Monumenten

Begrip

Voor de Vlaamse beweging monumenten oprichtte, ging België haar daarin reeds voor. Na de onafhankelijkheid van 1830 ontstond in België een uitgebreide en diverse historische cultuur, die gaandeweg ook meer en meer door het flamingantisme werd toegeëigend. Episodes en figuren uit vroegere tijden, maar gaandeweg ook steeds meer eigentijdse voorgangers, werden gerecupereerd en herdacht om de betekenis die zij hadden voor de Vlaamse zaak.

Leestijd: 40 minuten

Natiestaten legitimeren zich met een beroep op het verleden. Het wordt ingezet om enerzijds de oudheid en het prestige van de natie aan te tonen en de buitenwereld van haar bestaansrecht te overtuigen, anderzijds om de inwoners zelf met hun ‘voorouders’ te verbinden en hen met trots en vaderlandsliefde te vervullen. Om dat doel te bereiken diende het verleden zoveel mogelijk, ook in de publieke ruimte, aanwezig te zijn.

In de 19de eeuw waren monumenten, uitdrukkelijk bedoeld en geconcipieerd om de herinnering aan figuren en gebeurtenissen vast te leggen, daarbij essentieel. Zij konden verschillende vormen aannemen, maar vaak ging het om ‘standbeelden’, gebeeldhouwde voorstellingen van historische figuren, letterlijk op een voetstuk, opgesteld op een plein of een andere centrale en drukbezochte plaats in een stad. Zij waren de uitdrukking van een focus op individuen, en dat was logisch: de vaderlandsliefde uitte zich vaak in heldenverering. ‘Helden’ werken identificatie in de hand. Zij verpersoonlijken de continuïteit met het verleden, herinneren aan gouden tijden en aan de grote momenten van het nationale verhaal, en garanderen een glorieuze toekomst. Hun statuut is meervoudig: zij behoren tot de natie en tegelijk zijn ze erboven verheven. Hun kracht en bruikbaarheid schuilen in het feit dat zij tegelijk representatief en buitengewoon zijn. En dus bevolken zij de historische cultuur van de 19de eeuw, de historische fictie, als hoofdfiguren in historische romans en toneelstukken, de historieschilderkunst, en dus ook, collectief en individueel, pantheons en standbeelden.

Monumenten komen in vele vormen en types. Er zijn de ‘monumentale’ meer dan levensgrote standbeelden, met architecturale toevoegingen zoals sokkels en soms nog grotere gebouwde decors of meer bescheiden borstbeelden en reliëfs, maar evengoed gaat het om gedenkplaten en zelfs straatnaamborden Straatnamen
Straatnamen kunnen als monumenten fungeren die een bepaalde nationalistische of andere politiek-ideologische agenda reflecteren. In de geschiedenis van de Vlaamse beweging dienden straatn... Lees meer
: alle leggen zij de herinnering en het eerbetoon aan (oudere of recente) historische figuren in een materiële vorm vast, en maken zij die zichtbaar in de (semi-)publieke ruimte. In het al met al beperkte bestek van deze bijdrage zal de nadruk vooral liggen op de grotere monumenten, als standbeelden en ook grafmonumenten.

Vlaamse helden uit een Belgisch verleden

Voor de Vlaamse beweging monumenten oprichtte, ging België België
Geen Vlaamse beweging zonder België. Het is ook onmogelijk om België te begrijpen zonder de geschiedenis van de Vlaamse beweging erbij te betrekken. Tussen het ontstaan van een culturele ... Lees meer
haar daarin reeds voor. Na de onafhankelijkheid van 1830 ontstond in België een uitgebreide en diverse historische cultuur, niet uitsluitend maar wel grotendeels onder auspiciën van de overheid. Deze richtte zich op de geschiedschrijving, maar ook op genres en media die gericht waren op een breder publiek. Zo werden in 1834 en 1835 een aantal koninklijke besluiten uitgevaardigd, met betrekking tot de oprichting van een Nationaal Museum, een Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, en een Koninklijke Commissie voor Monumenten. Met een KB van 7 januari 1835 werd ook de realisatie van monumenten voorwerp van overheidsbeleid: ‘willende de gedachtenis der Belgen, die tot het beraemen van hun vaderland medegeholpen hebben, vereeren’, wordt ‘onzen Minister van Binnenlandse Zaken gemagtigd, om door belgische kunstenaren, de eerbeelden der grooten van Belgenland te laten maken.’ De realisatie daarvan verliep niet altijd eenvoudig, omdat de regering het initiatief én de kosten grotendeels overliet aan lokale overheden en verenigingen, maar toch zouden heel wat standbeelden verschijnen, in grotere maar ook kleinere steden, in die mate dat het beeld is ontstaan dat België aan ‘statuomanie’ leed. De oprichting van standbeelden was gebruikelijk in zowat alle natiestaten, die hun bestaansrecht dienden te rechtvaardigen. In België, een nieuwe staat, waarvan de levensvatbaarheid door velen, in binnen- en buitenland nog betwijfeld werd, was er meer nood aan historische adelbrieven dan bijvoorbeeld in Nederland, dat een lange traditie van onafhankelijkheid en zelfs een geschiedenis als grootmacht had.

De keuzes die bij de oprichting van monumenten in België zijn gemaakt, stemmen overeen met wat in de geschiedschrijving en de historische popularisering naar voren komt. De ‘mythe van de vreemde overheersingen’ leidde tot een focus op de vrijheidsstrijders die het verzet tegen de opeenvolgende ‘vreemde heersers’ hebben geleid. Deze momenten van strijd werden afgewisseld met bewindsperiodes van ‘goede’ vorsten, die zorgden voor vrede, en dus ook voor welvaart en culturele bloei. De verpersoonlijking daarvan waren voor alles schilders. Het was vooral in de beeldende kunsten Beeldende kunst
De beeldende kunsten en de Vlaamse beweging onderhielden van 1830 tot vandaag een complexe en gelaagde relatie, die pendelde tussen gematigde sympathie, radicaal engagement en kritische a... Lees meer
dat de Belgen (en de Vlamingen) altijd hadden uitgeblonken en wereldfaam hadden veroverd. Hendrik Conscience Conscience, Hendrik
Hendrik Conscience (1812-1883) was de eerste auteur die het in België aandurfde een roman in het Nederlands te schrijven en te publiceren. Zijn oeuvre van zo’n 65 romans, dat ook een bred... Lees meer
zei dat er ‘op den aerdbodem geene natie [is] die, in zoo klein getal als wy zynde, zooveel lichtende sterren aan den hemel der kunst gehecht heeft.’ Hij sprak deze woorden uit in een toespraak bij de onthulling van het standbeeld van Peter Paul Rubens in het kader van de Rubensfeesten van 1840. Rubens werd van al deze kunstenaars als de grootste beschouwd en hij was dan ook de eerste die zijn standbeeld, een werk van Willem Geefs, kreeg – uiteraard in Antwerpen. Het uiteindelijke bronzen beeld kreeg pas in 1843 zijn definitieve plek op de Groenplaats. Later kregen ook Antoon van Dyck (1856), David Teniers (1867) en Jacob Jordaens (1886) in Antwerpen standbeelden, en een oudere kunstenaar als Quinten Metsys (1881). In Brugge kwamen beelden van Jan van Eyck, eerst in 1856 een marmeren werk van Jan Calloigne, dat echter snel aangetast was, en daarna in 1878 een nieuw beeld van Hendrik Pickery, die eerder al een standbeeld van Hans Memling had gerealiseerd (1871). De gebroeders Van Eyck kregen daarnaast nog een gezamenlijk monument in Maaseik (1864) en in Gent (1913). Het ging hierbij dus om oude kunstenaars, uit de late middeleeuwen en de 16de en vooral 17de eeuw.

Van Les Belges illustres, dat in 1844 verscheen, was een van de drie volumes aan kunstenaars gewijd. Het bevatte biografieën van onder meer Rubens, Van Dyck, Jordaens, Teniers, Memling en de gebroeders Van Eyck. Maar toen zowat een eeuw later het boek 100 Groote Vlamingen verscheen, waren zij allen tot het Vlaamse pantheon toegetreden. Daarbij werd hun Vlaamse identiteit benadrukt: van Memling heette het in de genoemde verzameling dat ‘zijn kleurenrijkdom den diepen stempel [verraadt] die Vlaanderen op zijn kunstenaarsziel heeft gedrukt’, Jordaens was ‘na Rubens en Van Dijck, de eerste schilder die teruggreep naar de Vlaamsche werkelijkheid’, en Teniers had de Academie voor Schoone Kunsten te Antwerpen opgericht, ‘een waarlijk nationale daad van onberekenbare beteekenis. Zij heeft in het Vlaamsche land het artistieke vuur gedurende perioden van ongunstige cultureele omstandigheden smeulende gehouden.’ Dit waren ‘echte’ Vlamingen, en daarom behoorden zij Vlaanderen toe, straalde hun roem op Vlaanderen af, en had Vlaanderen recht op hun roem en hun verering.

De Vlaamse beweging recupereerde en vereerde deze beeldende kunstenaars dan ook, maar toch zouden zij min of meer uit het beeld verdwijnen. De oude schilders hadden de Vlaamsgezinden wel met trots vervuld, maar zij konden moeilijk worden voorgesteld als deelnemers aan de strijd, waarvoor de Vlaamse beweging in het verleden medestanders zocht. Anderen, voor wie de taal een grotere rol had gespeeld, waren daar beter voor geschikt. Dat was het geval voor de in 1548 in Brugge geboren wis- en bouwkundige Simon Stevin. Al In 1823 bestond het plan in Brugge, op het plein dat al zijn naam droeg, een standbeeld op te richten. In 1847 werd het beeld, van Eugène Simonis, ook de auteur van het ruiterstandbeeld van Godfried van Bouillon op het Koningsplein in Brussel, geplaatst. In zijn (Franse) toespraak eerde burgemeester Jean de Pelichy van Huerne Stevin als een vertegenwoordiger van de Vlaamse identiteit: ‘Parmi tant d’hommes célèbres sortis de son sein, la ville de Bruges ne pouvait en glorifier aucun […] qui offrit aux regards du belge et de l’étranger un type plus parfait de l’esprit ferme et progressif, inventif et réflechi du flamand.’ (‘Van alle beroemde mannen die aan haar boezem ontsprongen, kon de stad Brugge op niemand bogen [...] die voor de ogen van Belgen en buitenlanders een volmaakter type bood van de standvastige en vooruitstrevende, inventieve en bedachtzame Vlaamse geest’, vertaling redactie). Later zou de Vlaamse beweging Stevin voor zich opeisen, door de nadruk te leggen op zijn gebruik van het Nederlands. Zo publiceerde Jozef Rombouts Rombouts, Jef
Jef Rombouts (1893-1952) ijverde tijdens de Eerste Wereldoorlog als officier in het Belgische leger voor een verbetering van de situatie van de gewone Vlaamse soldaat. Hij lag mee aan de ... Lees meer
, in de reeks van de Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding Katholieke Vlaamsche Hogeschooluitbreiding
De Katholieke Vlaamse Hogeschooluitbreiding is een vormings- en nascholingsorganisatie die in 1898 werd opgericht in Antwerpen. Later werden op diverse plaatsen in Vlaanderen afdelingen o... Lees meer
, in 1933 een boekje over Stevin, waarin hij wilde aantonen ‘hoe de 16e en de 17e eeuw een strijd voor de Moedertaal, en voor de taalzuivering kenden, en hoe de groote geleerden van dien tijd, met Simon Stevin vooraan, deze strijd medestreden.’

Vooral dichters echter werden als behoeders van de Vlaamse taal en dus voorlopers en ‘preventieve medestanders’ in de taalstrijd beschouwd. De voornaamste daarvan was de dertiende-eeuwse dichter Jacob van Maerlant, van wie de zinsnede ‘omdat ic Vlaminc ben’ is, en aan wie ook – weliswaar onterecht – ‘wat walsch is, valsch is’ werd toegeschreven (Maerlant heeft dat nooit geschreven, maar gebruikte wel het rijmpaar ‘walsch’ en ‘valsch’). Hij ging, aldus Frits van Oostrom in Maerlants wereld (1996) ‘als letterkundig missionaris voor, verdringt de oude, Franse hoofse geest en legt de grondslag voor een krachtige traditie in het Diets Diets
Het woord ‘Diets’ stamt uit het Middelnederlands. In de context van de Vlaamse beweging dook deze term voor het eerst op in de loop van de 19de eeuw, meestal als equivalent voor Nederlan... Lees meer
– wat wilde men nog meer? De dichter was een waar geschenk van de geschiedenis, volmaakte erflater en het ideale rolmodel voor de Vlaamse beweging.’ De oprichting van een standbeeld van de 13de-eeuwse dichter werd al in 1839 voorgesteld door Charles Carton, de drijvende kracht achter de Brugse Société d’Emulation, maar uiteindelijk werd het, ook weer een werk van Pickery, pas in 1860 op de Markt van Damme onthuld. Andere oude letterkundigen die met een monument werden vereerd, waren Willem Ogier, een rederijker en blijspeldichter uit de zeventiende eeuw (Antwerpen, 1890) en Hendrik van Veldeke (Hasselt, 1928).

De strijd was niet alleen een taalstrijd geweest, maar ook een politieke en militaire strijd tegen vreemde dreiging en overheersing. Het waren vooral de Fransen die in het nationale verhaal de rol van de ‘eeuwige vijand’ speelden (zie Frankrijk-Vlaanderen Frankrijk & Vlaanderen
De verhouding tussen Vlaanderen en Frankrijk werd altijd gekenmerkt door een aanzienlijke dubbelzinnigheid. Hoewel er lange tijd een grote affiniteit met de Franse cultuur bestond, werd d... Lees meer
). In de cultus van het moedige verzet hiertegen nam de Guldensporenslag Guldensporenslag
De Guldensporenslag was een veldslag op de Groeningekouter nabij Kortrijk op 11 juli 1302. Hierbij werd het Franse ridderleger verslagen. De slag kreeg in de Vlaamse beweging een symbolis... Lees meer
als vanzelfsprekend een belangrijke plaats in, en dus ook Jan Breydel en Pieter de Coninck Breidel en De Coninck
Jan Breidel en Pieter de Coninck waren volksleiders in de vroege 14de eeuw. Door de Vlaamse beweging werden ze later vereerd als helden van de vrijheidsstrijd en het Vlaamse verzet tegen ... Lees meer
. Toch is een ander hen in de geschiedenis van de nationale heldenverering voorafgegaan: Jacob van Artevelde Van Artevelde, Jacob
Jacob van Artevelde was een Gents volksleider (overleden in 1345) die in de jaren 1337-1345 de feitelijke macht uitoefende in Gent en in Vlaanderen. Hij verzette zich tegen de Franse invl... Lees meer
, de Gentse volksleider die in de jaren 1337-1345 in Gent en in Vlaanderen de feitelijke macht had uitgeoefend en met Vlaanderen had gekozen vóór Engeland en tegen Frankrijk. In 1847 was het idee een standbeeld van Artevelde op te richten nog door minister Charles Rogier Rogier, Charles
Charles Rogier (1800-1885) was een liberale politicus die meermaals een functie als minister of regeringsleider bekleedde. In zijn streven naar een sterke, geünificeerde en op termijn een... Lees meer
verworpen, omdat de faam van de volksleider een republikeinse connotatie had. Toch kwam het er: nadat in historische stoeten in Gent (1849) en Brussel (1856) al een model van een beeld van Artevelde op een praalwagen was meegevoerd, werd het standbeeld uiteindelijk op 14 september 1863 op de Vrijdagmarkt in Gent onthuld. Het was een werk van de Gentse beeldhouwer Pierre de Vigne-Quyo, en stelde de volksleider voor in een beroemde pose, met de rechterarm vooruitgestrekt (de houding zou later worden overgenomen door Jozef Cantré Cantré, Jos
Lees meer
in zijn beeld van de Gentse socialistische voorman Edward Anseele Anseele, Edward
Edward Anseele (1856-1938) was een Gents socialist en lag in 1885 mee aan de basis van de Belgische Werkliedenpartij. Hij was decennialang een van de tenoren van het socialisme in België.... Lees meer
). Bij de onthulling werd Artevelde geëerd als een Vlaamse en tegelijk een Belgische held. Hij belichaamde zowel ‘l’ame de la vieille Flandre’, zoals Le Bien Public Le Bien Public
Le Bien Public (1853-1940) was een Gents ultramontaans dagblad. Het blad had sympathie voor de volkstaal in zoverre die volkstaal kon bijdragen tot de verspreiding van de godsdienst. Het ... Lees meer
schreef, als wat Conscience in zijn beschrijving van de nationale stoet van 1856 omschreef als ‘het ware beeld van het belgisch volksdoms’.

De voorbereiding van een monument voor Breydel en De Coninck op de Markt van Brugge begon in 1867, met de vorming van een Breydelcommissie, van wie Hendrik Conscience erevoorzitter was. Toch zou het nog twintig jaar duren voor het monument werd onthuld. De commissie had er namelijk voor geopteerd geen beroep te doen op officiële steun, maar het geld te verzamelen via een volksinschrijving, omdat ‘de oprichting van dit standbeeld zou moeten voortspruiten uit een grootsche volksbetooging waardig aan de dappere Bruggelingen’. Deze inzameling, waarvoor een beroep werd gedaan op de Brugse verenigingen, verliep voorspoedig, maar in 1874 ging de bank waar het ingezamelde geld was belegd, failliet. Daardoor ging niet alleen meer dan de helft van de reeds verzamelde fondsen verloren, maar was ook het vertrouwen van de Brugse bevolking geschaad. Uiteindelijk kwam, veel later, het monument er, nu toch met financiële steun van zowel de stedelijke, de provinciale als de nationale overheid. Het ontwerp dat in een wedstrijd werd bekroond, was van Paul de Vigne (de zoon van de ontwerper van het Gentse Arteveldemonument) en architect Louis Delacenserie. De twee helden staan samen op de sokkel, met achter hen een schild met een geklauwde en getongde leeuw, aan hun voeten een helm en een Franse vlag. Hun voorstelling volgt de typering die Conscience hen had gegeven: Breydel als de impulsieve strijder, De Coninck als de behoedzame denker. Op de vier hoeken staan vrouwenfiguren, allegorieën van vier Vlaamse steden: Gent, Ieper, Kortrijk en Brugge. De onthulling in 1887 ging gepaard met grootse festiviteiten. Dat koning Leopold II van Saksen-Coburg, Leopold II
Leopold II (1865-1909) is vooral bekend gebleven voor zijn bewind over het Congogebied. In de Belgische politiek stond hij neutraal in de levensbeschouwelijke kwesties maar ijverde voor d... Lees meer
zijn toespraak in het Frans hield, werd hem door de aanwezige flaminganten kwalijk genomen. Prins Boudewijn diende een dag later een toneelvoorstelling te komen bijwonen en er de aanwezigen in het Nederlands toe te spreken om de gemoederen te bedaren. Het was overigens niet de eerste keer dat het Franstalige karakter van de hulde van ‘Vlaamse helden’ het voorwerp werd van kritiek uit flamingantische hoek. Ook bij de onthulling van het monument voor Memling was er protest gerezen en een week na de officiële plechtigheid op 3 september 1867 organiseerde De Kunstbond een eigen feest. Eugeen van Oye Van Oye, Eugeen
Eugeen van Oye (1840-1926) was een arts, dichter en toneelschrijver. Hij was de leerling van Guido Gezelle en vertoefde in de kringen van Peter Benoit. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was ... Lees meer
hekelde daar dat men ‘in het vlaamsche Brugge een fransch feest’ had gehouden: ‘Men loofde, men bezong dien Vlaming, dit kind des volks, in eene taal door het volk niet verstaan. – Thans is het nacht: en wij, uit eigene en vrije beweging, hier komen wij bij honderden samen om dien smaad ons aangedaan te wreken, om den vlaamschen Hans Memlinc eene alleen hem weerdige hulde te bewijzen, en uit te roepen: Vergeef het die heeren, Memlinc, zij weten niet wat zij doen…’

Ideologische recuperatie

Dat in de tweede helft van de 19de eeuw de groeiende ideologische tegenstellingen zich ook weerspiegelden in de oprichting van monumenten en (vooral) de omgang daarmee, ligt voor de hand. Ook in Kortrijk kwam een monument voor de Guldensporenslag, en wel op de plaats van de slag zelf, de zogenaamde Groeningekouter, intussen een onderdeel van de stad. De plannen hiervoor ontstonden reeds in 1887, toen het Brugse monument werd opgericht, en zij werden duidelijk gevoed door de lokale trots en ambities van Kortrijk, dat zijn eigen claim op ‘1302’ wilden leggen. Omdat de door Conscience aangeduide hoofdfiguren in Brugge al hun standbeeld hadden gekregen, werd in Kortrijk geopteerd voor een allegorische voorstelling van de Guldensporenslag. De bedoeling was dat het monument in 1902, naar aanleiding van het zesde eeuwfeest van de slag, zou worden onthuld, maar het monument, een ontwerp van Godfried de Vreese, was uiteindelijk pas in 1906 klaar. Het stelt de Maagd van Vlaanderen voor, die een speer in de richting van Frankrijk houdt, met aan haar voeten een monumentale leeuw, die zijn boeien gebroken heeft.

Ten tijde van het eeuwfeest was de ideologische verdeeldheid zo groot dat de verschillende interpretaties nauwelijks nog met elkaar te verzoenen waren. Het resultaat was dat een hele reeks afzonderlijke herdenkingen werden gehouden – ‘il y en aura pour tous les goûts’, aldus Het Volksbelang Het Volksbelang
Het Volksbelang (1867-heden) is het oudste nog bestaande liberale weekblad. Het is de spreekbuis van de Vlaamsgezinde sociaal-progressieve liberalen. Lees meer
op 28 juni 1902. Op 13 juli organiseerde de Vlaamsche Volksraad Vlaamsche Volksraad
De Vlaamsche Volksraad bestond van 1892 tot 1914 en probeerde Vlaamsgezinden van uiteenlopende ideologische signatuur samen te brengen. Lees meer
een eerste bescheiden manifestatie, en stapte ook het liberale Vaderlandsch Comiteit op. Op 17 augustus volgde het groots opgezette feest van de katholieken. De optocht bestond er vooral, zo merkte de liberaal Paul Fredericq Fredericq, Paul
Paul Fredericq (1850-1920) was een vooraanstaande Gentse historicus, die als de officieuze ideoloog van het liberaal flamingantisme kan worden  omschreven. Als rector van de Gentse univer... Lees meer
in zijn Schets eener geschiedenis der Vlaamsche Beweging (1906) schamper op, ‘uit eene ontelbare menigte Vlaamsche boeren, aangevoerd door hunne Roomsche priesters, waarvan velen van geestdrift en fierheid blaakten en sigaren rookten’. Nog eens veertien dagen later trokken de socialisten door de Kortrijkse straten, de Marseillaise zingend en tweetalige slogans meedragend. Voor hen, immers, was de strijd van Kortrijk ‘een strijd tegen de rijken’ geweest, en waren ‘de Klauwaerts de socialisten van de veertiende eeuw’, zodat 1302 ook de Waalse arbeiders tot voorbeeld kon strekken.

Die ideologische tegenstellingen kwamen ook tot uiting met betrekking tot de herdenking van andere historische episodes, zoals de Opstand van de 16de eeuw en de Boerenkrijg Boerenkrijg
De Boerenkrijg is de benaming van een opstand in het najaar van 1798 tegen het Franse regime. Lees meer
op het einde van de 18de. De cultus van de Opstand, tegen de Spaanse katholieke koning Filips II, werd vooral ingezet door de liberalen, onder meer naar aanleiding van het standbeeld van de graven van Egmont en Hoorne, dat in 1867 was opgericht op de Grote Markt van Brussel, waar zij zijn onthoofd, en in 1879 naar de Zavel verhuisde. Daar werd het een onderdeel van een ruimer geheel met ook beelden van andere figuren uit de Opstand, onder wie Willem van Oranje en Filips van Marnix van Sint-Aldegonde, dat in 1890 werd ingewijd. In zijn toespraak schetste de Vlaamsgezinde liberale burgemeester Karel Buls Buls, Karel
Lees meer
Willem en Marnix als heroïsche strijders voor het vaderland en de vrijheid, en de katholieke Kerk Kerk
De verhouding tussen Kerk en Vlaamse beweging vertoont historisch een tweevoudig beeld. Enerzijds waren de godsdienstige en de Vlaamsgezinde overtuiging innig verstrengeld en vormde de cl... Lees meer
als een orgaan van inquisitie, en hekelde hij de electorale invloed van de clerus. Van de katholieke regering was niemand op de plechtigheid aanwezig.

De katholieken focusten zich dan weer op de Boerenkrijg, het verzet tegen het Franse regime in de Zuidelijke Nederlanden, naar aanleiding met name van de invoering van de conscriptie (legerdienst) door de Franse overheid, dat begon met een opstand in het Oost-Vlaamse Overmere in oktober 1798. Het resulteerde in de oprichting van een groots monument in Hasselt, een werk van de beeldhouwers Jan Frans de Vriendt en Alfons Baggen. Het stelt een levendige groep van levensgrote figuren voor, rondom een brede zuil, biddende vrouwen en kinderen, strijders, gewonden, een getroffen vaandrig die van een priester de zegen krijgt. Ook elders werden monumenten voor de Boerenkrijg opgericht, soms kleine gedenktekens, bestaande uit een kruis op een zuil, een voetstuk of een kunstmatige rots, soms ook grotere sculpturen, zoals in Mol en Overmere. Hoewel de Boerenkrijg vooral als een katholieke strijd werd gehuldigd, was het ook een Vlaamse strijd geweest. ‘De Boeren hebben niet alleen gestreden voor het vaderland, zij hebben ook onze taal bewaard’, aldus Joris Helleputte Helleputte, Joris
Joris Helleputte (1852-1925) heeft bijna een halve eeuw lang gewogen op de Belgische samenleving: als neogotisch architect, als gangmaker van sociale organisaties, inzonderheid de Belgisc... Lees meer
op de algemene vergadering van de Vlaamsche Katholieke Land- en Zitdag, die in het kader van de Boerenkrijgherdenking in Hasselt werd gehouden. Hij legde uitdrukkelijk het verband met de Gelijkheidswet Gelijkheidswet
De gelijkheidswet van 1898 stelde het Nederlands voor officiële publicaties gelijk aan het Frans. De wet werd vanuit de Vlaamse beweging breed ondersteund, en leidde, na de Waalse afwijzi... Lees meer
: ‘Wij hebben vandaag eene groote zegepraal behaald, namelijk de verheerlijking der lang miskende helden van den Boerenkrijg. Wij hebben ook in de Kamer, over eenige maanden, eene zegepraal behaald, die wij te danken hebben aan (Juliaan) de Vriendt De Vriendt, Juliaan
Juliaan De Vriendt (1842-1935) was een pedagogisch en uitvoerend kunstschilder, die van 1894 tot 1900 kamerlid was voor de katholieke partij. In 1895 legde hij een wetsvoorstel neer voor ... Lees meer
, (Edward) Coremans Coremans, Edward (1835-1910)
Advocaat Edward Coremans (1835-1910) was politicus voor de Meetingpartij en voorzitter van de Nederduitsche Bond. Gedurende 42 jaar was Coremans als kamerlid een leidende figuur van de Vl... Lees meer
en anderen. Nu is onze taal op gelijken voet gesteld met de Fransche. Die twee zegepralen bewijzen wat het Vlaamsche volk kon, als het wil.’

Op zoek naar de Beweging

Episodes en figuren uit vroegere tijden werden gerecupereerd en herdacht om de betekenis die zij hadden voor de Vlaamse zaak in de 19de eeuw. Steeds meer echter ging de aandacht uit naar de meer directe voorlopers, naar de figuren die zelf tot de Vlaamse beweging hadden behoord. Ook voor hen werden standbeelden opgericht. Het ging daarbij niet meer om politieke vrijheidshelden, die de wapens tegen de Fransen of andere vijanden hebben opgenomen, en ook nauwelijks nog om schilders. Schrijvers kregen nu het volle voetlicht.

Van wellicht geen andere figuur uit de vroege Vlaamse beweging waren de verdiensten en de faam zo groot en (relatief) onbetwist als van Hendrik Conscience. De grote populariteit van zijn talrijke werken; het feit dat hij met De Leeuw van Vlaenderen De leeuw van Vlaenderen
De leeuw van Vlaenderen (1838) is een historische roman van Hendrik Conscience over de gebeurtenissen rond de Guldensporenslag in 1302. Verschillende leuzen en symbolen uit de roman zijn ... Lees meer
(1838) het boek had geschreven dat de functie van nationaal epos kon vervullen; dat hij erin geslaagd was een ‘verenigde’ Vlaamse beweging te ondersteunen, zich niet (of toch nauwelijks) heeft verbrand, op die manier (min of meer) ‘boven de partijen’ stond en voor zowat iedereen aanvaardbaar was: dat alles heeft ertoe bijgedragen dat hij een status kreeg die ongeëvenaard was. In het kader van een grootse hulde die Conscience op 25 augustus 1881 naar aanleiding van het verschijnen van zijn ‘honderdste boekdeel’ te beurt viel, kondigde de dichter Jan van Beers Van Beers, Jan
Jan van Beers (1821-1888) was een Vlaams leraar en dichter uit Antwerpen. Lees meer
aan dat hij in Antwerpen een standbeeld zou krijgen. Het werd op 13 augustus 1883 onthuld aan de Antwerpse stadsbibliotheek, op het plein dat voortaan het Conscienceplein heette. De schrijver was toen oud en ziek, kon de plechtigheid niet bijwonen en heeft zijn monument ook niet meer gezien: nog geen maand na de onthulling overleed hij. Maar dat hij het nog tijdens zijn leven kreeg, was ongezien.

Anderen moesten hun overlijden afwachten. Soms werd het initiatief al meteen na hun dood genomen, en leek het of hun bewonderaars op hun dood zaten te wachten om in actie te komen. Niet zelden echter doken daarbij financiële en organisatorische problemen op, die de realisatie vertraagden (zoals, reeds hoger vermeld, bij het Brugse monument voor Breydel en De Coninck), of deden mislukken (bijvoorbeeld het monument dat Jozef Cantré ontwierp met het oog op het eeuwfeest van Peter Benoit Benoit, Peter
Peter Benoit (1834-1901) was een Vlaamsgezinde componist en muziekpedagoog. Lees meer
in 1934, en waarvan alleen het hoofd werd gerealiseerd). Toch werden effectief heel wat standbeelden van hedendaagse figuren opgericht. Dat het hier ging om figuren die in de 19de eeuw zelf geëngageerd waren, impliceert ook dat zij een ander statuut hadden dan de historische figuren die hen waren voorafgegaan. Zij waren, meer dan pakweg Rubens, Stevin of Breydel, een wapen in een politieke en ideologische strijd. Hun monumenten waren bakens voor de medestanders en mikpunten voor de tegenstanders. Politieke, ideologische en maatschappelijke stromingen en bewegingen gingen actiever optreden en hun eigen galerij der groten uitbouwen.

Dat gold uiteraard ook voor de Vlaamse beweging. De eerste monumenten voor mensen die zelf als vertegenwoordigers van de Vlaamse beweging konden worden beschouwd, waren die voor Jan Frans Willems Willems, Jan Frans
Jan Frans Willems (1793-1846), de “vader van de Vlaamse beweging”, was dichter, polemist, filoloog, tekstediteur en initiatiefnemer of lid van tal van academies en genootschappen in binne... Lees meer
in 1848 (in Boechout), Theodoor van Ryswyck Van Ryswyck, Theodoor
Theodoor van Ryswyck (1811-1849) was een Vlaamse dichter die in dichtbundels, kranten en tijdschriften een omvangrijk literair oeuvre bij elkaar schreef. Met zijn gedichten gaf hij vorm a... Lees meer
in 1864 (in Antwerpen) en Hendrik Conscience in 1883 (in Antwerpen). Maar het was toch vooral in de jaren 1890 dat zij talrijk werden. Jan van Beers kreeg zijn monument in 1892 (in Antwerpen), Karel Miry Miry, Karel
Karel Miry (1823-1899) was muziekleraar, violist en dirigent. Hij componeerde tal van Nederlandstalige muziekstukken, waaronder De Vlaamse Leeuw. Lees meer
en Prudens van Duyse Van Duyse, Prudens
Lees meer
in 1893 (in Gent en Dendermonde), Frans de Cort De Cort, Frans
Frans de Cort (1834-1878) was een vrijzinnig en progressief flamingant, redacteur en volksdichter. Lees meer
in 1895 (in Antwerpen), Jan Baptist David David, Jan-Baptist
Jan-Baptist David (1801-1866) was een katholiek priester, en vanaf 1834 hoogleraar nationale taal, letterkunde en geschiedenis aan de Katholieke Universiteit in Mechelen en Leuven. Hij sp... Lees meer
en Karel Lodewijk Ledeganck Ledeganck, Karel L.
Karel Lodewijk Ledeganck (1805-1847) was een Vlaams ambtenaar, politicus, jurist en dichter uit Eeklo. Hij was een cultuurflamingant en schreef een dichterlijke trilogie die in de Vlaamse... Lees meer
in 1897 (in Lier en Eeklo), Anton Bergmann Bergmann, Anton
Anton Bergmann (1835-1874), zoon van George Bergmann, was een Lierse advocaat, Vlaamsgezind liberaal polemist, historicus en vernieuwend schrijver. Lees meer
in 1898 (in Lier) en Willems nog een tweede keer in 1899 (in Gent). Op Miry, de componist van De Vlaamse Leeuw De Vlaamse Leeuw
De Vlaamse Leeuw (1847) is een nationaal Vlaams lied op tekst van Hippoliet van Peene en muziek van Karel Miry. Op 11 juli 1985 werden tekst en muzikale notatie officieel vastgelegd als V... Lees meer
, na, waren het allen letterkundigen. Dat was uiteraard geen toeval: de 19de-eeuwse Vlaamse beweging was immers aanvankelijk vooral een literaire en taalkundige beweging geweest.

In de loop van de 20ste eeuw werden zij door vele anderen gevolgd. Onder hen waren componisten en liedjesschrijvers als Peter Benoit (Antwerpen, 1934 en Harelbeke, 1951), Jef van Hoof (Boechout, 1960), Emiel Hullebroeck Hullebroeck, Emiel
Emiel Hullebroeck (1878-1965) was een Vlaamsgezinde componist en dirigent. Hij is van grote betekenis geweest voor de Vlaamse liedbeweging in de 20ste eeuw en voor het sociale statuut van... Lees meer
(Gentbrugge, 1969), Armand Preud’homme Preud'homme, Armand
Armand Preud’homme (1904-1986) was organist en toondichter. Zijn bekendste lied is Kempenland. Ook dirigeerde hij geregeld tijdens Vlaams-nationalistische evenementen zoals het Vlaams-Nat... Lees meer
(Hasselt, 1981) en Willem de Meyer De Meyer, Willem
Willem de Meyer (1899-1983) was een promotor van het Vlaamse volkslied, die een belangrijke rol speelde binnen het Vlaams-Nationaal Zangverbond. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij bet... Lees meer
(Borgerhout, 1993), alsook Vlaamsgezinden uit de politiek en de flamingantische actie, als Karel Buls (Brussel, 1928 en 1987), Adolf Daens Daens, Adolf
Priester Adolf Daens (1839-1907) was de grondlegger en het boegbeeld van de daensistische beweging en van de Christene Volkspartij. Lees meer
(Aalst, 1957), Modest van Assche Van Assche, Alfons
Alfons van Assche (1891-1945) was als dom Modest abt van de Sint-Pietersabdij van Steenbrugge. Hij was tijdens het interbellum geestelijk leider van de Katholieke Jongeren Vredesactie. Hi... Lees meer
(Erembodegem, 1961), Hector Plancquaert Plancquaert, Hector
Hector Plancquaert (1863-1953) was via zijn weekblad Het Recht een spilfiguur binnen de daensistische beweging. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij als radicale flamingant betrokken bi... Lees meer
(Wortegem, 1970), en de ondernemer Lieven Gevaert Gevaert, Lieven
Lees meer
(Mortsel, 1941/1954). Toch bleven ook nu de schrijvers het talrijkst: Emmanuel Hiel Hiel, Emanuel
Emanuel Hiel (1834-1899) was een Vlaamse dichter en schrijver. Als radicaal-democratische, vrijzinnige flamingant speelde hij een belangrijke rol in het Vlaamsgezinde verenigingsleven in ... Lees meer
(Schaarbeek, 1907) kreeg een gedenkteken, en Albrecht Rodenbach Rodenbach, Albrecht
Albrecht Rodenbach (1856-1880) was een West-Vlaams studentenleider en dichter, die een sleutelrol speelde in het ontstaan van de Blauwvoeterij en de katholieke Vlaamse studentenbeweging. ... Lees meer
(Roeselare, 1909), nogmaals Conscience (Blankenberge, 1912), Guido Gezelle Gezelle, Guido
Guido Gezelle (1830-1899) was een Vlaamse priester die de Vlaamse volkstaal verdedigde binnen het algemeen Nederlands. Hij verwierf grote bekendheid als lyrisch dichter van religieuze nat... Lees meer
(Kortrijk, 1903 en Brugge, 1930), Jan R. Snieders Snieders, Jan
Lees meer
(Turnhout, 1930), Jozef Simons Simons, Jozef
Jozef Simons (1888-1948) was een Kempische schrijver, die vooral bekendheid vergaarde met zijn oorlogsroman Eer Vlaanderen vergaat (1927). Lees meer
(Turnhout, 1949), Maurits Sabbe Sabbe, Maurits
Maurits Sabbe (1873-1938), zoon van Julius Sabbe, was een Germaans filoloog, een Vlaamsgezinde liberaal en een vrijzinnige letterkundige, hoogleraar en conservator van het museum Plantin-... Lees meer
(Brugge, 1950), Hugo Verriest Verriest, Hugo
De Vlaamsgezinde en progressieve priester en letterkundige Hugo Verriest (1840-1922) was een van de belangrijkste intellectuele inspirators van de katholieke flamingantische scholieren- e... Lees meer
(Deerlijk, 1951 en Oostduinkerke, 1963), Jan Hammenecker Hammenecker, Jan
Jan Hammenecker (1878-1932) was een Vlaamse priester, leraar, dichter en schrijver, die invloed uitoefende op de Vlaamse scholieren- en studentenbeweging en de katholieke vlaamse meisjesb... Lees meer
(Mariekerke, 1957), Johanna Courtmans-Berchmans Berchmans, Johanna
Lees meer
(Maldegem, 1961), De Witte en Ernest Claes Claes, Ernest
Ernest Claes (1885-1968) was een schrijver van volkse romans en verhalen en een leidend ambtenaar in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Na de Tweede Wereldoorlog werd hij vervolgd wege... Lees meer
(Zichem, 1964 en 1985), Filip de Pillecyn De Pillecyn, Filip
Filip De Pillecyn (1891-1962) was schrijver en journalist. Hij was actief in de Frontbeweging, werkte voor De Standaard en De Tijd en stichtte het satirisch weekblad Pallieter. Tijdens de... Lees meer
(Hamme, 1966), Eugeen van Oye Van Oye, Eugeen
Eugeen van Oye (1840-1926) was een arts, dichter en toneelschrijver. Hij was de leerling van Guido Gezelle en vertoefde in de kringen van Peter Benoit. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was ... Lees meer
(Gistel, 1969), Stijn Streuvels Lateur, Frank
Lees meer
(Heule, 1971), Ferdinand Snellaert Snellaert, Ferdinand A.
Ferdinand Augustijn Snellaert (1809-1872) was een arts, filoloog, letterkundige en leidende figuur in de Vlaamse beweging. Lees meer
(Gent, 1972), Alice Nahon Nahon, Alice
Alice Nahon (1896-1933) was een populaire Vlaamse dichteres. Lees meer
(Putte, 1990) en nog anderen.

Portret en betekenis

De vroegste van deze standbeelden waren veelal het werk van dezelfde kunstenaars die ook de monumenten voor historische figuren hadden ontworpen, en zij volgden grotendeels dezelfde vormentaal. Schrijvers als Theodoor van Ryswyck Van Ryswyck, Theodoor
Theodoor van Ryswyck (1811-1849) was een Vlaamse dichter die in dichtbundels, kranten en tijdschriften een omvangrijk literair oeuvre bij elkaar schreef. Met zijn gedichten gaf hij vorm a... Lees meer
(1864), Prudens van Duyse Van Duyse, Prudens
Lees meer
(1893) en Karel Lodewyck Ledeganck Ledeganck, Karel L.
Karel Lodewijk Ledeganck (1805-1847) was een Vlaams ambtenaar, politicus, jurist en dichter uit Eeklo. Hij was een cultuurflamingant en schreef een dichterlijke trilogie die in de Vlaamse... Lees meer
(1897) kregen in Antwerpen, Dendermonde respectievelijk Eeklo, échte standbeelden: ze stelden de geëerde recht- en vrijstaand voor, met slechts enkele attributen, op een hoog voetstuk. Zij drukten vooral uit dát de betrokkene belangrijk was en eer verdiende. Dit traditionele standbeeld zou echter snel aan belang inboeten. Er werden manieren gezocht om de vormentaal te vernieuwen en de betekenis meer centraal te stellen. Het monument voor Albrecht Rodenbach Rodenbach, Albrecht
Albrecht Rodenbach (1856-1880) was een West-Vlaams studentenleider en dichter, die een sleutelrol speelde in het ontstaan van de Blauwvoeterij en de katholieke Vlaamse studentenbeweging. ... Lees meer
, een werk van Jules Lagae Lagae, Juul
Jules Lagae (1862-1931) was een West-Vlaamse beeldhouwer die bustes en standbeelden ontwierp voor verschillende bekende figuren uit de Vlaamse beweging en zelf ijverde voor Nederlandstal... Lees meer
, dat in 1909 in Roeselare werd onthuld, stelde nog wel de figuur rechtopstaand op een hoog voetstuk voor, maar hij ‘staat’ er niet zomaar, zijn houding is ongewoon: met zijn linkerhand houdt de dichter een papierrol tegen de borst geklemd, zijn rechterarm is gestrekt, op de hand een opwiekende blauwvoet Blauwvoet
De Blauwvoet werd sinds 1875 een van de meest vertrouwde symbolen van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging en de Vlaamse beweging. Het was ontleend aan Concience’s De Kerels van Vlaan... Lees meer
. Dat motief is ontleend aan De Kerels van Vlaanderen (1870), een historische roman van Hendrik Conscience. Toen in 1875 in het Klein Seminarie van Roeselare Klein Seminarie van Roeselaere
In het Klein Seminarie van Roeselare, opgericht in 1806, liepen tal van belangrijke figuren uit de Vlaamse beweging school of gaven er les (Gezelle, Verriest, Rodenbach). In 1875 ontstond... Lees meer
‘de Groote Stooringe’ uitbrak, een conflict tussen de superior en Vlaamsgezinde leerlingen, onder wie Rodenbach, namen deze laatsten de blauwvoet als symbool en ‘Vliegt de Blauwvoet, Storm op Zee’ als leuze aan. De bronzen Rodenbach heft zijn hoofd hoog naar de stormvogel. Het daardoor zeer herkenbare profiel van het beeld heeft het monument tot een van de bekendste symbolen van de Vlaamse beweging gemaakt.

Vaak echter leidde de toevoeging van betekenis en symboliek ertoe dat het portret van de geëerde zelf minder plaats kreeg. Een eerbetoon aan een ‘groot man’ hoefde niet meer te bestaan uit zijn beeltenis. Toen in 1898 een wedstrijd werd uitgeschreven voor een monument voor Jan Frans Willems Willems, Jan Frans
Jan Frans Willems (1793-1846), de “vader van de Vlaamse beweging”, was dichter, polemist, filoloog, tekstediteur en initiatiefnemer of lid van tal van academies en genootschappen in binne... Lees meer
in Gent, bepaalde het reglement dat de ingediende ontwerpen Willems in elk geval moesten verbeelden ‘als verheerlijkte verpersoonlijking van den Vlaamschen strijd’ en dat het geheel ‘slank, sierlijk en indrukwekkend’ moest zijn, maar het stond de kunstenaars brij te opteren voor een portret of voor een ‘zinnebeeldige’ voorstelling. Uiteindelijk werd een ontwerp van beeldhouwer Isidoor de Rudder en architect Paul Hankar bekroond: het bestond uit een beeldengroep van twee allegorische figuren op een voetstuk, met onderaan een buste van Willems.

Later werd het gangbaar de voorstelling van de gevierde te beperken tot een borstbeeld of een basreliëf, als onderdeel van een groter geheel. Deze beslissing was vaak ingegeven door het feit dat de oprichting van een ‘echt’ standbeeld omslachtiger en duurder was. Anderzijds bood de inpassing van het portret in grotere, allegorische voorstellingen ook de mogelijkheid de boodschap, die de initiatiefnemers en kunstenaars met het monument wilden uitdragen, te versterken. Nevenfiguren die voordien aan het voetstuk waren aangebracht en de voorstelling van de held op de sokkel wisselden van plaats. Het monument voor de Antwerpse dichter Jan van Beers Van Beers, Jan
Jan van Beers (1821-1888) was een Vlaams leraar en dichter uit Antwerpen. Lees meer
, dat in 1892 in het Antwerpse stadspark werd onthuld, bestond uit een drie meter hoge arduinen zuil, met daarop een levensgrote, gevleugelde vrouwenfiguur, met een lauwerkrans in de rechterhand. Op de zuil was een medaillon aangebracht, een bronzen reliëf met het profiel van de dichter en een schrijfveer, een inktpot en twee olijftakken, een verwijzing naar de naam van de rederijkerskamer waartoe hij behoorde.

Monumenten vormden een onderdeel van de beeldhouwkunst en architectuur, en zij volgden dan ook de evolutie daarvan. Het groeiende modernisme waarmee dit gepaard ging, zorgde evenwel voor spanningen. Zo werd bij de oprichting van het standbeeld van Guido Gezelle Gezelle, Guido
Guido Gezelle (1830-1899) was een Vlaamse priester die de Vlaamse volkstaal verdedigde binnen het algemeen Nederlands. Hij verwierf grote bekendheid als lyrisch dichter van religieuze nat... Lees meer
, dat in 1930, naar aanleiding van het eeuwfeest van zijn geboorte, in Brugge werd opgericht, discussies gevoerd tussen ‘traditionalisten’ en ‘modernisten’. In het Gezellecomité dat in 1927 werd gevormd, zetelden katholieken, socialisten en liberalen, en de voorzitters waren August Vermeylen Vermeylen, August
August Vermeylen (1872-1945) was een schrijver, literatuur- en kunsthistoricus, en socialistisch senator. In het tijdschrift Van Nu en Straks, waarvan hij de leiding had, publiceerde hij ... Lees meer
en de Gezelle-biograaf Aloïs Walgrave Walgrave, Aloïs
Aloïs Walgrave (1876-1930) was een pastoor, leraar en dichter. Hij onderwees aan het Klein Seminarie van Hoogstraten en besteedde veel aandacht aan de moedertaal en poëzie, in het bijzond... Lees meer
. De bekende architect Henry van de Velde maakte een ontwerp voor het architecturale decor van het monument, met trappen, terrassen en waterpartijen, waarin een beeld (van vijf à zes meter hoog) zou worden geplaatst. Voor het maken van dat beeld koos Van de Velde resoluut voor Oscar Jespers, terwijl anderen, onder wie Walgrave, opteerden voor Jules Lagae Lagae, Juul
Jules Lagae (1862-1931) was een West-Vlaamse beeldhouwer die bustes en standbeelden ontwierp voor verschillende bekende figuren uit de Vlaamse beweging en zelf ijverde voor Nederlandstal... Lees meer
. Eén van de elementen in de discussie was de inschatting van Jespers’ ontwerp als ‘te modern’. De stemming verliep in het voordeel van Lagae, waarna Van de Velde zijn architectonisch ontwerp dreigde in te trekken en het tot een breuk kwam tussen het comité en het Brugse stadsbestuur. Walgrave zorgde er echter voor dat het stadsbestuur, buiten het comité om, doorzette en opteerde voor het ontwerp van Lagae. Zijn werk werd op 4 mei 1930, in het kader van grootse Gezellefeesten en in aanwezigheid van koning Albert I van Saksen-Coburg, Albert I
Koning Albert I (1875-1934) werd aan de vooravond van en tijdens de Eerste Wereldoorlog geconfronteerd met een radicaliserende Vlaamse beweging. De communautaire kwestie groeide daardoor ... Lees meer
en koningin Elizabeth feestelijk onthuld. Het beeld stelde Gezelle voor als een oude man, met een gegroefd gezicht, recht- en vrijstaand, in een uiterst minimaal decor (een ruw uitgewerkte borstwering) en met slechts één attribuut, een brevier in zijn linkerhand. Het had een hoge sokkel, die echter veel eenvoudiger was dan in de negentiende eeuw gebruikelijk was, en daarom ook wel kritiek oogstte: ‘Iedereen vindt het standbeeld prachtig,’ zo schreef Het Belfort Het Belfort
Het Belfort was een Vlaams katholiek tijdschrift ‘toegewijd aan Letteren, Wetenschap en Kunst’. Het verscheen van 1886 tot 1899. Lees meer
, ‘maar sommigen kunnen het voetstuk niet goedkeuren. Dit voetstuk is niet in den gewonen trant opgevat en doet misschien op ’t eerste zicht wel ongewoon aan. Het werd toch door den kunstenaar in eens met het standbeeld ontworpen en harmonieert door zijn eenvoudigheid en strengheid op een zeer slaande wijze met de sobere lijnen van het standbeeld.’

De nederlaag van Van de Velde en Jespers in de strijd om het Brugse Gezellemonument was echter niet definitief. Amper een paar jaar later zouden de modernisten een bescheiden succes boeken en mochten zij het monument voor Peter Benoit ontwerpen dat in 1934 op de Kunstlei (de latere Frankrijklei), voor de Koninklijke Vlaamse Opera, werd opgericht. Het geheel bestond uit twee waterbassins en een achterwand met de naam van de componist en een grote lier, waaruit water vloeit. Vooraan was een lagere muur waarop Benoits belangrijkste werken vermeld stonden. De lier, symbool van ‘Vlaanderens harpenaar’, was het werk van Jespers. De reacties op het monument zelf waren op zijn minst verdeeld. Toeschouwers troepten samen; ‘de menschen kijken en staren. De meesten worden er niet wijs uit’, zo constateerde een eigentijdse verslaggever in het tijdschrift Brussel. Om het wat ‘menselijker’ te maken, werd het geheel, op aandringen van burgemeester Camille Huysmans Huysmans, Camille
Camille Huysmans (1871-1968) was een Vlaamsgezinde socialistische politicus, die van 1933 tot 1940 burgemeester van Antwerpen was, tweemaal een ministerpositie bekleedde en een jaar lang ... Lees meer
en het schepencollege, opgesmukt met bomen en bloemen – tot verontwaardiging van Van de Velde: ‘Ik ben gisterenavond zoo diep verontwaardigd en vernederd uit Antwerpen teruggekomen,’ zo schreef hij aan Huysmans op 12 juni 1938, ‘dat ik niet nalaten mag U ervan kennis te geven. […] op al de muren van het streng en zuiver archtektonisch opgevat gedenkteeken pronken bloembakken met geraniums!’ In 1951 besliste de Antwerpse gemeenteraad het monument, dat ‘in de weg van het verkeer’ lag, over te brengen naar de tuin van De Harmonie, aan de Mechelsesteenweg, waar het verder verkommerde en vergeten raakte, tot het in 2016-2017 werd gerestaureerd. Daarbij werden de pompen en de waterzuiveringsinstallatie hersteld, zodat er ook weer water in het bassin staat. Op dit Benoitmonument van Van de Velde was (en is) geen beeltenis van de componist te zien. De gevierde was uit beeld verdwenen.

Toch werden ook in de tweede helft van de 20ste eeuw nog wel beelden opgericht, die de geëerde figuur ten voeten uit voorstelden. Soms weken zij daarbij af van het traditionele standbeeld en portret. Dat is het geval bij het gedenkteken voor de daensistische Daensistische beweging
Daensistische beweging is de verzamelnaam voor een geheel van feiten, opvattingen, organisaties, personen en strijdmiddelen die tijdens de late 19de en de vroege 20ste eeuw een onderdeel... Lees meer
Vlaams-nationalist Hector Plancquaert Plancquaert, Hector
Hector Plancquaert (1863-1953) was via zijn weekblad Het Recht een spilfiguur binnen de daensistische beweging. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij als radicale flamingant betrokken bi... Lees meer
, dat de VTB in 1970 in zijn geboorteplaats Wortegem heeft opgericht. Het werk van Paul de Wilde en Georges Leroy verbeeldde de figuur van politicus en schrijver, maar dan in een sterk geabstraheerde vorm. Vaak echter bleven de monumenten veeleer realistisch en traditioneel van uitwerking, zoals het standbeeld van Eugeen van Oye Van Oye, Eugeen
Eugeen van Oye (1840-1926) was een arts, dichter en toneelschrijver. Hij was de leerling van Guido Gezelle en vertoefde in de kringen van Peter Benoit. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was ... Lees meer
, een werk van Lode Willaert, dat in 1969 door de Vlaamse Toeristenbond Vlaamse Toeristenbond
VTB-VAB (1922) was een cultureel-toeristische organisatie die bijdroeg aan de ontwikkeling van het toerisme en de mobiliteit in Vlaanderen. Ze was door haar financiële en culturele slagkr... Lees meer
(VTB) werd opgericht in Gistel, waar de dichter en toneelauteur zijn laatste jaren had doorgebracht. Ook de andere portretvormen, die reeds vroeger waren ontwikkeld, kregen na de Tweede Wereldoorlog navolging. Na Conscience en Snieders kregen nog andere gemonumentaliseerde Vlaamsgezinden een ‘zitbeeld’, zoals   Johanna Courtmans-Berchmans Berchmans, Johanna
Lees meer
(Maldegem, 1961), Armand Preud’homme Preud'homme, Armand
Armand Preud’homme (1904-1986) was organist en toondichter. Zijn bekendste lied is Kempenland. Ook dirigeerde hij geregeld tijdens Vlaams-nationalistische evenementen zoals het Vlaams-Nat... Lees meer
(Hasselt, 1981) en Karel Buls Buls, Karel
Lees meer
(Brussel, 1987).

Het streven niet alleen de figuur van de geëerde zelf te verbeelden, leidde er ook toe dat aandacht meer werd gericht op haar of zijn verwezenlijkingen. Aangezien velen die monumentaal werden vereeuwigd, schrijvers waren, bestonden een aantal recentere gedenktekens uit evocaties van hun werk. Ook oudere monumenten bevatten verwijzingen naar het oeuvre van de vereerde schrijvers, bijvoorbeeld door de vermelding van titels of van een aantal versregels op een zuil of op het voetstuk. Naderhand zouden de verwijzingen anekdotischer worden, door personages uit het werk van de auteur zelf voor te stellen. Daarbij konden zij (als nevenfiguren) aanwezig zijn, als onderdeel van grotere ensembles, waarin ook de beeltenis van de schrijver voorkwam, zoals in het geval van het monument dat Frans Joris ontwierp voor Anton Bergmann (Lier, 1898): de buste van de schrijver staat er hoog op een sokkel, aan de voet waarvan personages uit zijn roman Ernest Staes zijn voorgesteld.

Later zou ook hier de beeltenis van de schrijver zelf verdwijnen, en werd de evocatie van zijn werk zelf voldoende als eerbetoon. Emiel Hullebroeck werd geëerd met een monument dat niet hemzelf, maar een ‘creatie’ voorstelde. In 1969 werd in Gentbrugge Tineke van Heule onthuld, een levensgroot werk, door de VTB besteld bij Luc van Parijs. Het monument voor De Witte, van beeldhouwer Albert Poels Poels, Albert
Lees meer
en architect Hubert Semal (Zichem, 1964), naar aanleiding van de honderdste druk van de roman van Ernest Claes Claes, Ernest
Ernest Claes (1885-1968) was een schrijver van volkse romans en verhalen en een leidend ambtenaar in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Na de Tweede Wereldoorlog werd hij vervolgd wege... Lees meer
, onthuld in aanwezigheid van de auteur, bestond uit drie, in een driehoek opgestelde, panelen, waarop acht scènes uit het verhaal van De Witte waren verbeeld. Dat de afwezigheid van het beeld van schrijver zelf door sommigen als een gemis werd ervaren, blijkt onder meer uit het feit dat het monument in 1985 – en dus ná het overlijden van Claes (en van Poels) – werd ‘vervolledigd’ met een traditionalistisch beeld van de schrijver zelf, die De Witte op zijn schouders draagt. Toch zouden kunstenaars verdergaan. Het Streuvelsmonument dat in 1971, naar aanleiding van de honderdste verjaardag van de schrijver in zijn geboortedorp Heule werd onthuld, bestond uit een molensteen op een sokkel. De kunstenaar, de Kortrijkse beeldhouwer Jan van de Kerckhove, ‘heeft Streuvels willen huldigen met een monumentaal teken, dat bij hem veel meer uitdrukt dan een louter portret. De stenen zon, tegelijk molensteen, verenigt in zich de oerkrachten vuur en aarde. In de steen werd niets anders dan het zonneteken uitgehouwen, dat als fossiel vergroeid is met de steen; zo is ook in de taal van Streuvels steeds een echo van de oerelementen aanwezig.’

Grafmonumenten

Een vergelijkbare stilistische evolutie is ook zichtbaar bij een specifieke vorm van monumenten, namelijk grafmonumenten. Ook zij zijn, zij het gebonden aan een specifieke locatie (begraafplaatsen), bedoeld om de herinnering aan de gestorvene te bewaren, en ook zij werden door de Vlaamse beweging ingezet om haar illustreren te eren. In de loop van de 19de eeuw zijn tal van Vlaamse ‘voormannen’ begraven en hebben sommigen, als eerbetoon, een ‘praalgraf’ gekregen. Omdat dat duur was, gebeurde dat gewoonlijk met een vorm van collectieve financiering, waarbij via intekeningen geld werd opgehaald en vaak ook verenigingen daarvoor het initiatief namen. Vaak werd een gelegenheidscomité gevormd, met prominenten, dat de oprichting van het grafmonument op zich nam.

Een eigen stijl en vormentaal werden daar door de Vlaamse beweging in de 19de eeuw niet voor ontwikkeld. De praalgraven volgden grotendeels de algemene tendensen van de funeraire architectuur, en werden veelal in een classicistische of eclectische stijl opgetrokken. Voor katholieke grootheden als Guido Gezelle en Leonard de Bo De Bo, Leonardus
Leonard-Lodewijk de Bo (1826-1885) was een priester, jarenlang leraar aan het Sint-Lodewijkscollege in Brugge en overleden als pastoor-deken van Poperinge. Hij was lexicoloog van het West... Lees meer
werd, door toedoen van respectievelijk vader en zoon, Jean-Baptiste-Emmanuel en Jean-Baptiste-Charles de Béthune, een neogotische stijl gehanteerd, maar dat was veeleer een uitzondering. Specifieke symbolen – zoals de Vlaamse Leeuw – was op deze 19de-eeuwse graven ook nog nauwelijks te zien. Veelal vormden zij een decoratief geheel, met allegorische figuren, waarin de voorstelling van de geëerde, als beeld, buste of reliëf, en ook een grafschrift verwerkt waren. De inhuldiging van het grafmonument, meestal enige tijd na het overlijden, ging met een plechtigheid met toespraken en gelegenheidsdichtwerk, en soms ook met een herbegraving. Heel wat Vlaamse groten hebben op die manier een praalgraaf gekregen, zoals Jan Frans Willems Willems, Jan Frans
Jan Frans Willems (1793-1846), de “vader van de Vlaamse beweging”, was dichter, polemist, filoloog, tekstediteur en initiatiefnemer of lid van tal van academies en genootschappen in binne... Lees meer
, Karel Lodewijk Ledeganck Ledeganck, Karel L.
Karel Lodewijk Ledeganck (1805-1847) was een Vlaams ambtenaar, politicus, jurist en dichter uit Eeklo. Hij was een cultuurflamingant en schreef een dichterlijke trilogie die in de Vlaamse... Lees meer
, Prudens van Duyse Van Duyse, Prudens
Lees meer
, Hippoliet van Peene Van Peene, Hippoliet
Hippoliet van Peene (1811-1864) was een huisarts en toneelauteur. Hij schreef de tekst voor De Vlaamse Leeuw, dat later het Vlaamse volkslied zou worden. Met zijn vele oorsponkelijk theat... Lees meer
, Ferdinand Snellaert Snellaert, Ferdinand A.
Ferdinand Augustijn Snellaert (1809-1872) was een arts, filoloog, letterkundige en leidende figuur in de Vlaamse beweging. Lees meer
en Jan van Beers Van Beers, Jan
Jan van Beers (1821-1888) was een Vlaams leraar en dichter uit Antwerpen. Lees meer
. Het meest notoire voorbeeld is ook hier Hendrik Conscience. Zijn graf, later naar het Schoonselhof overgebracht, bevond zich aanvankelijk op het Kielkerkhof. Het was een indrukwekkend geheel, ontworpen door Frans Joris, bestaande uit een grote obelisk, met de naam en levensdata van de schrijver, en een sarcofaag waarop hij als gisant (ligbeeld) te zien is, met daarvoor een grote liggende leeuw. Aan de plechtigheid bij de onthulling, op 19 september 1886, namen meer dan honderdvijftig verenigingen deel.

Na de Eerste Wereldoorlog Eerste Wereldoorlog
De Vlaamse beweging is fundamenteel getekend door de Eerste Wereldoorlog. De oorlog maakte een verregaande democratisering onafwendbaar, met wezenlijke gevolgen voor het politieke draagv... Lees meer
, toen een deel van de Vlaamse beweging een radicaler karakter kreeg, had dat ook een impact op de grafmonumenten. Er brak een periode aan waarin, zoals Jeffrey Tyssens schreef, ‘niet alleen begrafenissen een omstreden politiek karakter zouden krijgen maar waarin ook met een zekere regelmaat grafschendingen zouden plaatsvinden tegen tombes van (vooral prominente) Vlamingen’. De grafmonumenten werden veel meer een flamingantisch en politiek statement. De vormgeving werd sterk beïnvloed door de Eerste Wereldoorlog en de IJzertoren IJzertoren
De IJzertoren is een Vlaamsgezind monument in Diksmuide, dat in 1928-1930 werd opgericht als eerbetoon aan de Vlaamse soldaten die sneuvelden aan het IJzerfront tijdens de Eerste Wereldoo... Lees meer
, die in 1930 in Diksmuide was opgericht. In de crypte daarvan werden in vroege jaren 1930 ‘ IJzersymbolen IJzersymbolen
Lees meer
’, onder wie Joe English English, Joe
Joe English (1882-1918) was een Brugse kunstschilder, die zijn grote faam binnen de Vlaamse beweging vooral ontleende aan zijn tekenwerk als frontkunstenaar. Lees meer
, Renaat de Rudder De Rudder, Renaat
Renaat de Rudder (1897-1917) was actief in de Frontbeweging. Nadat hij werd gedood tijdens een verkenningstocht, ging De Rudder als een van de ‘IJzersymbolen’ deel uitmaken van de Vlaams-... Lees meer
en de gebroeders Van Raemdonck Gebroeders van Raemdonck
De broers Edward en Frans van Raemdonck waren twee Vlaamsgezinde soldaten in het Belgische leger, die door hun gezamenlijke dood op het slagveld symbool gingen staan voor zowel de ideale ... Lees meer
, die voordien op andere kerkhoven lagen, herbegraven en samengebracht. Op hun graf kwam het bekende ‘heldenhuldezerk’, met een Keltisch kruis, de voorstelling van een blauwvoet, en het ‘ AVV-VVK Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus (AVV-VVK)
Deze leuze werd in 1881 gelanceerd door Frans Drijvers in het scholierentijdschrift De Student. Ze verwoordde de dubbele motivatie van Vlaamsgezindheid en ultramontaanse geloofsijver die ... Lees meer
’, dat ook op de toren te zien was. Deze symboliek en vormentaal zouden voortaan worden nagevolgd voor heel wat graven van (radicale) flaminganten. Het achterliggende idee was dat van martelaarschap en heldendom, die niet enkel betrekking hadden op de oorlog, maar ook de strijd tegen België. De associatie van deze heldenhuldezerken Heldenhuldezerken
Lees meer
met activisme Activisme
Het begrip activisme verwijst naar de fractie van flaminganten die tijdens de Eerste Wereldoorlog bereid was om politiek of anderszins samen te werken met de Duitse bezetter en financiële... Lees meer
en collaboratie Collaboratie
Collaboratie verwijst naar de samenwerking met de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog, in casu van het Vlaams-nationalisme en een deel van de Vlaamse beweging. Lees meer
, zorgde ook voor tegenkanting en de vernieling van graven, wat hun symboolwaarde nog deed toenemen. Vernielingen deden zich onder meer voor bij de graven van de priester en dichter Caesar Gezelle Gezelle, Caesar
Caesar Gezelle (1875-1939) was een Vlaamse Rooms-katholieke priester, dichter en leraar. Hij behoorde tot de blauwvoeterijbeweging en was de beheerder van het archief van zijn oom Guido G... Lees meer
, Hendrik Veltmans Veltmans, Hendrik
Hendrik Veltmans (1866-1954) was van 1920 tot 1948 pastoor in Sint-Martens-Voeren en verwierf bekendheid als pleitbezorger van het Vlaams karakter en de belangen van de Vlamingen van de V... Lees meer
, een Vlaamsgezinde pastoor in Voeren, en Wim Maes Maes, Wim
Wim Maes (1925-1968) was tijdens de Tweede Wereldoorlog betrokken bij de collaboratie. Hij trad in 1952 toe tot de Vlaamse Militanten Orde en werd een van de leidende figuren. Hij was van... Lees meer
, een leider van de Vlaamse Militanten Orde Vlaamse Militanten Orde (1950-1971)
De Vlaamse Militanten Orde was een Vlaams-nationale militantenorganisatie die werd opgericht in 1950, aanvankelijk ter ondersteuning van de Vlaams-nationale partijpolitiek. Lees meer
(VMO).

Ondanks de grotere en meer beladen betekenis die aan grafmonumenten in de 20ste eeuw werd gehecht, werden de stijl en vormentaal soberder. Monumentale en soms protserige praalgraven werden nauwelijks nog opgericht. Bij de vertegenwoordigers van de gematigde Vlaamse beweging bevatten de graven – net zoals in de 19de eeuw – weinig expliciet nationalistische tekenen. Hoewel men aanvankelijk nog lijkt terug te deinzen voor een al te modernistische vormentaal, vertonen sommige ontwerpen meer durf. Het grafmonument van de activistische dichter René de Clercq De Clercq, René
Lees meer
, ontworpen door Jozef Cantré Cantré, Jos
Lees meer
, in 1982 vanuit Nederland naar Deerlijk overgebracht, is daar een goed voorbeeld van. Het bevat geen verwijzingen naar martelaarschap en geen expliciete symboliek, en lijkt een artistiek veel meer dan een politiek statement. Cantré was een Vlaamsgezinde socialist, die in de jaren 1930 afstand nam van de extreemrechtse richting die het radicale flamingantisme uitging.

Na en door de Tweede Wereldoorlog werden eerdere tendensen versterkt. Opnieuw speelden organisaties een rol bij de organisatie en financiering, zoals het Verbond van Vlaamse Oud-Strijders Verbond VOS
Het Verbond der Vlaamse Oud-Strijders (VOS), opgericht in 1919, was een flamingantische vereniging voor oud-strijders van de Eerste Wereldoorlog, die in de loop van het interbellum tot ee... Lees meer
(VOS) en het IJzerbedevaartcomité, maar soms ook de VTB en het Davidsfonds Davidsfonds
Het Davidsfonds is een katholieke Vlaamse cultuurvereniging, die werd opgericht in januari 1875. Lees meer
. De aandacht voor het heldenhuldezerk herleefde. De graven uit de jaren 1940 tot 1970 betroffen vaak prominente flaminganten voor wie, aldus Tyssens, ‘de Eerste Wereldoorlog het belangrijkste referentiepunt was’. Anderzijds werden ook mensen begraven die hebben gecollaboreerd. In veel gevallen zijn daar evenwel amper of geen sporen van te vinden op hun graven, en blijven de flamingantische referenties beperkt tot een referentie aan (de vorm van) de IJzertoren en het ‘AVV-VVK’. Toch leidde de omstreden status van de betroffen personen tot acties van mede- en tegenstanders, zoals bij de graven van Cyriel Verschaeve Verschaeve, Cyriel
Cyriel Verschaeve (1874-1949) was een West-Vlaamse priester, literair auteur, kunstbeschouwer en publicist, die bekend werd als icoon van de Frontbeweging en het opkomende Vlaams-national... Lees meer
en Staf de Clercq De Clercq, Staf
Staf de Clercq (1884-1942) was een Vlaams-nationalistische politicus, die zijn politieke carrière begon als kamerlid voor de Frontpartij. Hij staat vooral bekend als stichter en eerste l... Lees meer
. Verschaeve was begraven in Solbad Hall in Oostenrijk, waar hij in 1949 was gestorven; in 1973 werd zijn stoffelijk overschot daar door leden van VMO ontgraven en kreeg het een nieuw graf in Alveringem. De Clercq kreeg bij zijn dood in 1943 een praalgraf op de Kesterheide, betaald door het VNV. Het graf werd zowel vereerd als besmeurd, en in 1944 en 1945 bij explosies beschadigd. Na onvrede van het lokale bestuur van Kester werd het graf naar Leerbeek overgebracht, waar het gemeentebestuur in 1968 het opschrift van het graf liet verwijderen. Later hebben opnieuw leden van VMO De Clercqs overschot ontgraven en clandestien bewaard, tot het een graf kreeg in Asse, en in 1979 ook een nieuwe grafsteen.

Het gebruik en de dienstbaarheid van monumenten

De waarde en het belang van monumenten zitten in de betekenis die zij overdragen.

Van veel van de geëerde figuren, ook zij die door de Vlaamse beweging uitdrukkelijk als hun vertegenwoordigers werden beschouwd, was de betekenis meervoudig. Dit impliceert dat over een gedenkteken gelijktijdig verschillende discoursen kunnen worden gevoerd. De betekenissen zijn terug te vinden in alles wat over en naar aanleiding van de gedenktekens werd gezegd en geschreven, in de rol die hen wordt toebedeeld in plechtigheden die bij het monument werden georganiseerd, en ook in de omgang met het monument door de lokale gemeenschap en de ruimere omgeving. Daarbij gaat het niet enkel om de ‘beslissingen’ van overheden of het discours dat door een intellectuele elite wordt ontwikkeld, maar evenzeer om meer spontane interactie – of het gebrek daaraan.

Een cruciaal onderdeel van betekeniscreatie is het moment en manier waarop het initiatief wordt genomen. Vaak groeide het voornemen een gedenkteken op te richten in de schoot van wetenschappelijke of literaire genootschappen, of van culturele en Vlaamsgezinde verenigingen. Niet zelden werd er daarbij uitdrukkelijk naar gestreefd vertegenwoordigers van andere verenigingen en andere strekkingen bij het initiatief te betrekken; het was immers van belang dat het breed werd gedragen. De rol die lokale overheden bij de oprichting van monumenten speelden, kon verschillend zijn. Aanvankelijk beperkten zij hun tussenkomst tot enkele cruciale aspecten, met name de financiering en de keuze van een locatie voor de standbeelden. In de laatste decennia van de 19de eeuw zouden zij meer tussenbeide komen, soms zelf initiatieven nemen (die ook kaderden in een politiek van stadsverfraaiing).

In de 20ste eeuw traden de stadsbesturen weer meer op de achtergrond en stelden zij minder gemakkelijk geld ter beschikking. Anderzijds werden niet altijd gelegenheidscomités opgericht, maar werd actiever opgetreden door bestaande organisaties, zoals het Davidsfonds en vooral de Vlaamse Toeristenbond (VTB). Die nam het initiatief nam voor het aanbrengen van talloze gedenkplaten, maar ook voor de oprichting van grotere monumenten, zoals die voor De Witte en Ernest Claes (Zichem, 1964), Filip de Pillecyn (Hamme, 1966), Tineke van Heule (Gentbrugge, 1969) en Hector Plancquaert (Wortegem, 1970). Zoals eigenlijk al altijd het geval was geweest, werden de meeste monumenten bekostigd door middel van gemengde financiering. Een gedeelte van de kosten werd gedragen door de nationale, provinciale en lokale overheden, een ander gedeelte werd, aanvankelijk door middel van intekeningen, bijeengebracht door maatschappijen en privé-personen.

De onthulling van een monument vormde vanzelfsprekend een tweede belangrijk moment van betekeniscreatie. Vaak kaderde zij in grootse festiviteiten naar aanleiding van een eeuwfeest of een andere verjaardag, zoals de David David, Jan-Baptist
Jan-Baptist David (1801-1866) was een katholiek priester, en vanaf 1834 hoogleraar nationale taal, letterkunde en geschiedenis aan de Katholieke Universiteit in Mechelen en Leuven. Hij sp... Lees meer
feesten in Lier (1897) of de Gezelle Gezelle, Guido
Guido Gezelle (1830-1899) was een Vlaamse priester die de Vlaamse volkstaal verdedigde binnen het algemeen Nederlands. Hij verwierf grote bekendheid als lyrisch dichter van religieuze nat... Lees meer
feesten in Brugge (1930). Een vast onderdeel van deze festiviteiten waren muziekuitvoeringen, niet zelden met gelegenheidswerk. Jan Blockx Blockx, Jan
Jan Blockx (1851-1912) was een leerling en opvolger van Peter Benoit als directeur van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen. Hij componeerde Nederlandstalige muziekstukken die internat... Lees meer
componeerde Hulde aan Conscience voor de onthulling van het zitbeeld van de schrijver in 1883, en bij de onthulling van het Consciencemonument in Blankenberge in 1912 klonk Eer aan U, Conscience van Karel Candael. Vaak werd naar aanleiding van de onthulling van een monument een gelegenheidscantate geschreven. Dat gebeurde ter gelegenheid van de onthulling (of de verplaatsing) van de standbeelden van onder meer van Theodoor van Ryswyck (1884, cantate van Benoit), Ledeganck (1897, Benoit), Van Duyse (1893, G.H. Hilge), Hiel (1907, Karel Walpot) en Snieders (1930, Lodewijk van Dessel). Eenmaal het monument zijn plaats had gekregen, kon het een rol blijven spelen.

Een ‘gedenkteken’ was per definitie duurzaam, bedoeld om blijvend aan de vereerde figuur te herinneren. Het was een plaats van herinnering, soms van cultus. Dat men vooral bij volgende herdenkingen en eeuwfeesten naar het monument terugkeerde, ligt voor de hand. Toen in 1951 de vijftigste verjaardag van het overlijden van Benoit werd gevierd, werden niet alleen aan zijn graf, maar ook aan het monument op de Frankrijklei bloemen neergelegd. Ook Albrecht Rodenbach werd vaak herdacht, onder meer in 1932 en in 1956, het eeuwfeest van zijn geboorte. Dat was ingezet met het Nationaal Congres van het Davidsfonds, dat in september 1955 in het Klein Seminarie in Roeselare werd gehouden, en naar aanleiding waarvan ‘men met tientallen en tientallen leeuwenvlaggen, achter honderd knapen in keurige uniformen en met bloemen en kransen in de handen, gevolgd door de congressisten begeleid door het Gildemuziek zich naar het De Coninckplein begaf voor de Rodenbachhulde. Dit standbeeld is een der dierbaarste symbolen van Vlaanderen geworden, zo zegde Z.E.H. Janssen, en wij voelen ons hier op onze plaats’ (De Nieuwe Gids, 5 september 1955). Kort daarvoor was in Dendermonde de honderdvijftigste verjaardag van Prudens van Duyse gevierd. Onderdeel van de officiële plechtigheid daar, met de steun van het stadsbestuur georganiseerd door het Davidsfonds, was een optocht van het geboortehuis van de schrijver, naar de ‘Square Van Duyse’, een plantsoen bij het gerechtsgebouw, waar het standbeeld van de schrijver, verhuisd wegens de herinrichting van de Vlasmarkt, in 1927 een nieuwe plaats had gekregen. Ook daar werden bloemen neergelegd.

De ‘plaats’ van de herdenking

Uiteraard is de locatie altijd belangrijk geweest. Het ging daarbij niet om een keuze, maar om de bepaling van de plaats waar het gedenkteken thuishoorde. Gedenktekens waren niet alleen een eerbetoon van ‘het land’ of ‘het Vlaamse volk’, maar evenzeer van een stad aan één van haar eigen grote zonen. De glorie en cultuswaardigheid van deze grote landgenoten stralen af op de stad die zich op hun aanwezigheid kon beroemen. De initiatiefnemers, inclusief de lokale overheden, cultiveerden op die manier niet alleen de vereerde figuur, maar evenzeer zichzelf. De rechten die een stad (of streek) op een vereerde figuur en dus op zijn monument kon doen gelden, hielden verband met zijn biografie en in het bijzonder met zijn geboorte, maar even goed konden meerdere steden en gemeenten rechten laten gelden. Een biografie van een persoon kon immers meer dan één locatie rechtvaardigen. Hij was niet alleen ergens geboren en gestorven, maar had op meerdere plaatsen gewoond en dingen verwezenlijkt. Er was geen reden om niet meerdere monumenten voor iemand op te richten, en dat gebeurde dan ook.

Albrecht Rodenbach bijvoorbeeld kreeg behalve zijn standbeeld ook nog andere gedenktekens, gedenkplaten in Leuven, aan het huis waar hij had gewoond, en aan zijn sterfhuis in Roeselare. En naar aanleiding van het eeuwfeest van zijn overlijden in 1980 werden nog meer monumenten gecreëerd, in de Roeselaarse Rodenbachwijk, en aan een muur op de speelplaats van het Klein Seminarie, waar in 1875 ‘de Groote Stooringe’ had plaatsgevonden. De dichteres Alice Nahon Nahon, Alice
Alice Nahon (1896-1933) was een populaire Vlaamse dichteres. Lees meer
kreeg in 1990 een buste in Putte, waar de familie van haar moeder van afkomstig was en de dichteres vele vakanties had doorgebracht. Het monument, een werk van Liliane van Lierde, kwam er in de voortuin van de Alice Nahonschool te staan. Maar ook in Tessenderlo, waar zij tussen 1917 en 1922 verbleef en er twee dichtbundels schreef, plande men een gedenkteken. En eerder al was zij geëerd met gedenkplaten aan het huis in Putte waar ze vaak had verbleven, en op de Antwerpse Grote Markt, waar ze was geboren. Ook Camille Huysmans Huysmans, Camille
Camille Huysmans (1871-1968) was een Vlaamsgezinde socialistische politicus, die van 1933 tot 1940 burgemeester van Antwerpen was, tweemaal een ministerpositie bekleedde en een jaar lang ... Lees meer
, socialistisch politicus en één van de ‘ Drie Kraaiende Hanen Drie Kraaiende Hanen
De ‘drie kraaiende hanen’ was de benaming voor de drie volksvertegenwoordigers die in 1910-1911 over de partijgrenzen heen een campagne voor de vernederlandsing van de Rijksuniversiteit G... Lees meer
’, kreeg een standbeeld zowel in Antwerpen (1981), waar hij burgemeester is geweest en waarmee hij politiek het meest verbonden mee is, als in zijn geboorteplaats Bilzen (1994). Ook de toekenning van straatnamen Straatnamen
Straatnamen kunnen als monumenten fungeren die een bepaalde nationalistische of andere politiek-ideologische agenda reflecteren. In de geschiedenis van de Vlaamse beweging dienden straatn... Lees meer
was een manier om de herinnering aan een persoon ruimtelijk te multipliceren en te spreiden, al hoeft het eerbetoon van een straatnaam niet per se gebonden te zijn aan de feitelijke biografie van de betreffende persoon.

De proliferatie van gedenktekens impliceerde dat monumenten niet alleen in grote en middelgrote steden, maar ook in dorpen en wijken werden opgericht. Dit leidde onder meer tot het feit dat gedenktekens kleiner werden, vaak beperkt tot losstaande portretbustes, aangepast aan de beurs van particuliere initiatiefnemers en lokale gemeenschappen. Monumenten kregen daardoor deels andere vormen en functies. Kleinere gedenktekens als borstbeelden en gedenkplaten gaven nu (bij wijze van spreken) alle plaatsen aan die iets met de persoon in kwestie te maken hadden. Dat waren niet alleen symbolische, maar ook reële, authentieke plaatsen. Op die manier werden talloze locaties en gemeenschappen in de uithoeken van Vlaanderen met het Vlaamse pantheon en het Vlaamse erfgoed verbonden, en deelden zij de collectieve herinnering die de Vlaamse beweging had gevormd.

In de 19de eeuw had de Vlaamse beweging helden gecultiveerd die zij met anderen moest delen, in de 20ste eeuw zou ze veel meer een ‘eigen’ pantheon uitbouwen, waarop ze een monopolie kon laten gelden. Deze ontwikkeling werd ook weerspiegeld in de kunstenaars die de gedenktekens van de Vlaamse beweging hebben ontworpen. Aanvankelijk waren dat veelal kunstenaars die zelf niet met de Vlaamse zaak geassocieerd waren. Dat geldt voor beroemde architecten als Horta, Hankar en Van de Velde, die (mee)werkten aan de monumenten voor Van Duyse, Van Beers, Willems en Benoit, maar ook voor de meeste beeldhouwers die in de 19de en de vroege 20ste eeuw monumenten ontwierpen. Het waren vaak gevestigde kunstenaars, die deze opdrachten wensten en aanvaardden, niet omdat zij zich met de Vlaamse zaak identificeerden, maar omdat het interessant en lucratief werk was. Het vormde veelal slechts een beperkt deel van hun oeuvre.

In de 20ste eeuw deed zich, wat dit betreft, een dubbele ontwikkeling voor. Enerzijds werden, in de fase van de proliferatie van Vlaamse gedenkcultuur, veel monumenten ontworpen door lokale kunstenaars. Anderzijds traden beeldhouwers op de voorgrond die als ‘eigen’ aan de Vlaamse beweging kunnen worden beschouwd, en zich op dit soort werk toelegden. Vanaf het einde van de 19de eeuw waren dat onder meer de Antwerpse beeldhouwer Frans Joris, die de monumenten voor Conscience (1883), Frans de Cort (1895) en Anton Bergmann (1898) realiseerde, en de Roeselaarse beeldhouwer Jules Lagae, de auteur was van de standbeelden van Ledeganck (1897), Rodenbach (1909) en Gezelle (1930). Lagae noemde zich ‘fier op zijn Vlaamse afkomst’, maar paste anderzijds ook in het ‘officiële’ artistieke bedrijf van zijn tijd en creëerde in 1905 nog, samen met Thomas Vinçotte, Het zegevierend België, het indrukwekkende vierspan dat prijkt op de triomfboog van het Jubelpark. Later ontpopte onder meer Albert Poels zich, vooral in jaren 1950 en 1960, tot één van de monumentale beeldhouwers van de Vlaamse beweging. Hij ontwikkelde een eigen stijl, aanvankelijk onder invloed van het kubisme en expressionisme, gaandeweg steeds meer figuratief, terwijl zijn werk anderzijds ook een versobering doormaakte. Poels portretteerde politici als Camille Huysmans, Achille van Acker Van Acker, Achille
Achille van Acker (1898-1975) was een socialistische politicus uit Brugge, die in het begin van zijn carrière een tijdlang lid was van de Frontbeweging. Na de Tweede Wereldoorlog bekleedd... Lees meer
en Paul-Willem Segers Segers, Paul-Willem
Paul-Willem Segers (1900-1983) was secretaris van het ACW en achtereenvolgens KVV- en CVP-politicus, die na de Tweede Wereldoorlog verschillende ministerposities bekleedde. Hij was betrok... Lees meer
en legde zich toe op religieuze en monumentale beeldhouwkunst, en in 1945 maakte ontwierp hij een monument voor de Belgische Weerstand. Later werkte hij aan monumentale verbeeldingen van een aantal Vlaamse mythen, met onder meer Reinaert de Vos in het stadspark van Sint-Niklaas (1958) en de Lange Wapper bij het Steen in Antwerpen (1963). Hij werd dan ook één van de geliefde kunstenaars voor de VTB, die hem diverse opdrachten gaf, onder meer voor het Witte-monument in Zichem (1964) en voor de gedenktekens van Jef van Hoof in Boechout (1960) en van De Pillecyn in Hamme (1966).

Dat er heel wat monumenten zijn opgericht, dat sommige daarvan een rol bleven spelen in huldigingen en herdenkingen, moet niet doen vergeten dat dit ook vaak níét gebeurde. Monumenten werden niet alleen gemaakt en onthuld, heel wat zijn er ook verwaarloosd en – met de figuren die ze eerden – vergeten. Of ze raakten vervallen, moesten plaats ruimen voor iets anders, werd naar minder zichtbare plaatsen verhuisd of gewoonweg afgebroken. Historische figuren zijn niet alleen vatbaar voor eerbied en verering, maar evengoed voor verwaarlozing en onverschilligheid.   

Literatuur

– A. Vanhoutryve, Brugse stand- en borstbeelden. Historische analyse en retrospectieve, Brugge, 1989.
– P. Verbraeken, Standbeelden in Vlaanderen, in: J. van Lennep (red.), De 19e-eeuwse Belgische beeldhouwkunst, Brussel, 1990, dl.1, pp. 169-196.
– B. Stroobants, De “Vlaemsche School” in brons en steen, in: Na & Naar Van Dyck. De romantische recuperatie in de 19de eeuw, Antwerpen, 1999, pp. 25-33.
– J. Tollebeek en T. Verschaffel, “A Profitable Company”. Het pantheon als historisch genre in het negentiende-eeuwse België, in: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden, nr. 115, 2000, pp. 223-243.
– A. Stynen, Een geheugen in fragmenten. Heilige plaatsen van de Vlaamse beweging, Tielt, 2005.
– K. Aerts & B. Bevernage, Het spokend verleden en de onmacht van de rede. Hoe radicaal-Vlaanderen het verleden in het heden houdt in: Tijdschrift voor Geschiedenis, jg. 121, 2008, nr. 2, pp. 148-161.
– B. Benvindo en E. Peeters, Scherven van de oorlog. De strijd om de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog, Antwerpen, 2011.
– K. Shelby, Flemish Nationalism and the Great War. The Politics of Memory, Visual Culture and Commemoration, Basingstoke, 2014.
– F. Seberechts (red.), Onsterfelijk in uw steen. Soldatengraven, Heldenhulde en de groote oorlog, Antwerpen, 2016.
– A. Fuhrmann, “En vandaag kunnen wij verzekeren: Verschaeve is niet dood!" Discours en retoriek tijdens de bedevaarten naar Solbad Hall (1950-1973), in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 79, 2020, nr. 4, pp. 221-292.

Suggestie doorgeven

2023: Tom Verschaffel

Databanken

Inhoudstafel