, wellicht op initiatief van de Leidse uitgever Albertus Willem Sijthoff, die samen met Johannes van Dieren Van Dieren, Johannes
Lees meer
een goedkope editie van Consciences tot dan toe verzameld werk publiceerde (1867-1870), met een oplage van 8550 exemplaren. Sommige Vlaamse auteurs kregen bekendheid in het Noorden. Zo was de receptie van Gezelle in Nederlandse tijdschriften rond de eeuwwisseling uitgebreid, en gaf zij aanleiding tot diverse ‘Gezellebeelden’, die de verzuiling van de Nederlandse maatschappij weerspiegelden.

De uitwisseling beperkte zich niet tot de buurlanden. Sommigen in de Vlaamse beweging kijken ook verder, met name in noordelijke richting. ‘Geen land ter wereld kan beter by Vlaenderen vergeleken worden, ten aenzien van de tael, dan Denemarken’, zo luidt de aanhef van een artikel van Jan Frans Willems over ‘De deensche en de vlaemsche Taelkwestie’ in het in 1843. Hij wijst op de vergelijkbare situatie (‘de Deenschsprekenden staen in de zelfde verhouding tot de platduitschsprekenden, als by ons de Vlamingen tot de Walen’) en hoe de Denen de weg hebben gewezen die ook de Vlamingen moeten volgen: ‘Eenige mannen, eenige edeldenkende Skandinaven, stonden op ter verdediging van der moedertael, eenige weinige dichters stemden hunne snaren op de deensche wys, de aloude liederen van het land werden voor den dag gehaeld’. Willems besteedde aandacht aan de Oud-IJslandse sagen in het Belgisch Museum Belgisch Museum
Het Belgisch Museum voor de Nederduitsche Tael- en Letterkunde en de Geschiedenis des Vaderlands was een filologisch en historisch tijdschrift dat in Gent verscheen tussen 1837 en 1846.... Lees meer
, en ook anderen bewerkten en vertaalden teksten uit de oude en de recentere Noordse letterkunde, onder wie Philip Blommaert Blommaert, Philip M.
Lees meer
(de Edda) en Jacob Heremans Heremans, Jacob
Lees meer
(sprookjes van Andersen). Ook later in de negentiende en de vroege twintigste eeuw gaven auteurs als Gezelle, August Vermeylen Vermeylen, August
August Vermeylen (1872-1945) was een schrijver, literatuur- en kunsthistoricus, en socialistisch senator. In het tijdschrift Van Nu en Straks, waarvan hij de leiding had, publiceerde hij ... Lees meer
, Maria Belpaire Belpaire, Marie-Elisabeth
Marie-Elisabeth Belpaire (1853-1948) was een welgestelde Vlaamsgezinde auteur die verschillende projecten realiseerde ter promotie van de literatuur (zoals het tijdschrift Dietsche Warand... Lees meer
en Jules Persyn Persyn, Jules
Lees meer
blijk van bijzondere belangstelling voor de Scandinavische Scandinavië & Vlaanderen
Lees meer
literatuur.

De twintigste eeuw

Ook voor de twintigste eeuw is het meeste onderzoek naar culturele transfer en de band met de Vlaamse beweging gericht op de bevoorrechte partners: Duitsland, met name in het kader van de oorlogen, en verder Franstalig België en Nederland. In elk van deze gevallen rijst de vraag of het circuleren van een cultureel product of een culturele praktijk wel geconstrueerd wordt als een vorm van transfer. Dat veronderstelt immers dat er verschillende culturen in het spel zijn. Als je Duitsland, Nederland of Franstalig België niet als van Vlaanderen onderscheiden culturen beschouwt (maar als bijvoorbeeld respectievelijk Germaans, Groot-Nederlands of Belgisch), dan spreek je eigenlijk niet van culturele transfer. Het concept indiceert dus in bepaalde gevallen zelf een framing van de feiten.

Wat de culturele domeinen betreft, is er vooral met betrekking tot literatuur al onderzoek verricht naar de link tussen culturele transfer en Vlaamse identiteit. Voor andere culturele domeinen, inclusief wetenschap, is die link moeilijker te bepalen en is er dan ook minder onderzoek voorhanden. In het geval van de literatuur speelt vertaling daarbij een grote rol: verandering van taal is een mechanisme van culturele transfer dat in het oog springt, zeker in combinatie met nationalisme. De betekenis van taal(keuze) is cruciaal: taal wordt immers vaak beschouwd als de uitdrukking van een volkswezen (‘één volk, één taal’). Maar ook het idee van een ‘eigen taal’ is een constructie die ideologische gronden kan hebben. Zo gaat ook culturele transfer tussen Vlaanderen en Nederland soms gepaard met vertaling: dan worden Vlaamse televisieseries in Nederland ondertiteld en vice versa, of krijgt Suske en Wiske een talige make-over als de albums ook in Nederland verschijnen en wordt ‘Sidonie’ plots ‘Sidonia’. Vertaling wordt dan een manier om grenzen te trekken en verschillen te markeren in plaats van om bruggen te bouwen en verwantschap te tonen.
Met betrekking tot culturele transfers tussen Vlaanderen en Franstalig België is in de vertaalwetenschap al heel wat onderzoek verricht (zie ook de casus van Tijl Uilenspiegel hieronder). Daaruit blijkt onder meer dat de culturele uitwisseling binnen België vóór de Tweede Wereldoorlog veel groter was dan erna: vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw, en zeker vanaf de federalisering, werd de culturele kloof tussen Vlaanderen en Franstalig België steeds groter en de culturele transfer (van literatuur, van theater, van film et cetera) steeds schaarser.

Vlaams-Duitse transfers tijdens de Wereldoorlogen

In de twintigste eeuw vormden vooral de beide wereldoorlogen een bijzonder speelveld (of strijdperk) voor culturele transfer van en naar Vlaanderen. De overdracht tussen bepaalde, ‘verwante’ culturen werd aangemoedigd (meer bepaald: die tussen Germaanse culturen), terwijl die tussen andere, ‘onverenigbare’ culturen bemoeilijkt werd (tussen Angelsaksische en Germaanse culturen bijvoorbeeld, of tussen Latijnse en Germaanse). De cultuuroverdracht was hier zeker een beleidszaak, en zij werd veel strakker geregisseerd en gecontroleerd dan in vredestijd.

In de Eerste Wereldoorlog Eerste Wereldoorlog
De Vlaamse beweging is fundamenteel getekend door de Eerste Wereldoorlog. De oorlog maakte een verregaande democratisering onafwendbaar, met wezenlijke gevolgen voor het politieke draagv... Lees meer
speelde de Flamenpolitik Flamenpolitik
Met het begrip ‘Flamenpolitik’ wordt verwezen naar de politiek die de Duitse bezetter voerde ten aanzien van de Vlaamse beweging tijdens de Eerste en de Tweede Wereldoorlog. Sommige aute... Lees meer
een grote rol in de bevoorrechting van vertalingen van Vlaamse auteurs, ten nadele van bijvoorbeeld Noord-Nederlandse, naar het Duits. Vooral de uitgeverijen Insel uit Leipzig en Müller uit Jena bouwden een Vlaamse collectie uit in hun fondsen. Insel-uitgever Anton Kippenberg, die zelf in de latere oorlogsjaren in Vlaanderen woonde, werd een heel belangrijke bemiddelaar voor de Vlaamse literatuur in Duitsland: auteurs als Felix Timmermans Timmermans, Felix
Felix Timmermans (1886-1947) is de auteur van een omvangrijk en veelgelezen oeuvre. Tot zijn bekendste romans horen Pallieter (1916) en Boerenpsalm (1935). Tijdens de Eerste Wereldoorlog ... Lees meer
, Stijn Streuvels Lateur, Frank
Lees meer
, Gezelle en Cyriel Buysse Buysse, Cyriel
Cyriel Buysse (1859-1932) was een invloedrijk auteur van naturalistische romans en toneelstukken. Lees meer
werden door hem ingezet om de banden tussen Vlaanderen en Duitsland te bevorderen.

In de Tweede Wereldoorlog Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog werd in Vlaanderen getekend door de onvoorwaardelijke collaboratie van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). De samenwerking met de bezetter en de bestraffing erva... Lees meer
was de import van literatuur uit ‘Latijnse’ landen, en dan vooral Frankrijk, in Vlaanderen en België sterk gehinderd door het cultuurbeleid van de Militärverwaltung. In augustus 1940 verkondigden de Tätigkeitsberichten, de ‘nieuwsbrief’ van de bezetter: ‘Das kulturelle Leben in Belgien wird nach dem Kriege in erster Linie von Deutschland aus beeinflusst werden müssen’. Zo werd voor literatuur – en dat was ook het geval voor andere kunstvormen –de culturele transfer van Duitsland naar Vlaanderen sterk bevorderd, onder meer door vertalingen. Vertalingen uit het Duits kregen bijvoorbeeld sneller en gemakkelijker een vergunning dan vertalingen uit andere talen.

Nog vóór de oorlog uitbrak was die tendens om ‘Germaanse’ en ‘Noordse’ boeken te vertalen in Vlaams-nationalistische kringen al duidelijk. Zo kwamen er in de jaren net vóór de Tweede Wereldoorlog twee verschillende vertalingen en een herdruk van een oudere vertaling uit van het Finse epos Kalevala. Die verhalenverzameling was in de negentiende eeuw bijeengebracht door de Finse filoloog-arts Elias Lönnrot. Zijn folkloristische veld- en verzamelwerk paste in de negentiende-eeuwse nationalistische tendens om op basis van orale tradities en oude liederen en verhalen een nationaal epos te construeren om de eigen culturele identiteit te onderbouwen. Paradoxaal genoeg werd net dat de best vertaalde Finse literaire tekst, omdat andere ontluikende naties de tekst gebruikten voor hun eigen doeleinden (nog daargelaten dat Lönnrot zelf zich spiegelde aan Griekse en IJslandse voorbeelden), vaak bij gebrek aan een eigen epos.

Ook Vlaanderen had, behalve Consciences De Leeuw van Vlaenderen De leeuw van Vlaenderen
De leeuw van Vlaenderen (1838) is een historische roman van Hendrik Conscience over de gebeurtenissen rond de Guldensporenslag in 1302. Verschillende leuzen en symbolen uit de roman zijn ... Lees meer
, nog niet veel epiek voorhanden. Een vertaald epos uit een stamverwante natie lag dus voor de hand. Eén van de vertalers van de Kalevala was de dichter Wies Moens Moens, Wies
Lees meer
. Culturele transfer tussen twee perifere culturen gebeurt vaak via een dominante cultuur. In de context van de (aanloop naar) de Tweede Wereldoorlog was het dan ook logisch dat Moens de transfer liet verlopen via de Duitse editie van Arthur Luther uit 1936, die in zijn voorwoord schreef dat het Finse volk ‘seine Freiheit und Selbständigkeit zu grossem Teil den deutschen Waffen verdankt’. Moens vergeleek de Kalevala met wat de Ilias voor de Grieken betekende en het Nibelungenlied voor de Duitsers. De culturele transfer van de Kalevala vanuit het Fins via het Duits in het Nederlands ging ook gepaard met de creatie van nieuwe illustraties, namelijk houtgravures van Désiré Acket, die ‘runes’ voorstelden en mee bijdroegen tot het traditionele en Germaanse karakter van deze publicatie; ook het gebruik van runetekens is een vorm van culturele transfer. Moens’ vertaling werd positief ontvangen in nationaalsocialistische kringen, onder andere door Ferdinand Vercnocke Vercnocke, Ferdinand
Ferdinand Vercnocke (1906-1989) was een West-Vlaamse dichter van romantisch nationalistische poëzie, die zich in de jaren 1930 met het fascistisch geïnspireerde VNV affilieerde en tijdens... Lees meer
, en negatief door bijvoorbeeld Anton van Duinkerken Asselbergs, Willem
Willem Asselberghs (1903-1968), ook bekend onder zijn pseudoniem Anton van Duinkerken, was hoogleraar taalkunde in Nijmegen. Hij ijverde voor de Vlaams-Nederlandse culturele integratie.... Lees meer
, die duidelijk besefte wat de ideologische insteek van deze vertaling was.

Moens publiceerde in 1943 ook een vertaling van tien gedichten van Hölderlin, naar aanleiding van diens honderdste sterfdag. Het is een mooi voorbeeld van culturele transfer dat de sterfdag van deze Duitse dichter ook in Vlaanderen gevierd werd, met de publicatie van drie anthologieën in het Nederlands. Doordat Moens ook aan het hoofd stond van Zender Brussel Zender Brussel
Zender Brussel (1940-1944) was een collaborerend Vlaams Radio-instituut tijdens de Tweede Wereldoorlog. Lees meer
kon hij die viering binnen het Vlaams-nationalistische netwerk coördineren en bijvoorbeeld Cyriel Verschaeve Verschaeve, Cyriel
Cyriel Verschaeve (1874-1949) was een West-Vlaamse priester, literair auteur, kunstbeschouwer en publicist, die bekend werd als icoon van de Frontbeweging en het opkomende Vlaams-national... Lees meer
op 10 juni 1943 een lezing laten geven op de radio over Hölderlin: ‘Duitschland […] noemt zich […] “das Volk Hölderlins” […] En Vlaanderen droomt eeuwen al wat Hölderlin dichtte: een wereld waarin ’t vrij en vol leven kan […] Hoe zou Vlaanderen den dichter niet vieren’.

Net als tijdens de Eerste Wereldoorlog was er ook tijdens de Tweede overdracht in de andere richting, van Vlaanderen naar Duitsland: auteurs als Cyriel Verschaeve, Raf Verhulst Verhulst, Raf
Raf Verhulst (1866-1941) was een Vlaamsgezinde schrijver, journalist en docent, die tijdens de Eerste Wereldoorlog een prominente rol opeiste in het activisme. Lees meer
en Jef Hinderdael Hinderdael, Jef
Jef Hinderdael (1878-1948) was een Vlaamsgezinde drukker die tijdens de Eerste Wereldoorlog in het radicale, Jong-Vlaamse activisme terechtkwam. Hij werd in de jaren 1930 een overtuigde n... Lees meer
werden in het Duits vertaald. De nationaalsocialistische dichter Adolf von Hatzfeld vertaalde Vlaamse strijdpoëzie onder de titel Das Flämische Kampfgedicht, in 1942 bij Eugen Diederichs Verlag uitgegeven in de serie Flämische Schriften, ‘eine neue Reihe, die den germanischen Charakter der flämischen Kultur in einzelnen Darstellungen herausarbeitet‘.

Dit is dus een culturele transfer die de verwantschap tussen beide volkeren moet benadrukken. Mogelijk kwam de bundel er na een lezing die Wies Moens (de samensteller van de bundel) in 1941 over Vlaamse strijdpoëzie had gehouden op de slotbijeenkomst van de Duits-Vlaamse cultuurdagen in Lübeck. Ook zulke reizen en zulke evenementen zijn vormen van culturele transfer. Vaak vindt een transfer op vele manieren tegelijk plaats, in verschillende media, met verschillende actoren, in verschillende richtingen. Ook beeldende kunst Beeldende kunst
De beeldende kunsten en de Vlaamse beweging onderhielden van 1830 tot vandaag een complexe en gelaagde relatie, die pendelde tussen gematigde sympathie, radicaal engagement en kritische a... Lees meer
werd ingezet om tijdens de Tweede Wereldoorlog de Vlaams-Duitse banden aan te halen. In 1941 werd in Düsseldorf de tentoonstelling Flämische Kunst der Gegenwart georganiseerd, in samenwerking met de Deutsch-Vlämische Arbeitsgemeinschaft Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap
De Duitsch-Vlaamsche Arbeidersgemeenschap (DeVlag) (1935-1945) was vóór de Tweede Wereldoorlog een organisatie van Vlaamse en Duitse studenten. Tijdens de oorlog ontpopte de DeVlag zich ... Lees meer
(
DeVlag). Daar werd werk van 52 Vlaamse kunstenaars getoond. Ook drie andere tentoonstellingen tussen 1941 en 1943, gecureerd door Edgard Leonard, beoogden de culturele transfer van Vlaamse beeldende kunst naar Duitsland, via een tournee langs diverse Duitse steden: Keulen, Darmstadt, Mannheim, Saarbrücken, Trier, Neurenberg. Het was een vorm van culturele diplomatie. Minder diplomatisch is het fenomeen roofkunst, een extreme vorm van culturele transfer die ook tijdens de oorlog plaatsvond.

Film, oorlog en natievorming

Een goed bestudeerde casus uit de Tweede Wereldoorlog is die van de roman De Vlaschaard van Stijn Streuvels, en dan meer bepaald de Duitse filmadaptatie ervan: Wenn die Sonne wieder scheint. In Vlaanderen werd door sommigen de hoop gekoesterd dat de Duitse bezetting, die de import van Britse en Amerikaanse films onmogelijk maakte, de Vlaamse filmindustrie een boost zou geven en dat er met Duitse steun een volwaardige Vlaamse filmproductie op gang zou komen. Net als bij de literatuur werd ook in de film Film
Sinds het ontstaan van film eind 19de eeuw evolueerde het filmbedrijf in Vlaanderen van een Belgische, overwegend Franstalige sector naar een steeds meer onderscheidende Vlaamse filmsect... Lees meer
de culturele transfer gereguleerd: zo werd Vlaamse bioscopen verboden om Duitse films in Franse gedubde versie te vertonen en gedurende enige tijd waren ze zelfs verplicht om Franse films in Duits-gesynchroniseerde versies te draaien.

De Vlaamse hoop kwam echter bedrogen uit toen bleek dat De Vlaschaard, een iconische Vlaamse roman, door Duitsers verfilmd werd. Jeanne de Bruyn De Bruyn, Jeanne
Jeanne de Bruyn (1902-1975) was een journaliste en schreef veel over film. Ze was redactrice van Volk en Staat, waarvan ze vanaf februari 1944 het hoofdredacteurschap in handen kreeg, en ... Lees meer
, filmrecensente bij de collaborerende krant Volk en Staat Volk en Staat
Volk en staat (15 november 1936 - 3 september 1944) was een Vlaams-nationalistisch dagblad en orgaan van het Vlaamsch Nationaal Verbond. Het blad verscheen als opvolger van De Schelde (1... Lees meer
,
uitte haar onvrede daarover, en schreef dat de Vlaamse ziel alleen door Vlaamse regisseurs op pellicule kon worden gevat. Nadat ze in 1943 de film gezien had, bond ze in, hoewel ze het nog steeds geen Vlaamse film vond, want hij was verfilmd ‘in een anderen toonaard […] die niet geheel Vlaamsch is en waarschijnlijk ook niet geheel Duitsch, maar die althans Germaansch kan heeten’. Het gaat in deze transfer dus om een Vlaamse roman die in het Duits verfilmd wordt, en op die manier ook internationaal verspreid raakte (bijvoorbeeld in Kroatië en Bohemen-Moravië) en die vervolgens nagesynchroniseerd in het Nederlands weer in Vlaamse bioscopen belandde. Over die nasynchronisatie werd overigens nog behoorlijk wat gebakkeleid, omdat het geen Vlaams Nederlands was, maar Noord-Nederlands, wat niet in elk Vlaams-nationalistisch frame paste. Film werd wel gezien als een instrument van natievorming, maar welk beeld van Vlaanderen men wilde propageren was voer voor discussie.

Film bevond zich in de aanloop naar en tijdens de Tweede Wereldoorlog in dezelfde culturele-transferdynamiek als de literatuur: de invoer van Britse en Amerikaanse films werd verboden en Duitse films kregen in Vlaanderen wind in de zeilen. Over hoe film en Vlaamse beweging samenhangen is al het één en ander onderzocht, en zijdelings zien we dan ook regelmatig de dimensie van de culturele transfer als factor opduiken. Zo zetten Edith Kiel en Jan Vanderheyden de ‘Vlaamsheid’ van hun films in de verf, wat hun populariteit sterk ten goede kwam. Wanneer ze dat niet deden, zoals bij hun tweede film, Alleen voor u uit 1935, werd het een flop. Die film, die niet zoals hun andere films Vlaamse steden en landschappen toonde, maar in een hotel was gedraaid, was een poging om het genre van de populaire Duitse operettefilm naar Vlaanderen te halen. Dat is een voorbeeld van een ‘failed transfer’, een mislukte culturele transfer van een genre dat in Vlaanderen niet aansloeg.
Een andere mislukte filmtransfer was de hele heisa rond de film La kermesse héroique La Kermesse héroïque
De Frans-Duitse historische film La Kermesse héroïque (of Heldenkermis) leidde in 1936 tot hevig verzet vanwege het weinig flatterende beeld dat de film ophing van Vlaanderen. Vlaamsgezin... Lees meer
van de Franstalig Belgische regisseur Jacques Feyder, eveneens uit 1935. Die Frans-Duitse historische filmkomedie schetste geen fraai beeld van de Vlaamse mannen en vrouwen tijdens de Spaanse bezetting en leidde tot protesten en een boycot, onder leiding van Pater Felix Morlion Morlion, André
André (Felix) Morlion (1904-1987) was een dominicaanse priester, die tijdens het interbellum uitgroeide tot een gezaghebbende stem in de katholieke en Vlaamsgezinde kunst- en filmkritiek.... Lees meer
van de Katholieke Filmactie. Morlion kantte zich resoluut tegen de import van de Franse vaudeville-film. Dat soort cultureel protectionisme kan gezien worden als een onderdeel van de dynamiek van culturele transfer, in die zin dat bepaalde soorten transfer beschouwd worden als nefast voor de eigen Vlaamse cultuur en identiteit, en dus tegengehouden worden. De angst voor ‘veramerikanisering’ van na de Tweede Wereldoorlog is daar ook een voorbeeld van, bijvoorbeeld in het televisielandschap. Culturele transfer wordt dan als een gevaar gezien en de ‘eigen’ productie wordt gepromoot vanuit een cultureel nationalisme –en later een ‘commercieel’ nationalisme.

Transfer en recuperatie

Een andere goed bestudeerde casus van culturele transfer is die van de Vlaams-nationalistische recuperatie van Charles de Costers De Coster, Charles
Charles de Coster (1827-1879) was een schrijver die behoorde tot de progressieve vleugel van het liberalisme. Zijn belangrijkste werken zijn Légendes flamandes (1858), Contes brabançons (... Lees meer
Tijl Uilenspiegel Tijl Uilenspiegel
Tijl Uilenspiegel is een personage uit een laatmiddeleeuws Duits volksboek, dat van de 19de eeuw tot diep in de 20ste eeuw door uiteenlopende politieke bewegingen in België en Vlaanderen ... Lees meer
. Dat Franstalige boek, met de titel La Légende et les aventures héroiques, joyeuses, et glorieuses d’Ulenspiegel et Lamme Goedzak au pays de Flandre et ailleurs uit 1867 werd geschreven door een Frans schrijvende, Belgisch-patriottische en antiklerikale auteur, maar wist zich toch een belangrijke plaats te verwerven binnen het Vlaamsgezinde en zelfs Vlaams-nationalistische discours. De Uilenspiegel-figuur zoals die door De Coster was neergezet, werd pas tijdens het eerste decennium van de twintigste eeuw door de Vlaamse beweging ontdekt en onderging vervolgens tot in de jaren 1960 een hele resem transformaties die hem deden passen in de meest uiteenlopende politieke contexten. Het was in het activistische milieu vlak vóór en tijdens de Eerste Wereldoorlog dat Tijl Uilenspiegel resoluut in het pantheon van Vlaamse helden gebeiteld raakte.

Belangrijk voor Uilenspiegels inlijving in het Vlaams-nationalisme waren opvallend genoeg de Duitse vertalingen. De transfer van Franstalig-Belgisch naar Vlaams-nationalistisch verloopt dus onder meer via Duitsland (de volksfiguur Tijl Uilenspiegel was van Nederduitse afkomst). Om aanvaardbaar te zijn voor het in het katholicisme ingebedde Vlaams-nationalisme moest hij eerst ‘ontzuild’ worden, één van de vele transformaties die hij onderging. De Vlaams-nationalistische recuperatie van Tijl Uilenspiegel kreeg in het interbellum de wind in de zeilen door onder meer twee toneelstukken met anti-Belgische inslag van Anton van de Velde Van de Velde, Anton
Anton van de Velde (1895-1983) was een Vlaams-nationalistische theaterauteur en romanschrijver, die als lid van de Pelgrimbeweging en spilfiguur bij het Vlaamsche Volkstoneel in de jaren ... Lees meer
voor het Vlaamsch Volkstooneel. De Vlaamse literatuurcriticus Urbain Van de Voorde Van de Voorde, Urbain
Urbain van de Voorde (1893-1966) was een Vlaamsgezinde dichter, essayist, journalist, literatuurcriticus en polemist. Lees meer
eiste in de jaren 1930 Tijl Uilenspiegel op voor Vlaanderen en wrikte hem zo los uit het symbolische patrimonium van de Belgische staat, hij werd van de ene politiek-culturele context naar de andere getransfereerd. In zijn boekje Charles De Coster en de Vlaamsche Idee bestempelde Van de Voorde De Costers Légende als een verheerlijking van het Vlaamse ras en als het Vlaamse epos bij uitstek dat onmogelijk door de Walen, laat staan door de Fransen ten volle kon worden begrepen.

In de jaren 1930 werd Uilenspiegel gaandeweg meer en meer een anti-democraat, en hij kreeg een plaats in de retoriek van onder meer het Verdinaso Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen
Het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen (Verdinaso) (1931-1941) was een fascistisch geïnspireerde beweging onder leiding van Joris van Severen, die een staats- en maatschappijherv... Lees meer
dat twee Uilenspiegelliederen creëerde die de marsen van de Verdinaso-milities moesten begeleiden. Uilenspiegel was op zeer veel manieren aanwezig in het nationaalsocialistische discours in Vlaanderen, met allerlei creatieve vormen van toe-eigening, zoals de uil op Tijls schouder die vervangen werd door een blauwvoet. Kort na de Tweede Wereldoorlog dook Uilenspiegel opnieuw op in de Vlaams-nationalistische canon. Vanaf de jaren 1960 vermindert het belang van Uilenspiegel voor het Vlaams-nationalistische discours. De culturele transfer van de Franstalig, Belgisch-gezinde held naar het Vlaams-nationalisme was gedurende enkele decennia zeer succesvol geweest voor het legitimeren van de Vlaamse strijd.

De eenentwintigste eeuw

Vanaf de eenentwintigste eeuw speelt het Vlaamse Fonds voor de Letteren (nu: Literatuur Vlaanderen) in het vertaalbeleid naar en vanuit Vlaanderen een grote rol en wordt er door -deze Vlaamse Openbare Instelling een beleid voor literaire culturele transfer uitgestippeld. Zo hebben Vlaanderen en Nederland zich samen gepresenteerd toen ze in 2016 eregast waren op de Frankfurter Buchmesse. Hun gezamenlijke branding liet op opvallende wijze ‘nationale’ symbolen of kleuren achterwege. Toch werd er niet gekozen voor een gezamenlijke noemer als ‘Nederlandse literatuur’, maar wel voor een duidelijke vermelding van beide ‘landen’: Flanders and the Netherlands, alsof beide op gelijke voet staan wat natievorming betreft. Vlaanderen heeft veel geïnvesteerd in dit project, evenveel als Nederland (dat in verhouding veel groter is), en wilde zich op die manier internationaal op de kaart zetten en de export (via vertaling) van zijn literatuur bevorderen. Culturele transfer kan dus zeker ook een onderdeel van officieel beleid zijn. Bemoeienissen van het beleid kunnen op controverse stuiten: in de hedendaagse discussie over de Vlaamse canon Canon van Vlaanderen
De Canon van Vlaanderen (2023) is een door de Vlaamse Regering geëntameerd initiatief, dat de geschiedenis van het geografische gebied Vlaanderen belicht via 60 vensters over diverse maat... Lees meer
speelt culturele transfer op de achtergrond ook een rol. Het afbakenen van wat ‘eigen’ is, gaat ook gepaard met het kijken naar de ‘originaliteit’ van wat van ‘ons’ is. In de opdrachtbrief van minister Ben Weyts voor de Canoncommissie van 22 september 2020 staat te lezen dat de commissie ook kijkt naar ‘de wisselwerking met andere culturen’, naar culturele transfer dus.

In een wereld van (Engelstalige) globalisering en (digitale) media die niet meer aan grenzen van naties en taalgebieden beantwoorden, worden uitwisselingen die grenzen van allerlei aard oversteken, alleen maar talrijker en diffuser. De ‘entiteiten’ waartussen dit gebeurt, zijn onduidelijk en ongelijksoortig, waardoor het concept van ‘transfer’ wellicht ook niet meer altijd bruikbaar is en er andere concepten nodig zijn om ze te analyseren en te begrijpen. Veel culturele producten, denk aan televisieseries of tentoonstellingen bijvoorbeeld, zijn nu van bij oorsprong transnationaal en dan kan het bijvoorbeeld interessanter zijn om te kijken naar vormen van samenwerking (collaboratieve creatie) en coproductie dan naar transfer. Toch kan vermoed worden dat zulke processen zich minder lenen voor nationalistische doeleinden, omdat de grenzen tussen wat ‘eigen’ en wat ‘vreemd’ is moeilijker te trekken zijn. In dat opzicht is culturele transfer dus een vruchtbare invalshoek voor de studie van nationalistische bewegingen zoals de Vlaamse beweging, omdat net in het proces van toe-eigening van een cultureel product dat van ‘elders’ komt, kan gewezen worden op de selectiemechanismes en de transformaties die ideologisch geladen zijn.

Literatuur

– P. Arents, De Vlaamsche schrijvers in vertaling 1830-1931. Proeve van bibliographie, Brussel, 1931.
– R. Beijert, Van Tachtiger tot modernist: het Gezellebeeld in de Nederlandse kritiek 1897-1940, Groningen, 1997.
– A. Pingeot & R. Hoozee (red.), Paris-Bruxelles, Bruxelles-Paris: réalisme, impressionnisme, symbolisme, art nouveau: les relations artistiques entre la France et la Belgique 1848-1914, Antwerpen, 1997.
– M. Beyen, Held voor alle werk: De vele gedaanten van Tijl Uilenspiegel, Antwerpen-Baarn, 1998.
– T. Verschaffel, De Brabançonne en De Vlaamse Leeuw, in: L. Grijp (red.), Nationale hymnen: het Wilhelmus en zijn buren, Nijmegen/Amsterdam, 1998, pp. 162-183.
– T. Verschaffel, Les autorités belges de la littérature flamande (1830-1865), in: G. Kurgan-Van Hentenryk & V. Montens (red.), L’argent des arts: la politique artistique des pouvoirs publics en Belgique de 1830 à 1940, Brussel, 2001, pp. 149-160.
– R. de Bont & T. Verschaffel (red.), Het verderf van Parijs, Leuven, 2004.
– T. Verschaffel, De eerste der Vlaamse schrijvers: de halfslachtige recuperatie van Bilderdijk in het Zuiden, in: Het Bilderdijk-museum: mededelingenblad van de Vereniging Het Bilderdijk-Museum, jg. 21, 2004, pp. 13-19.
– R. Meylaerts, 175 jaar intra-Belgische relaties: nog steeds een blinde vlek?, in: Filter, jg. 12, 2005, nr. 3, pp. 25-32.
– J. T. Leerssen, De bronnen van het vaderland. Taal, literatuur en de afbakening van Nederland, 1806-1890, Nijmegen, 2006.
– R. Winkel & I. van Linthout, De Vlaschaard 1943. Een Vlaams boek in Nazi-Duitsland en een Duitse film in bezet België, Kortrijk, 2007.
– L. D’hulst, English literature in Belgium: some introductory remarks, in: T. Toremans & W. Verschueren (red.), Crossing cultures. Nineteenth-century Anglophone literature in the Low Countries, Leuven, 2009, pp. 101-106.
– T. Verschaffel, L’ennemi préféré. La France comme contre-image pour la Belgique à la recherche d’une identité nationale (1830-1914), in: L. Fournier-Finocchiaro & T.I. Habicht (red.), Gallomanie et gallophobie. Le mythe français en Europe au XIXe siècle, Rennes, 2012, pp. 73-82.
– E. Min, De eeuw van Brussel. Biografie van een wereldstad, 1850-1914, Antwerpen, 2013.
– E. Brems, ‘The Same Blood Works in Us’. Wies Moens  as a Cultural Mediator in Times of War, in: Revue Belge: de Philologie et d’Histoire / Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis, jg. 92, 2014, pp. 1379-1393.
– H.F. Van den Berg, Nederlandse letterkunde als Belgische literatuur. Over de weg van de Duitse uitgever Anton Kippenberg naar Vlaanderen in de Grote Oorlog en de weg van de Nederlandstalige Vlaamse letteren naar Centraal-Europa in de vroege twintigste eeuw, in: Neerlandica Wratislaviensa, jg. 25, 2015, pp. 217-241.
– E. Brems, Separated by the same language: Intralingual translation between Dutch and Dutch, in: Perspectives, jg. 26, 2018, nr. 4, pp. 509-525.
– J.T. Leerssen, National Thought in Europe. A cultural history, Amsterdam, 2018.
– J.T. Leerssen, Encyclopedia of Romantic Nationalism in Europa, 2 dln., Amsterdam, 2018.
– J. McMartin, A small, stateless nation in the world market for book translations: The politics and policies of the Flemish Literature Fund, in: TTR: Traduction Terminologie Redaction, jg. 32, 2019, nr. 1, pp. 145-175.
– B. de Wever & G. Willems (red.), De verbeelding van de leeuw: Een geschiedenis van media en natievorming in Vlaanderen, 2020.
– D. Schoenaers, T. Hermans, I. Leemans, C. Koster & T. Naaijkens, Vertalen in de Nederlanden. Een cultuurgeschiedenis, 2021.
– J. Vanhecke, Voor moedertaal en vaderland. Hendrik Conscience. Biografie, Antwerpen, 2021.
– M. Demoor, A cross-cultural history of Britain and Belgium, 1815-1918: mudscapes and artistic entanglements, Cham, 2022.
– G. Sels, Kunst voor Das Reich: Op zoek naar naziroofkunst uit België, Tielt, 2022.

Suggestie doorgeven

2023: Elke Brems / Tom Verschaffel

Inhoudstafel